ECLI:NL:RBROT:2025:12889

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
C/10/705993 / JE RK 25-1815
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing en uitbreiding bezoekregeling in jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 oktober 2025, wordt het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te vervallen te verklaren en een uitbreiding van de bezoekregeling met haar kinderen afgewogen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F. Pool, heeft verzocht om elke week onbegeleid contact met haar kinderen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en de vader gezamenlijk gezag hebben over [voornaam minderjarige 2] en dat de moeder alleen gezag heeft over [voornaam minderjarige 1]. De kinderrechter heeft de procedure en de relevante stukken in overweging genomen, waaronder het verzoekschrift van de moeder en de correspondentie van de vader. Tijdens de zitting op 16 oktober 2025, die met gesloten deuren plaatsvond, was de vader niet aanwezig, terwijl de moeder ook niet verscheen, maar haar advocaat het verzoek handhaafde. De GI heeft aangegeven dat de moeder de bezoekregeling niet is nagekomen en dat er zorgen zijn over haar psychische toestand na een recente bevalling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig is opgesteld en dat uitbreiding van de bezoekregeling niet in het belang van de kinderen is. Het verzoek van de moeder is dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/705993 / JE RK 25-1815
Datum uitspraak: 16 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[naam moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. F. Pool, kantoorhoudende in Rotterdam,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader],
hierna te noemen de vader van [voornaam minderjarige 2] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (PI) op een voor de rechtbank bekend adres,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 1 september 2025;
- het e-mailbericht van de vader van [voornaam minderjarige 2] van 2 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- mr. A.L. Witteveen, de advocaat van de moeder, die heeft waargenomen voor
mr. F. Pool;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon A] .
1.3.
De vader van [voornaam minderjarige 2] is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat hij wel juist is opgeroepen. Naar aanleiding van de oproep van de rechtbank heeft de vader van [voornaam minderjarige 2] niet aangegeven dat hij aanwezig wil zijn op de zitting zodat transport voor hem geregeld zou kunnen worden vanuit de PI. De moeder is ook niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij juist is opgeroepen. Tijdens de zitting heeft de GI meegedeeld dat de moeder op 10 oktober 2025 is bevallen van een dochter en dat zij in het geboortehotel verblijft. Namens de moeder heeft haar advocaat aangegeven dat het verzoek behandeld kan worden, nu mr. F. Pool het verzoek met de moeder heeft besproken. Gelet op het voorgaande heeft de kinderrechter besloten de behandeling van de zaak voort te zetten.
1.4.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 2] . De moeder is belast met het gezag over [voornaam minderjarige 1] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven bij de partner van de vader van [voornaam minderjarige 2] .
2.3.
Bij beschikking van 11 februari 2025 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld met ingang van 11 februari 2025 tot 11 februari 2026.
2.4.
Bij beschikking van 3 september 2025 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg verlengd tot 11 februari 2026.
2.5.
De GI heeft op 18 augustus 2025 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
‘Beslissing:
De GI stelt de volgende regeling vast:
- De bezoeken met uw kinderen worden begeleid door een jeugdbeschermer van de GI.
- De bezoeken vinden plaats op de Dynamostraat in Rotterdam.
- De bezoeken vinden plaats eenmaal in de drie weken van 15.15 uur tot 16.15 uur.
- U laat maximaal 1 dag van te voren weten of u aanwezig zult zijn bij het bezoek.
Dit betekent dat u dinsdag (wanneer het bezoek op woensdag is) of woensdag (wanneer het bezoek op donderdag is) voor 10:00 uur laat weten of u aanwezig zult zijn bij het bezoek.
- U laat dit weten aan de jeugdbeschermer door middel van een WhatsApp-bericht of door middel van een e-mail.
Op de volgende dagen is een begeleid bezoek gepland met uw kinderen:
21 augustus 2025
10 september 2025
2 oktober 2025
23 oktober 2025
Na afloop van deze duur zal het verloop van deze regeling worden geëvalueerd. De evaluatie zal plaatsvinden op 28 oktober om 14:00 uur op de Dynamostraat.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt primair de schriftelijke aanwijzing geheel, dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen waarbij de moeder elke week voor de duur van drie uur onbegeleid contact heeft met de minderjarigen. Subsidiair verzoekt de moeder een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen die de kinderrechter in goede justitie juist acht en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting het verzoek gehandhaafd en voor de onderbouwing verwezen naar de inhoud van het verzoek. Mr. F. Pool heeft het verzoek met de moeder besproken. De waarnemend advocaat heeft echter geen contact meer met de moeder kunnen krijgen om de feiten en omstandigheden nog nader te bespreken.
4.2.
De GI heeft ter zitting het volgende meegedeeld. Gelet op het belang van
family lifewil de GI de bezoeken tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] opstarten. Daarbij is het belangrijk dat er zicht is op de situatie van de moeder en het verloop van de bezoeken. De GI heeft de moeder uitgenodigd om de Schriftelijke Aanwijzing te bespreken en deze mondeling toegelicht. De GI heeft een vooraankondiging aan de moeder gegeven. De Schriftelijke Aanwijzing is wat de GI betreft voldoende onderbouwd. De moeder is de bezoeken met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] niet nagekomen. Zij is op geen enkel bezoek met hen verschenen. De moeder heeft wel telefonisch contact met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Dit contact verloopt echter moeizaam. Zo heeft [voornaam minderjarige 1] de moeder uitsluitend begroet en wil hij haar verder niet spreken. De moeder heeft moeite om bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] aan te sluiten. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] willen geen andere bezoekregeling. Daar komt bij dat de pleegmoeder geen vergoeding krijgt voor het vervoer van de kinderen naar de bezoeken en dat het perspectief van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] niet thuis ligt. De GI hoopt dat de moeder naar de evaluatie van de bezoeken komt. Zo niet, dan zullen de bezoeken worden verminderd. De GI wil zien hoe de begeleide bezoeken verlopen. De moeder weigert echter contact met de jeugdbeschermer en verbreekt direct de verbinding op het moment dat de jeugdbeschermer met de moeder telefonisch contact opneemt. Het is dan ook onduidelijk hoe het met de moeder gaat. Daar komt bij dat de GI en het ziekenhuis na de bevalling van de moeder twijfels hebben over de psychische toestand van de moeder. Er zijn positieve urinecontroles naar aanleiding van drugsgebruik door de moeder. Een toename in de frequentie van de bezoeken is dan ook niet passend.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de gecertificeerde instelling ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
5.2.
Op grond van artikel 1:265f, eerste lid, BW kan de GI voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige voor de duur daarvan de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken. Op grond van artikel 1:265f, tweede lid, BW geldt de beslissing van de gecertificeerde instelling als een schriftelijke aanwijzing. Artikel 264 en artikel 265 BW zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
5.3.
Op grond van artikel 1:264, eerste lid, BW kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
5.4.
Op grond van artikel 1:263, tweede en derde lid, BW is de moeder in haar verzoek ontvankelijk nu zij met de vader gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige 2] heeft en over [voornaam minderjarige 1] eenhoofdig gezag heeft, zij de beslissing van de GI bij de indiening van het verzoek heeft overgelegd en zij het verzoek binnen twee weken na verzending van de Schriftelijke Aanwijzing heeft ingediend.
5.5.
Ter beoordeling ligt voor of er redenen zijn om deze Schriftelijke Aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. De kinderrechter overweegt het volgende.
5.6.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in maart 2025 uit huis zijn geplaatst nadat de moeder niet in staat was om de verzorging en opvoeding van hen op zich te nemen. Sindsdien hebben elke twee weken gedurende een uur begeleide bezoeken door de pleegzorgwerker of jeugdbeschermer plaatsgevonden op een neutrale locatie. Tijdens deze bezoeken is gebleken dat de moeder moeite heeft om de bezoeken de gehele duur vorm te geven, dat de moeder regelmatig geen contact heeft met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en dat zij in stilte naast elkaar hebben gezeten. Daar komt bij dat op 27 juni 2025 een incident heeft plaatsgevonden tussen de moeder en de vorige jeugdbeschermer. Daarbij heeft de moeder zich langere tijd dreigend en agressief naar de jeugdbeschermer opgesteld, waarbij [voornaam minderjarige 1] en soms ook [voornaam minderjarige 2] de moeder hebben moeten tegenhouden. Vervolgens is de inzet van de politie nodig geweest om ervoor te zorgen dat de jeugdbeschermer met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op een veilige manier kon vertrekken. Naar aanleiding van het incident is de bezoekregeling aangepast. Tijdens een gesprek met de moeder is dit incident en de aanpassing van de bezoekregeling op 22 juli 2025 besproken en is de vooraankondiging van de Schriftelijke Aanwijzing per brief aan de moeder bevestigd. Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter dan ook van oordeel dat de Schriftelijke Aanwijzing door de GI zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd. Nu daarnaast ook gebleken is dat de moeder sindsdien de bezoekregeling niet meer is nagekomen, acht de kinderrechter uitbreiding van deze regeling zoals door de moeder verzocht, niet in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Daarom zal de kinderrechter het verzoek van de moeder afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025 door
mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 28 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking staat geen hoger beroep open. [1]

Voetnoten

1.Artikel 807 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).