Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
mr. F. Pool;
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
family lifewil de GI de bezoeken tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] opstarten. Daarbij is het belangrijk dat er zicht is op de situatie van de moeder en het verloop van de bezoeken. De GI heeft de moeder uitgenodigd om de Schriftelijke Aanwijzing te bespreken en deze mondeling toegelicht. De GI heeft een vooraankondiging aan de moeder gegeven. De Schriftelijke Aanwijzing is wat de GI betreft voldoende onderbouwd. De moeder is de bezoeken met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] niet nagekomen. Zij is op geen enkel bezoek met hen verschenen. De moeder heeft wel telefonisch contact met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Dit contact verloopt echter moeizaam. Zo heeft [voornaam minderjarige 1] de moeder uitsluitend begroet en wil hij haar verder niet spreken. De moeder heeft moeite om bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] aan te sluiten. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] willen geen andere bezoekregeling. Daar komt bij dat de pleegmoeder geen vergoeding krijgt voor het vervoer van de kinderen naar de bezoeken en dat het perspectief van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] niet thuis ligt. De GI hoopt dat de moeder naar de evaluatie van de bezoeken komt. Zo niet, dan zullen de bezoeken worden verminderd. De GI wil zien hoe de begeleide bezoeken verlopen. De moeder weigert echter contact met de jeugdbeschermer en verbreekt direct de verbinding op het moment dat de jeugdbeschermer met de moeder telefonisch contact opneemt. Het is dan ook onduidelijk hoe het met de moeder gaat. Daar komt bij dat de GI en het ziekenhuis na de bevalling van de moeder twijfels hebben over de psychische toestand van de moeder. Er zijn positieve urinecontroles naar aanleiding van drugsgebruik door de moeder. Een toename in de frequentie van de bezoeken is dan ook niet passend.
5.De beoordeling
6.De beslissing
mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 28 oktober 2025.