ECLI:NL:RBROT:2025:12937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
10-268631-24 en 10-078739-24 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak met vrijspraak voor opzetheling en veroordeling voor medeplegen van poging tot ontploffing en schuldheling

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van opzetheling en medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de opzetheling, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Echter, de rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de poging tot ontploffing en schuldheling. De feiten vonden plaats op 14 augustus 2024, toen de verdachte samen met anderen probeerde mortierbommen te laten ontploffen bij een woning in Vlaardingen. Dit leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de bewoners. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op van 180 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de jeugdreclassering en begeleiding door een coach. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet kon worden vastgesteld dat de schade rechtstreeks het gevolg was van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn achtergrond en plannen om naar Aruba te verhuizen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10-268631-24 en 10-078739-24 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 4 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 21 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. D. ter Laak, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10-078739-24 impliciet primair ten laste gelegde (opzetheling);
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10-268631-24 primair ten laste gelegde (teweegbrengen ontploffing) en het onder parketnummer 10-078739-24 impliciet subsidiair ten laste gelegde (schuldheling);
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering), zal meewerken aan de begeleiding door de coach van Stichting Jongerenwerk op Zuid (JOZ), zich zal inspannen voor het hebben van een dagbesteding, zich zal houden aan een contactverbod met de medeverdachten en zich zal houden aan een locatieverbod voor de [naam locatie] in Vlaardingen, waarbij de bijzondere voorwaarden alleen gelden gedurende de tijd dat de verdachte in Nederland ingeschreven staat/gevestigd is;
  • met opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder parketnummer 10-078739-24 impliciet primair ten laste gelegde opzetheling niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-268631-24 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10-078739-24 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10-268631-24
hij op
of omstreeks14 augustus 2024 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen
misdrijf om
opzettelijk
brand te stichten en/ofeen ontploffing teweeg te brengen (in/bij een woning
gelegen
op/aan de [adres 2] ),
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten nabijgelegen panden en
/ofstraatmeubilair en
/ofin dat/die pand(en) aanwezige goederen en
/of- levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in dat/die pand(en) aanwezige personen
te duchten was
open vuur in aanraking heeft gebracht met
een ofmeerdere stuk
(ken
) (zwaar
)vuurwerk,
althans een brandbare stofen dit (vervolgens)
bij/naar voornoemde
woning heeft
gelegd/gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 10-078739-24
hij op
of omstreeks18 januari 2024 te Rotterdam,
een bromfiets (VIN: [chassisnummer] )
, althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
deverwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed
wist, althansredelijkerwijs had
moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10-268631-24
medeplegen van een poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
Parketnummer 10-078739-24
schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op zestienjarige leeftijd samen met anderen geprobeerd om twee mortierbommen te laten ontploffen bij een woning. De verdachte is weliswaar niet de persoon die de mortierbommen heeft aangestoken, maar hij is wel degene die, op verzoek van een onbekend gebleven persoon, op zoek is gegaan naar iemand die dat wilde doen en heeft deze persoon ook instructies gegeven. De twee mortierbommen zijn aangestoken en in de voortuin van de woning van de slachtoffers gegooid, terwijl deze slachtoffers, een moeder met twee jonge kinderen, thuis waren. Hun gevoel van veiligheid is hierdoor ernstig aangetast. De slachtoffers waren ten tijde van het gepleegde feit in rouw, omdat de vader van de kinderen twee dagen daarvoor was overleden. Dit rouwproces is door het toedoen van de verdachte ernstig verstoord. Het gepleegde feit heeft dan ook diepe sporen bij het getroffen gezin achtergelaten, zoals ook ter zitting naar voren is gebracht. Dat de slachtoffers nog steeds niet weten van wie de opdracht of het idee voor het plaatsen van de explosieven kwam, is extra beangstigend. Het handelen van de verdachte heeft niet alleen gevolgen gehad voor de slachtoffers zelf, maar dit soort misdrijven veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de gehele samenleving.
Daarnaast heeft de verdachte op zestienjarige leeftijd een scooter gehad waarvan hij had moeten vermoeden dat deze gestolen was. De verdachte heeft hierdoor geprofiteerd van een misdrijf dat door (een) ander(en) is gepleegd. Dergelijke feiten bevorderen het plegen van diefstallen en berokkenen schade aan de slachtoffers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit de justitiële documentatie van 20 oktober 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming heeft rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 april 2024 en 1 november 2024.
Ter zitting heeft jeugdreclasseerder [persoon A] naar voren gebracht dat de nu achttienjarige verdachte, die een aantal jaren geleden vanuit Aruba naar Nederland is gekomen, niet op zijn plek lijkt te zijn in Nederland. Hij heeft zijn schoolexamen niet gehaald, heeft geen inkomen, geen dagbesteding en hangt veel op straat. De verdachte is van plan om in december 2025 terug te gaan naar Aruba, waar hij bij zijn opa en oma kan wonen en bij zijn opa kan werken. De jeugdreclassering adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie. Gelet op het voorgenomen vertrek van de verdachte naar Aruba, wordt geadviseerd daar geen bijzondere voorwaarden aan te verbinden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de rol van de verdachte bij de poging tot het laten ontploffen van mortierbommen bij de woning. Op basis van het dossier en de verklaring van de verdachte ter zitting is aannemelijk geworden dat de verdachte door een derde onder druk is gezet om op zoek te gaan naar iemand om de ontploffing teweeg te brengen. De rechtbank legt daarom een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist.
Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, legt de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk op. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om hier bijzondere voorwaarden aan te verbinden, te weten een meldplicht bij de jeugdreclassering, begeleiding door de coach van JOZ en een inspanningsverplichting voor een dagbesteding. Omdat de verdachte van plan is om terug te gaan naar Aruba en dit het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden bemoeilijkt, zal de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarden alleen gelden gedurende de tijd dat de verdachte in Nederland is gevestigd. De rechtbank wil daarmee voorkomen dat de bijzondere voorwaarden in de weg staan aan een nieuwe start voor de verdachte op Aruba. Zowel voor de verdachte persoonlijk, als voor de beperking van het recidiverisico, verwacht de rechtbank dat het vertrek naar Aruba een goede stap is. De verdachte heeft tot vier jaar geleden op Aruba gewoond en heeft op Aruba een steunend netwerk en een baan. De rechtbank vindt de bijzondere voorwaarden wel noodzakelijk voor de periode dat de verdachte nog in Nederland verblijft, of voor het geval hij om welke reden dan ook toch niet naar Aruba zou verhuizen of binnen de proeftijd terugkeert.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding een contactverbod met de medeverdachten en een locatieverbod voor de [naam locatie] in Vlaardingen op te leggen. Voor deze inperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte bestaat onvoldoende aanleiding, omdat de verdachte zich al meer dan een jaar lang, namelijk sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 3 oktober 2024, aan een contact- en locatieverbod heeft gehouden en er geen aanwijzingen zijn dat hij in de toekomst contact zal opnemen met de medeverdachten of zich in de [naam locatie] zal bevinden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Vorderingen benadeelde partijen
Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en [benadeelde 2] , ter zake van het onder parketnummer 10-268631-24 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partijen vorderen alle drie betaling van een bedrag van € 20.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering tot vergoeding van de proceskosten is ingetrokken.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen van alle drie de benadeelde partijen toewijsbaar tot een bedrag van € 5.000,- , hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen, nu niet duidelijk is welk deel van de gestelde schade rechtstreeks het gevolg is van het ten laste gelegde feit. De beantwoording van die vraag levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat nader onderzoek nodig is. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat aannemelijk is dat de verdachte is uitgebuit. Hij is onder druk gezet door een derde. Een onderzoek naar het aandeel van de verdachte en de schade die hij heeft veroorzaakt levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de hoogte van de schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 500,- per benadeelde partij, omdat het bij een poging is gebleven en de verdachte een minder groot aandeel heeft gehad dan de medeverdachten.
8.4.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de gevorderde schadevergoedingen zien op (psychische) schade die is ontstaan door een reeks ontploffingen en pogingen daartoe. De benadeelde partijen hebben hierdoor ook een tijd hun woning moeten verlaten. Dit alles vond echter plaats vóórdat de poging tot het veroorzaken van een explosie op 14 augustus 2024 plaatsvond. De vraag die hier moet worden beantwoord is echter of de benadeelde partijen door het hier bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade hebben geleden. Dit vergt nader onderzoek en dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen zullen daarom in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.5.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-078739-24 impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10-268631-24 primair ten laste gelegde en onder parketnummer 10-078739-24 impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
140 (honderdveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
96 (zesennegentig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan de begeleiding door de coach van Stichting Jongerenwerk op Zuid, zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal inspannen voor het hebben en behouden van een zinvolle dagbesteding;
de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden gelden voor de duur dat de verdachte in Nederland woonachtig / gevestigd is;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zo lang als de veroordeelde in Nederland woonachtig / gevestigd is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. H. Biemond en R. van den Wildenberg, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10-268631-24
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 te Vlaardingen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
opzettelijk
brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen (in/bij een woning
gelegen op/aan de [adres 2] ),
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten nabijgelegen panden en/of
straatmeubilair en/of in dat/die pand(en) aanwezige goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in dat/die pand(en) aanwezige personen
te duchten was
open vuur in aanraking heeft gebracht met een of meerdere stuk(ken) (zwaar)
vuurwerk, althans een brandbare stof en dit (vervolgens) bij/naar voornoemde
woning heeft gelegd/gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2024 te Vlaardingen en/of Amsterdam en/of
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten opzettelijke brandstichting en/of het teweeg brengen van een ontploffing,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was (als omschreven in artikel
157 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen,
te weten
- een of meerdere stuk(ken)(zwaar) vuurwerk, althans een brandbare stof en/of
- open vuur en/of
- een auto (merk/type Opel Astra) en/of
- een of meerdere mobiele telefoon(s)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 10-078739-24
hij op of omstreeks 18 januari 2024 te Rotterdam,
een bromfiets (VIN: [chassisnummer] ), althans een goed heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.