In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2025 een vervolgbeschikking gegeven na een spoedbeslissing over de voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeboren baby, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Haaglanden, vanwege ernstige zorgen over de veiligheid van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er vermoedens zijn van toegebracht letsel, wat heeft geleid tot de beslissing om [minderjarige] uit huis te plaatsen bij de grootouders moederszijde.
De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben een advocaat, mr. J.M. Poortinga. Tijdens de zitting op 28 oktober 2025 waren de ouders, hun advocaat, en jeugdbeschermers van de betrokken instellingen aanwezig. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren gevoerd en heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van betrokken instanties.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Er zijn ernstige zorgen over het letsel dat [minderjarige] heeft opgelopen, en de ouders hebben geen passende verklaring voor de bevindingen van de medische onderzoeken. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond belast met de uitoefening van de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige].