ECLI:NL:RBROT:2025:12972

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
11467723 CV EXPL 24-33417
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een opleidingsovereenkomst in het kader van een tatoeagepraktijk

In deze zaak vordert eiser, een tatoeage artiest, nakoming van een opleidingsovereenkomst die hij met gedaagde, een grimeeropleiding volgende, heeft gesloten. De eiser stelt dat gedaagde op basis van deze overeenkomst € 18.750,- aan opleidingskosten verschuldigd is. Gedaagde betwist dit en stelt dat er geen sprake is van een daadwerkelijke opleiding, maar slechts van enkele aanwijzingen en tips. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van eiser niet kan worden toegewezen. De rechter overweegt dat de verbondenheid tussen de opleidingsovereenkomst en de overeenkomst tot opdracht (ZZP) betekent dat met het beëindigen van de laatste ook de eerste eindigt. Bovendien is het bedrag van € 25.000,- dat eiser noemt niet daadwerkelijk aan gedaagde ter beschikking gesteld voor een opleiding. De rechter concludeert dat het vorderen van nakoming in deze omstandigheden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW. De vordering wordt afgewezen en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.221,- worden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11467723 CV EXPL 24-33417
datum uitspraak: 10 oktober 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],die handelt onder de naam ‘[handelsnaam 1]’,
woonplaats: Almere,
eiser,
gemachtigde: [naam],
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam ‘[handelsnaam 2]’,
woonplaats: Asperen en zaakdoende te Schiedam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.P. Hellinga.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 december 2024, met producties;
  • het antwoord, met producties;
  • de brief van 21 augustus 2025 van de zijde van [eiser] met aanvullende processtukken;
  • de brief van 29 augustus 2025 van de zijde van [gedaagde] met 2 producties;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser].
1.2.
Op 1 september 2025 is de zaak tijdens een zitting met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] is een gerenommeerd tatoeage artiest en heeft sinds mei 2016 in Almere een tatoeage shop. [gedaagde] heeft van april 2021 tot november 2022 een grimeeropleiding gevolgd en afgerond en in die tijd gewerkt bij een andere tatoeage shop. Op enig moment zijn [gedaagde] en [eiser] met elkaar in contact gekomen. Dit contact heeft er toe geleid dat [eiser] en [gedaagde] per 1 november 2022 een ‘Opleidingsovereenkomst’ en een ‘Overeenkomst tot opdracht (ZZP)’ zijn overeengekomen. Op basis van deze overeenkomsten is [gedaagde] vijf dagen per week in de tatoeage shop van [eiser] gaan werken als zzp-er. Met ingang van 1 januari 2023 is tussen partijen ook een ‘Huurovereenkomst (tattoo stoel)’ tot stand gekomen. Op grond van deze huurovereenkomst huurt [gedaagde] een stoel in de tatoeage shop van [eiser] voor € 750,- exclusief btw per maand. Met ingang van 13 mei 2024 is [gedaagde] op haar verzoek drie dagen per week gaan werken. [gedaagde] heeft eind juni 2024 aan [eiser] kenbaar gemaakt dat zij wilde stoppen. Per brief van 15 juli 2024 heeft de gemachtigde van [gedaagde] de overeenkomsten opgezegd. [gedaagde] heeft vervolgens op 16 juli 2024 in de avond haar spullen opgehaald en de sleutel in de brievenbus van de shop achtergelaten.
2.2.
[eiser] eist, na vermindering van eis, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 18.750,- aan opleidingskosten en wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Volgens [eiser] is [gedaagde] op grond van de ‘Opleidingsovereenkomst’ de opleidingskosten en buitengerechtelijke kosten verschuldigd. [gedaagde] is het hier niet mee eens. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat aan haar geen bedrag van € 25.000,- is verstrekt en ook niet aan een derde voor een door haar te volgen opleiding tot ‘Tatoo Artist’. Van een opleiding was volgens [gedaagde] geen sprake omdat de enkele aanwijzingen en tips die zij van [eiser] heeft gekregen niet kwalificeren als een opleiding ter waarde van € 25.000,-. Voorts wijst [gedaagde] erop dat zij op grond van de ‘Overeenkomst van opdracht (ZZP)’ geheel zelfstandig en voor eigen rekening en risico tatoeages plaatste.
2.3.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [eiser] geen aanspraak kan maken op betaling van € 18.750,- aan opleidingskosten en wijst de vorderingen van [eiser] af.
Hierna zal deze beslissing worden toegelicht.
Welke afspraken hebben partijen gemaakt?
2.4.
Partijen hebben met ingang van 1 november 2022 een ‘Opleidingsovereenkomst’ en een ‘Overeenkomst tot opdracht (ZZP)’ gesloten.
2.5.
In de ‘Opleidingsovereenkomst’ waarin [eiser] wordt aangeduid als ‘Ondernemer’ en ‘[gedaagde]’ als ‘Cursist’ is voor zover van belang het volgende bepaald:
“(…)
In overweging nemende dat
- Ondernemer werkzaam is op het gebied van tatoeëren;
- Cursist behoefte heeft aan een opleiding tot het plaatsen van tatoeages;
- Ondernemer verklaart garant te staan voor 100% van de genoemde opleidingskosten in de opleidingsovereenkomst;
- Cursist is wegens de, aan hem ter financiering van voormelde training/opleiding, ter leen verstrekte gelden schuldig aan Ondernemer een bedrag groot: 25.000,00
- Partijen de voorwaarden waaronder de lening door Ondernemer aan Cursist verstrekt zal worden ten behoeve van de opleiding, in deze overeenkomst vast te leggen.
1. De hoofdsom
1.1
De hoofdsom welke door Ondernemer ter leen wordt verstrekt aan de Cursist bedraagt € 25.000,00 ten behoeve van de opleiding tot Tattoo Artist.
1.2.
De hoofdsom of het onafgeloste gedeelte daarvan zal worden kwijtgescholden onder de navolgende bepalingen:
(…)
c. na 60 gewerkte maanden in loondienst of als zzp-er bij/voor Ondernemer.
(…)
1.3
De studieschuld zal trapsgewijs afbouwen gedurende de loondienst of zzp samenwerking:
- van 0 gewerkte maanden tot 12 gewerkte maanden is 100% van de lening verschuldigd.
- van 13 gewerkte maanden tot 24 gewerkte maanden is 75% van de lening verschuldigd.
- van 25 gewerkte maanden tot 36 gewerkte maanden is 50% van de lening verschuldigd.
- van 37 gewerkte maanden tot 48 gewerkte maanden is 25% van de lening verschuldigd.
- vanaf 60 gewerkte maanden is 0% van de lening verschuldigd.
2. Opeisbaarheid van de hoofdsom
2.1
De geldlening (of het restant daarvan) is per direct opeisbaar (indien het te betalen bedrag niet in een keer kan worden voldaan, mag deze in termijnen over een periode van maximaal 5 jaar betaald worden) door Ondernemer zonder waarschuwing of ingebrekestelling indien:
a. de Cursist op eigen verzoek de studieovereenkomst beëindigd binnen de periode van 60 gewerkte maanden.
(…)”
2.6.
In de ‘Overeenkomst tot opdracht (ZZP)’ waarin [eiser] wordt aangeduid als ‘Opdrachtgever’ en [gedaagde] als ‘Opdrachtnemer’ is voor zover van belang het volgende bepaald:
“(…)
In overweging nemende
- Opdrachtgever werkzaam is op het gebied van tatoeëren;
- Opdrachtgever in het kader daarvan behoefte heeft aan ondersteuning bij het plaatsen van tattoeages;
- Opdrachtnemer als zodanig in staat en bereid is deze werkzaamheden uit te voeren;
(…)
1 De opdracht
1.1
Opdrachtnemer verplicht zich voor de duur van de overeenkomst de navolgende werkzaamheden te verrichten:
  • Plaatsen van tattoeages;
  • Helpen waar nodig in de shop indien nodig.
2 Uitvoeren van de opdracht
2.4.
Opdrachtnemer is bij het uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden geheel zelfstandig. Hij/zij verricht de overeengekomen werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht of leiding van Opdrachtgever. Opdrachtgever kan wel aanwijzingen en instructies geven omtrent het resultaat van de opdracht.
3 Duur van de overeenkomst
3.1
De opdracht vangt aan op 01-11-22 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
3.2
Opdrachtgever verklaart zich er uitdrukkelijk mee akkoord dat Opdrachtnemer ook ten behoeve van andere opdrachtgevers werkzaamheden verricht.
(…)
6 Vergoedingen en facturatie
6.1
Opdrachtnemer betaalt Opdrachtgever 35% van het netto bedrag per tattoeage vermeerderd met de btw.
(…)
6.4
Ingeval hulpmiddelen van Opdrachtgever nodig zijn bij de uitvoering van de opdracht, brengt Opdrachtgever de daarmee samenhangende kosten in rekening aan Opdrachtnemer. Neem als voorbeeld het aanschaffen van een tattoo machine.
7 Aansprakelijkheid en schade
7.1
Opdrachtnemer vrijwaart Opdrachtgever van alle schade claims welke betrekking hebben op de uitvoering van de werkzaamheden van de Opdrachtnemer
(…)
8 Verzekeringen
8.1
Opdrachtnemer neemt eigen verantwoordelijkheid voor het afsluiten van deugdelijke bedrijfsrechtbijstandsverzekeringen etc.
(…)”
2.7.
Vanaf 1 januari 2023 heeft [gedaagde] ook een huurovereenkomst met [eiser] gesloten voor de huur van een stoel in de shop van [eiser]. De huur per maand is vastgesteld op € 750,00 exclusief btw. In verband met deze huurovereenkomst hebben partijen de vergoeding die [gedaagde] aan [eiser] betaalt per geplaatste tatoeage (zie artikel 6.1. ‘Overeenkomst tot opdracht (ZZP)’) aangepast van 35% naar 15%.
Wat zijn de gevolgen van de opzegging?
2.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat het opzeggen van de ‘Huurovereenkomst (Tattoo stoel)’ tot gevolg heeft dat [gedaagde] geen gebruik meer kan maken van de stoel en geen huur meer hoeft te betalen. Ook is tussen partijen niet in geschil dat het opzeggen van de ‘Overeenkomst tot opdracht (ZZP)’, tot gevolg heeft dat [gedaagde] geen werkzaamheden meer zal uitvoeren in de shop van [eiser].
2.9.
Partijen zijn wel verdeeld over de vraag wat de consequenties zijn van de opzegging van de ‘Opleidingsovereenkomst’ door [gedaagde]. Op grond van artikel 2.1 sub a van die overeenkomst is het resterende bedrag van de geldlening direct opeisbaar indien [gedaagde] de opleiding binnen 60 maanden op eigen verzoek beëindigd en volgens artikel 1.3. bedraagt het resterende bedrag € 18.750,00 (75% van de geldlening) bij beëindiging na 21 maanden. [eiser] heeft zijn vordering op deze bepalingen gebaseerd.
Is nakoming vorderen in strijd met de redelijkheid en billijkheid?
2.10.
In beginsel zijn partijen gehouden om de afspraken die zij hebben gemaakt na te komen, maar een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 6:248 lid 2 BW).
2.11.
De kantonrechter is van oordeel dat er in dit geval sprake is van omstandigheden op grond waarvan het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om nakoming van de ‘Opleidingsovereenkomst’ te vorderen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat toen zij met elkaar in contact kwamen [eiser] al een zeer gerenommeerd tatoeage artiest was en [gedaagde] nog aan het begin van haar carrière stond. Door in de shop van [eiser] te gaan werken zou [gedaagde] van hem kunnen leren en zich verder ontwikkelen. Zoals verwoord door [eiser] tijdens de zitting zou [gedaagde] na vijf jaar enorm zijn gegroeid en haar vleugels kunnen uitslaan. Zij zou dan als zelfstandige haar eigen shop kunnen openen met een gegarandeerde klantenkring gelet op haar gedegen opleiding. Die ontwikkeling zou volgens [eiser] gelijk staan aan een bedrag van € 25.000,-.
2.13.
De kantonrechter stelt voorop dat de ‘Overeenkomst tot opdracht (ZZP)’ en de ‘Opleidingsovereenkomst’ met elkaar zijn verbonden. Die verbondenheid volgt uit artikel 1.2 sub c en artikel 1.3 van de ‘Opleidingsovereenkomst’ waarin wordt verwezen naar de samenwerking in loondienst of als zzp-er. Dit betekent dat met het eindigen van de ‘Overeenkomst tot opdracht (ZZP)’ ook aan de ‘Opleidingsovereenkomst’ een einde komt. Immers vanaf het moment dat [gedaagde] niet meer werkzaam is bij [eiser], stopt de afbouw van de ‘lening’ maar ook de opleiding die [gedaagde] van [eiser] kreeg. Dit alles brengt met zich dat er geen opleidingskosten meer door [eiser] gemaakt zullen worden en maakt dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om alsnog betaling van € 18.750,- te verlangen. Daarnaast weegt mee dat het bedrag van € 25.000,- niet daadwerkelijk aan [gedaagde] ter beschikking is gesteld of is betaald (aan een derde) voor het volgen van een opleiding tot tatoeage artiest. Ook is niet gebleken dat [eiser] in het kader van de opleiding van [gedaagde] heeft geïnvesteerd naar de toekomst. Het bedrag van € 25.000,- is meer een label dat is toegekend aan het feit dat [gedaagde] in de shop van [eiser] zich verder zou kunnen ontwikkelen. Ook weegt bij het oordeel mee dat [gedaagde] al ervaring had en, zoals in de ‘Overeenkomst tot opdracht (ZZP)’ is afgesproken, zelfstandig aan de slag zou gaan en naast de huur van de stoel per geplaatste tatoeage aan [eiser] 15% moest afdragen. Daarnaast heeft [eiser] onvoldoende geconcretiseerd, bijvoorbeeld aan de hand van een opleidingsplan, waaruit de opleiding heeft bestaan en deze inmiddels was afgerond. De Whatsapp- en Instagram berichten zijn onvoldoende om te oordelen dat daadwerkelijk sprake is geweest van een opleiding.
Slotsom
2.14.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wordt de vordering tot betaling van € 18.750,- afgewezen. De nevenvorderingen tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten delen in het lot van afwijzing.
[eiser] moet de proceskosten betalen
2.15.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan [gedaagde] moet betalen op € 1.086,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 543,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.221,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 1.221,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
754