ECLI:NL:RBROT:2025:12981

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
10-197410-25, 02-207663-23 (TUL VV)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van oudere mensen door middel van babbeltrucs met diefstal van sieraden en geld

Op 7 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan oplichting van oudere mensen door middel van babbeltrucs. De verdachte, geboren in 2006, werd beschuldigd van zes feiten, waaronder poging tot oplichting en diefstal. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte, samen met mededaders, oudere slachtoffers had benaderd onder het voorwendsel dat zij bankmedewerkers waren. De slachtoffers werden misleid en verleid tot het afgeven van hun bankpassen, pincodes en zelfs sieraden. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 108 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijkomende bijzondere voorwaarden. De verdachte werd ook veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren. De rechtbank hield rekening met de kwetsbare positie van de slachtoffers en de impact van de feiten op hun leven. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat de ernst van de situatie onderstreepte. De rechtbank besloot tot het toepassen van het jeugdstrafrecht, gezien de leeftijd van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van kwetsbare groepen in de samenleving en de rol van de rechtspraak in het aanpakken van dergelijke misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-197410-25
Parketnummer vordering TUL VV: 02-207663-23
Datum uitspraak: 7 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
raadsman mr. D.P. Kant, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 7 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.L. Rook heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 108 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging in de zaak 02-207663-23 door omzetting van 20 dagen jeugddetentie naar een werkstraf voor de duur van 40 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier
De officier stelt dat alle feiten bewezen kunnen worden. De officier stelt dat feit 1 bewezen kan worden in de subsidiaire variant (poging oplichting en geen voltooide oplichting).
4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de onder de feiten 1 tot en met 6 ten laste gelegde (poging tot) oplichtingen en diefstallen in vereniging. De verdachte heeft de aangevers niet bewogen tot afgifte van hun persoonlijke eigendommen. Hij heeft de aangevers niet van tevoren gebeld en is slechts naar hun woningen gegaan om de sieraden, bankpassen en pincodes op te halen. De verdachte bekent de sieraden in paniek te hebben meegenomen en de geldbedragen te hebben gepind. Dat levert diefstal maar geen diefstal in vereniging op.
4.3.
Beoordeling
Het gaat hier om drie gevallen van ‘babbeltrucs’. De aangevers, die bijna allemaal op (hoge) leeftijd zijn, werden eerst telefonisch benaderd door iemand die zich voordeed als medewerker van de fraudehelpdesk van een bank. Tegen de aangevers werd gezegd dat er mogelijk frauduleuze handelingen werden verricht op hun bankrekening en dat er iemand zou langskomen om dit ongedaan te maken of te voorkomen. Kort daarna stond de verdachte, die zich voordeed als een bankmedewerker, voor de deur van de aangevers en vroeg hij hen om hun bankpassen en pincodes af te geven. Bij één van de aangevers vroeg de verdachte ook om sieraden mee te geven, die direct gescand en meeverzekerd konden worden. Vervolgens heeft de verdachte geld gepind met de afgegeven bankpassen.
In één geval is de oplichting niet voltooid, omdat het slachtoffer de goederen niet wilde meegeven. In dat geval gaat het om een poging oplichting. In de andere twee gevallen gaat het voltooide oplichtingen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte steeds met anderen heeft samengewerkt om de aangevers op te lichten. Er was sprake van een gezamenlijk en weldoordacht plan, waarbij ieder van hen een duidelijke taak had. Om tot een succesvolle babbeltruc te komen moesten er meerdere handelingen worden verricht: er moest vooraf worden gebeld, iemand moest naar de woning, daar moesten de bankpassen (en sieraden) worden opgehaald en iemand moest gaan pinnen. De verdachte heeft met zijn handelingen steeds een wezenlijke bijdrage geleverd aan het plegen van de feiten doordat hij de persoon was die langs de deuren van de aangevers ging, de sieraden heeft weggenomen, de bankpassen heeft aangenomen en de geldbedragen heeft gepind. Vervolgens stonden er telkens mededaders klaar om de verdachte weg te brengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte de ten laste gelegde feiten samen met anderen heeft begaan. Voor feit 1 geldt dat dit gaat om de subsidiaire variant van het ten laste gelegde feit, de poging oplichting.
4.4.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks28 juni 2025 te Ridderkerk,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen,althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en die ander of anderenvoorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1949) te bewegen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van eeninschuld, te weten de afgifte van sieraden, (meermalen)
- telefonisch contact met die [slachtoffer] heeft opgenomen en zich voor heeft gedaan als medewerker van
een/de ING bank en
/offraude helpdesk en/
of
- ( onder andere) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat
o er een geldbedrag van de rekening van die [slachtoffer] was afgeschreven en/
of
o die [slachtoffer] dit geldbedrag kon terugkrijgen door een verzekering af te sluiten en/
of
o de sieraden van die [slachtoffer] meeverzekerd moesten/konden worden en/
of
o er een virus zat op de modem van die [slachtoffer] en/
of
o de modem in de woning van die [slachtoffer] gerepareerd zou worden door een persoon, genaamd [naam 1] , en
/of
o de sieraden gescand moesten worden en
/of
-
(vervolgens
)bij de woning van die [slachtoffer] is verschenen en zich
(wederom)voor heeft gedaan als medewerker van
een/de ING bank en
/of[naam 1] en/of reparateur van genoemde modem en
/of
- [slachtoffer] heeft geïnstrueerd de sieraden in een tas te doen en
/of
- de sieraden heeft gescand,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op
of omstreeks28 juni 2025 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (een)siera
(a)d
(en
),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte en/
ofzijn mededader(s), die weg te nemen sieraden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
een valse sleutel en/ofhet aannemen van een valse naam en
/ofvan een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, door zich voor te doen als bankmedewerker en/
ofreparateur;
3
hij op
of omstreeks23 juni 2025 te Volendam,
gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofvan een valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1953) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst,het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van eeninschuld,te weten de afgifte van een bankpas en
/ofdaarbij behorende pincode en/of bankpasnummer,
door (meermalen)
- telefonisch contact met die [slachtoffer 2] op te nemen en zich voor te doen als medewerker van
een/de ABN-AMRO/Rabobank en/
of
- ( onder andere) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat
o er aanwijzingen waren voor frauduleuze handelingen met de bankrekening van [slachtoffer 2] en/of
o er een virusscan moest worden uitgevoerd en/of
o die [slachtoffer 2] een bank-app moest openen en/of
o die [slachtoffer 2] zijn pincode en/of bankpasnummer en/of bankpas moest afgeven en/of
o die [slachtoffer 2] zijn bankpas in een envelop moest doen en/of
o die [slachtoffer 2] de volgende dag een nieuwe pinpas zou ontvangen en/of
-
(vervolgens
)bij de woning van die [slachtoffer 2] te verschijnen en zich
(wederom)voor te doen als medewerker van een/de ABN-AMRO/Rabo bank en/
ofkoerier en
/ofde bankpas in ontvangst te nemen;
4
hij op
of omstreeks23 juni 2025 te Volendam,
gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (een) geldbedrag(en) (totaal € 1450
), in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte en
/ofzijn mededader(s),
die/dat weg te nemen geldbedrag
(en)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel en
/ofhet aannemen van een valse naam en
/ofvan een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, door zich voor te doen als bankmedewerker/koerier;
5
hij op
of omstreeks24 juni 2025 te Delft,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofvan een valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1949) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst,het ter beschikking stellen van gegevens,
het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van eeninschuld, te weten de afgifte van een bankpas en
/ofdaarbij behorende pincode en
/ofeen mobiele telefoon, door (meermalen)
- telefonisch contact met die [slachtoffer 3] op te nemen en zich voor te doen als medewerker van de Fraude helpdesk en preventie van de ING-bank en
/of
- ( onder andere) tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat
o er veel frauduleuze handelingen werden gepleegd in Delft en omstreken en/of
o die [slachtoffer 3] haar bankpas en/of telefoon moest afgeven en/of
o de bankpas van die [slachtoffer 3] geblokkeerd moest worden en/of
o er (met behulp van apparatuur) handelingen met de telefoon van die [slachtoffer 3] verricht moesten worden om fraude te voorkomen en/of
o die [slachtoffer 3] de volgende dag een nieuwe pinpas en/of pincode zou ontvangen en/of
-
(vervolgens)bij de woning van die [slachtoffer 3] te verschijnen en zich
(wederom)voor te doen als medewerker
van de Fraude helpdesk en preventie van de ING-bank en/of[naam 2] en
/ofde bankpas en
/oftelefoon van die [slachtoffer 3] in ontvangst te nemen;
6
hij op
of omstreeks24 juni 2025 te
Delft en/ofLeiden,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (een) geldbedrag(en) (totaal E1000
), in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
),
die/dat weg te nemen geldbedrag
(en)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel en
/ofhet aannemen van een valse naam en
/ofvan een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, door zich voor te doen als bankmedewerker.
Volledigheidshalve licht de rechtbank toe waarom zij de tenlastelegging van feit 1 subsidiair verbeterd heeft gelezen. In de tekst van de dagvaarding is weggevallen de tekst ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen’. Gelet op het verhandelde op zitting, het dossier en de wijze waarop de overige feiten ten laste zijn gelegd (waaronder feit 2 dat met feit 1 samenhangt), was het kennelijk de bedoeling van de officier van justitie om ook feit 1 subsidiair als ‘tezamen en in vereniging’ ten laste te leggen. De rechtbank heeft dit daarom ingelezen. De verdachte wordt door deze lezing niet in zijn belangen geschaad omdat dit voor hem duidelijk moet zijn geweest. Overigens: als de tenlastelegging op dit punt niet verbeterd was gelezen, dan zou feit 1 subsidiair nog steeds bewezen worden, al zouden dan een aantal van de feitelijke handelingen (die door een medeverdachte zijn gepleegd) uitgestreept worden. Ook voor de op te leggen straf heeft het voor verdachte geen nadelige gevolgen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 subsidiair: medeplegen van poging tot oplichting
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels
Feit 3: medeplegen van oplichting
Feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels
Feit 5: medeplegen van oplichting
Feit 6: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan oplichting van oudere mensen en diefstal van hun sieraden of geld. De verdachte heeft met anderen de zogenaamde babbeltruc toegepast. Zij hebben misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van aangevers. De gedupeerden hebben financiële schade opgelopen en één van de aangevers is erg bang geworden en heeft haar vertrouwen in de medemens verloren. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor maatschappelijke onrust en versterken zij de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Reclassering Nederland(hierna: reclassering) heeft op 1 augustus 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Daarin adviseert de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen. Uit de wijze waarop verdachte tot het delict is gekomen blijkt dat de verdachte beïnvloedbaar is en de risico's van zijn eigen handelen slecht inschat. Daarbij komt de verdachte tijdens het gesprek met de rapporteur jonger over dan zijn kalenderleeftijd en vertoont hij kinderlijker gedrag. De verdachte neemt actief deel aan het gezin en is nog ontvankelijk voor sociale, emotionele en praktische beïnvloeding door zijn ouders en andere volwassenen. Een pedagogische aanpak binnen een mogelijk toezicht is dan ook gewenst. Gezinsgerichte hulpverlening is daarbij wenselijk. Continuering van de schoolgang is tevens van groot belang. Contra-indicaties voor het jeugdstrafrecht ontbreken.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam(hierna: Jeugdbescherming) heeft op 9 september 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt. Ondanks dat Jeugdbescherming al lange tijd betrokken is, is de verdachte een ongrijpbare jongen. Jeugdbescherming vindt dat diagnostiek en behandeling nodig is om de kans op recidive van de verdachte positief te kunnen beïnvloeden. Jeugdbescherming adviseert de rechtbank een toezicht en begeleidingsmaatregel op te leggen voor de duur van één jaar, met de bijzondere voorwaarden gericht op behandeling, diagnostiek, vrijetijdsbesteding en school/werk/stage. De actuele veiligheid is voldoende. Aan de blijvende veiligheid en het verminderen van het recidive risico zal aan worden gewerkt door [zorgverlener] .
Deskundige
[jeugdreclasseerder] ,werkzaam als jeugdreclasseerder bij Jeugdbescherming, heeft op de zitting verklaard dat zij ziet dat de verdachte diagnostiek nodig heeft. De verdachte is een erg teruggetrokken persoon met weinig levenslust. Haar vermoeden is dat er meer speelt bij de verdachte. Met de huidige voorwaarden ziet zij dat de verdachte wel in gesprek gaat; dat is positief. Zij adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank - bij een verdachte die ten tijde van het strafbaar feit de leeftijd van 18 jaar maar niet die van 23 jaar heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg. Dat vereist dat de rechtbank daarvoor voldoende reden vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van de feiten in beginsel een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Gezien de persoon van verdachte en het advies van de Jeugdbescherming ziet de rechtbank aanleiding een groot deel van de op te leggen jeugddetentie in voorwaardelijke vorm op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die de Jeugdbescherming heeft geadviseerd, zodat hij adequate hulp kan krijgen en hij er hopelijk van wordt weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie zal de rechtbank gelijk houden aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank, gezien de aard en ernst van de feiten, een taakstraf (bestaande uit een werkstraf) aan de verdachte opleggen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het recidiverisico dat door de reclassering wordt ingeschat als gemiddeld, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen – hoewel niet gevorderd – dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straffen passend en geboden zijn en zal zij die straffen aan de verdachte opleggen.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 3] , ter zake van de onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.200,- aan materiële schade (het gepinde bedrag en de mobiele telefoon) en een bedrag van
€ 1.000,- aan immateriële schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De materiële schade is tot een bedrag van € 1.000,- toewijsbaar (hoofdelijk). Het overige gedeelte is niet-ontvankelijk. Voor wat betreft de immateriële schade is het verzoek onvoldoende onderbouwd; de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De materiële schade is tot een bedrag van € 1.000,- toewijsbaar (hoofdelijk). Het overige is niet-ontvankelijk. Voor wat betreft de immateriële schade is het verzoek onvoldoende onderbouwd; de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 5 en 6 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De verdachte heeft immers met de bankpas van aangeefster € 1.000,- gepind. De rechtbank zal de vordering voor dit bedrag toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de vordering van de schade betreffende de mobiele telefoon en de immateriële schade niet althans onvoldoende is onderbouwd. Het resterende deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de strafbare feiten samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 16 januari 2024 van de kinderrechter in Amsterdam is de verdachte ter zake van fraude veroordeeld tot een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan een gedeelte groot 41 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 31 januari 2024.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden redenen gezien die last niet voor de volledige voorwaardelijk opgelegde straf te geven, maar in plaats daarvan een gedeelte groot 20 dagen jeugddetentie ten uitvoer te leggen en dit deel om te zetten naar een werkstraf voor de duur van 40 uren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 108 (honderdacht) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat deze jeugddetentie een gedeelte van de jeugddetentie groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
(2) twee jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen en meewerkt aan diagnostiek door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van een positieve dagbesteding in de vorm van werk, opleiding en/of stage, met een vaste structuur;
- inzicht geeft in zijn financiën en schulden en meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en een bijbaantje;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 5] 2005) en [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 6] 2006);
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf voor de duur
van 60 (zestig) uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), aan materiële schade;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom, zegge: duizend euro) en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op
0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 januari 2024 van de kinderrechter in Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op voor de duur van
40 (veertig) uren, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur
van 20 (twintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Wielhouwer en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2025.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
(politiedossier [dossiernummer 1] )
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te Ridderkerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1949) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van sieraden,
door (meermalen)
- telefonisch contact met die [slachtoffer] op te nemen en zich voor te doen als medewerker van een/de ING bank en/of fraude helpdesk en/of
- ( onder andere) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat
o er een geldbedrag van de rekening van die [slachtoffer] was afgeschreven en/of
o die [slachtoffer] dit geldbedrag kon terugkrijgen dor een verzekering af te sluiten
en/of
o de sieraden van die [slachtoffer] meeverzekerd moesten/konden worden en/of
o er een virus zat op de modem van die [slachtoffer] en/of
o de modem in de woning van die [slachtoffer] gerepareerd zou worden door een
persoon, genaamd [naam 1] , en/of
o de sieraden gescand moesten worden en/of
- ( vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer] te verschijnen en zich (wederom)
voor te doen als medewerker van een/de ING bank en/of [naam 1] en/of
reparateur van genoemde modem en/of
- [slachtoffer] te instrueren de sieraden in een tas te doen en/of
- de sieraden te scannen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te Ridderkerk, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1949) te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van sieraden, (meermalen)
- telefonisch contact met die [slachtoffer] heeft opgenomen en zich voor heeft gedaan als medewerker van een/de ING bank en/of fraude helpdesk en/of
- ( onder andere) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat
o er een geldbedrag van de rekening van die [slachtoffer] was afgeschreven en/of
o die [slachtoffer] dit geldbedrag kon terugkrijgen door een verzekering af te sluiten
en/of
o de sieraden van die [slachtoffer] meeverzekerd moesten/konden worden en/of
o er een virus zat op de modem van die [slachtoffer] en/of
o de modem in de woning van die [slachtoffer] gerepareerd zou worden door een
persoon, genaamd [naam 1] , en/of
o de sieraden gescand moesten worden en/of
- ( vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer] is verschenen en zich (wederom) voor heeft gedaan als medewerker van een/de ING bank en/of [naam 1] en/of reparateur van genoemde modem en/of
- [slachtoffer] heeft geïnstrueerd de sieraden in een tas te doen en/of
- de sieraden heeft gescand,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 28 juni 2025 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die weg te nemen sieraden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel en/of het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of
door een samenweefsel van verdichtsels, door zich voor te doen als bankmedewerker en/of reparateur;
3
(politiedossier [dossiernummer 2] )
hij op of omstreeks 23 juni 2025 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 1953) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een bankpas en/of daarbij behorende pincode en/of bankpasnummer,
door (meermalen)
- telefonisch contact met die [slachtoffer 2] op te nemen en zich voor te doen als medewerker van een/de ABN-AMRO/Rabobank en/of
- ( onder andere) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat
o er aanwijzingen waren voor frauduleuze handelingen met de bankrekening van [slachtoffer 2] en/of
o er een virusscan moest worden uitgevoerd en/of
o die [slachtoffer 2] een bank-app moest openen en/of
o die [slachtoffer 2] zijn pincode en/of bankpasnummer en/of bankpas moest afgeven en/of
o die [slachtoffer 2] zijn bankpas in een envelop moest doen en/of
o die [slachtoffer 2] de volgende dag een nieuwe pinpas zou ontvangen en/of
- ( vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 2] te verschijnen en zich (wederom) voor te doen als medewerker van een/de ABN-AMRO/Rabo bank en/of koerier en/of de bankpas in ontvangst te nemen;
4
hij op of omstreeks 23 juni 2025 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en) (totaal E1450), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen geldbedrag(en)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel en/of het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, door zich voor te doen als bankmedewerker/koerier;
5
(politiedossier [dossiernummer 3] )
hij op of omstreeks 24 juni 2025 te Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 1949) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een bankpas en/of daarbij behorende pincode en/of een mobiele telefoon, door (meermalen)
- telefonisch contact met die [slachtoffer 3] op te nemen en zich voor te doen als medewerker van de Fraude helpdesk en preventie van de ING-bank en/of
- ( onder andere) tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat
o er veel frauduleuze handelingen werden gepleegd in Delft en omstreken en/of
o die [slachtoffer 3] haar bankpas en/of telefoon moest afgeven en/of
o de bankpas van die [slachtoffer 3] geblokkeerd moest worden en/of
o er (met behulp van apparatuur) handelingen met de telefoon van die [slachtoffer 3]
verricht moesten worden om fraude te voorkomen en/of
o die [slachtoffer 3] de volgende dag een nieuwe pinpas en/of pincode zou ontvangen en/of
- ( vervolgens) bij de woning van die [slachtoffer 3] te verschijnen en zich (wederom) voor te doen als medewerker van de Fraude helpdesk en preventie van de ING-bank en/of [naam 2] en/of de bankpas en/of telefoon van die [slachtoffer 3] in ontvangst te nemen;
6
hij op of omstreeks 24 juni 2025 te Delft en/of Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en) (totaal E1000), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel en/of het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, door zich voor te doen als bankmedewerker.