ECLI:NL:RBROT:2025:13001

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
C/10/705764 / KG ZA 25-872
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsprocedure voor betonstraatstenen en het gebruik van AEC-granulaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een leverancier van AEC-granulaat en een aanbestedende dienst die betonstraatstenen inkoopt. De leverancier, aangeduid als [eiseres], stelt dat het verbod op het gebruik van AEC-granulaat in de aanbestedingsstukken in strijd is met de wet- en regelgeving omtrent technische specificaties. De [gedaagde] heeft in haar aanbestedingsdocumenten bepaald dat AEC-granulaat niet is toegestaan, wat de [eiseres] betwist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de [gedaagde] voldoende rechtvaardiging heeft voor het uitsluiten van AEC-granulaat, gezien de risico's voor milieu en gezondheid. De vordering van de [eiseres] om de aanbestedingsprocedure in te trekken is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de [gedaagde] niet in strijd heeft gehandeld met de wettelijke vereisten voor technische specificaties en dat de vorderingen van de [eiseres] niet ontvankelijk zijn. De [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/705764 / KG ZA 25-872
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten: mrs. P.H.L.M. Kuypers en A. Kul,
tegen
[gedaagde],
zetelend te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. J.A. de Rooij.
Partijen worden hierna [eiseres] en de [gedaagde] genoemd.
De zaak in het kort
[eiseres] is een leverancier van (o.a.) AEC-granulaat, een toeslagmateriaal voor beton. Zij levert AEC-granulaat onder meer aan producenten van betonstraatstenen.
De [gedaagde] heeft een aanbestedingsprocedure aangekondigd voor de inkoop van, kort gezegd, betonstraatstenen. In de aanbestedingsstukken heeft zij bepaald dat het gebruik van AEC-granulaat in de te leveren stenen niet is toegestaan. [eiseres] stelt dat de [gedaagde] hiermee in strijd handelt met de voor technische specificaties geldende wet- en regelgeving. In dit kort geding vordert zij dat de [gedaagde] de aanbestedingsprocedure intrekt.
De voorzieningenrechter oordeelt dat geen aanleiding tot ingrijpen bestaat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 augustus 2025, met producties 1 tot en met 20,
  • de akte eisvermindering tevens wijziging van eis,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 10,
  • de akte overlegging aanvullende producties van [eiseres] , met producties 21 tot en met 23,
  • de aanvullende productie 11 van de [gedaagde] ,
  • de pleitaantekeningen van mr. Kuypers,
  • de pleitaantekeningen van mr. De Rooij.
1.2.
In haar dagvaarding heeft [eiseres] een provisionele vordering als bedoeld in artikel 223 Rv ingesteld. Bij e-mail van 1 september 2025 heeft mr. De Rooij laten weten dat de [gedaagde] de uitkomst van dit kort geding afwacht alvorens een gunningsbeslissing te nemen. Daarop heeft [eiseres] de provisionele vordering ingetrokken.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2025.
1.4.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen een door de [gedaagde] overgelegd rapport van TNO van 22 november 2024 (productie 6). Volgens [eiseres] beschikt de [gedaagde] al geruime tijd over dit rapport, maar heeft zij tot het laatste moment gewacht met het indienen daarvan. De voorzieningenrechter staat het rapport toe, omdat dit overeenkomstig de in de datumbepaling gegeven instructie in het digitale dossier is geüpload en ziet op een technische discussie die in dit kort geding buiten beschouwing blijft (zie ook 4.4. hierna).

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een leverancier van (o.a.) AEC-granulaat, een toeslagmateriaal voor beton. AEC-granulaat wordt gemaakt van AEC-bodemas, een restproduct van de verbranding van huishoudelijk afval in een afvalenergiecentrale (AEC).
2.2.
Op 18 juni 2025 heeft de [gedaagde] op Mercell de Europese openbare aanbestedingsprocedure ‘
Levering betonstraatstenen [naam] Stijl’ aangekondigd. In het Beschrijvend Document staat dat het doel van de aanbestedingsprocedure is om per perceel ( [naam] -Noord en -Zuid en [naam] -West) een overeenkomst te sluiten met een opdrachtnemer die op afroep en naar behoefte betonstraatstenen, passtenen en bisschopsmutsen (hierna afgekort tot betonstraatstenen) levert. Met deze opdracht wil de [gedaagde] haar ambities op het gebied van duurzaamheid en circulariteit uitdragen.
2.3.
In paragraaf 6.2 van het Beschrijvend Document staat dat gunning van de opdracht plaatsvindt op basis van het criterium beste prijs-kwaliteitsverhouding. Bij de beoordeling van de kwaliteit wordt gekeken naar: 1) milieukosten en 2) circulair.
In paragraaf 6.3.2 van het Beschrijvend Document is het tweede kwaliteitsaspect nader uitgewerkt. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:
“Het doel van circulair beton is zo lang mogelijk waarde behoud van grondstoffen, componenten en objecten. De [gedaagde] heeft in 2019 het betonakkoord ondertekend. Voor info zie; [e-mailadres] De [gedaagde] vindt het belangrijk dat de kringloop voor beton gesloten wordt. Met de toepassing van dit gunningcriterium beoogt de [gedaagde] invulling te geven aan de doelen en ambities uit het betonakkoord. En met name aan het 100% hoogwaardig hergebruik van vrijgekomen beton. De [gedaagde] beoordeelt dit gunningscriterium aan de hand van niveau 5 van het bouwwaardemodel. Voor meer info zie;
Bouwwaardenmodel – bouwwaardemodel(…)
Niveau 5, materialen en grondstoffen niveau
Op niveau 5 ligt de focus op de grondstoffen en materialen en de mogelijkheid tot recycling. Het doel van de Aanbestedende Dienst is, dat er bij de productie van de betonstraatstenen gebruik gemaakt wordt van een zo hoog mogelijk percentage betonreststromen. En dat aan het einde van de levensduur zoveel mogelijk van de gebruikte materialen en grondstoffen geschikt zijn voor (up) recycling op minimaal gelijkwaardig niveau. (…)
Hergebruik van recyclingproducten, anders dan betongranulaat of zand, grind afkomstig uit beton, wordt niet gewaardeerd. De enige uitzondering hierop zijn zand en grind verkregen uit de recycling van asfalt of verkregen uit het thermisch reinigen van vervuilde grond.
N.B. Toepassing van secundaire materialen afkomstig uit de verbranding van huishoudelijk afval is niet toegestaan en maakt de inschrijving ongeldig.
Wel toegestaan is de toepassing van secundair zand en grind, verkregen uit het thermisch reinigen van grond(…)
In het kader van het betonakkoord is het doel van de [gedaagde] , om 100% hoogwaardig hergebruik van betonreststromen te stimuleren. Bij voorkeur zijn deze verkregen via slimme breker technieken.
(…)”
2.4.
In het Programma van Eisen (bijlage 1 bij het Beschrijvend Document) heeft de [gedaagde] de volgende technische eisen opgenomen:
“Eis nr.
Normen
41
Alle bouwstoffen dienen te voldoen aan het besluit bodemkwaliteit.
42
Het gebruik van secundaire materialen afkomstig uit de verbranding van huishoudelijk afval is niet toegestaan.
43
Van toepassing zijn de eisen genoemd in NEN-EN 1338/ BRL2312, en van
toepassing zijn de klassen die in het Nederlandse voorwoord worden aanbevolen,
de stenen worden onder voornoemde productcertificaten geleverd, behoudens onderstaande aanvullingen en/of wijzigingen:
44
De deklaag basalt grijs/graniet gewassen bestaat uit;
• ca 22 % graniet 1/3mm
• ca 27 % basalt 1/3mm
• ca 9 % glanskies 1/3mm
• ca 9 % geel graniet 1/3mm
• ca 34 % zand
45
De deklaag van de witte betonstraatstenen of de witte markeerstenen bestaat uit grenette of witte kwarts aangevuld met zilverzand. Het toe te passen cement is witte Deense of gelijkwaardig. De witte deklaag dient overal tenminste 10 mm dik te zijn.
46
Voor de betonstraatstenen en bisschopsmutsen [naam] rood dient bij CEM III (hoogoven) cement Bayer 222 of gelijkwaardig en bij CEM I (portland) cement Bayer 130 of gelijkwaardig te worden toegepast
47
De betonstraatstenen en bisschopsmutsen hoeven niet door-en-door gekleurd te zijn, een gekleurde deklaag is toegestaan.
48
Voor de zwarte betonstraatstenen en bisschopsmutsen dient gebruik te worden gemaakt van vloeibare kleurstoffen met grofkorrelig roet c.q. granulaat.
49
De betonstraatstenen en bisschopsmutsen dienen te zijn voorzien van afstand houders.
De afstand houder mag niet verder doorlopen dan tot 10 mm van de bovenzijde van het product) en vellingkant (5-8mm).
50
De betonstraatstenen/bisschopsmutsen mogen geen blijvende witte vlekken door kalkuitslag op het bovenvlak vertonen. D.w.z. Opdrachtgever accepteert niet dat er in de steen vlekken ontstaan die niet meer verdwijnen/blijvend zijn en dat deze op een dusdanige wijze zich openbaren anders dan dat in de branche en voor betonstenen bekend en acceptabel is.”
2.5.
[eiseres] heeft de [gedaagde] vragen gesteld over het niet-toestaan van het gebruik van secundaire materialen afkomstig uit de verbranding van huishoudelijk afval (oftewel AEC-granulaat). De [gedaagde] heeft die vragen beantwoord in Nota’s van Inlichtingen van 16 juli en 4 augustus 2025. De vragen 1, 3 en 10 en de antwoorden daarop luiden:
-
vraag 1:
“Beschrijvend document, paragraaf 6.3.2, p. 36 / Programma van Eisen, Eis 42: Kunt u inhoudelijk toelichten welke objectieve gronden ten grondslag liggen aan uw keuze om de toepassing van secundaire materialen afkomstig uit de verbranding van huishoudelijk afval op voorhand expliciet uit te sluiten in deze aanbesteding?”
antwoord:
“AEC-granulaat is geen schone grondstof maar een menggranulaat met ZZS stoffen. (Zeer Zorgwekkende Stoffen). De toepassing van AEC- granulaat in beton is allerminst onomstreden, vanwege de risico’s op het gebied van milieu, gezondheid (arbo), kwaliteit, circulariteit en uitloging. Er leven nog te veel vragen over de gevolgen met name op de lange termijn. Met name bij volgende levenscycli, als vormgegeven bouwstoffen overgaan in niet vormgegeven bouwstoffen. Zo is er nog weinig bekend over de wijze waarop verschillende uitloogeigenschappen van AEC-bodemas doorwerken in de uitloging van beton in meerdere levenscycli en welke mechanismen daarbij een rol spelen. De huidige beoordelingsmethodiek voor uitloging uit bouwstoffen in de Regeling Bodemkwaliteit 2022 en aanverwante beoordelingssystematieken voorzien slechts ten dele in het vooraf integraal beoordelen van uitloging over meerdere levenscycli. Dit kan in algemene zin leiden tot risico’s op verhoogde uitloging in volgende levenscycli, naar verwachting met name voor bouwstoffen waarin secundaire grondstoffen zijn verwerkt die minder gunstige uitloogeigenschappen hebben. Een milieuveilige toepassing van betonstraatstenen waarin AEC-bodemas is verwerkt, verdient voor wat betreft uitloging daarom een onderbouwing die verder gaat dan de huidige Richtlijn Bodemkwaliteit en verwante beoordelingssystematieken voorschrijven en waarin rekening wordt gehouden met effecten van veroudering en pH-afhankelijkheid op de uitloging van stoffen in latere levensfasen Het is van belang, dat betonstraatstenen zo lang mogelijk in de gebruiksfase kunnen blijven. De toegepaste grondstoffen mogen de levensduur van de betonproducten niet verkorten. Uit onderzoeken is gebleken, dat AEC-granulaat eerder verbrijzeld. Onduidelijk is wat dit doet met de levensduur van betonproducten. De restwaarde van betonproducten moet aan het einde van de levensduur minimaal gelijk blijven aan een product zonder toevoeging van betonvreemde materialen. Het voordeel van betonproducten met alleen zand, grind en cement, dus zonder betonvreemde materialen erin, is dat het waarde heeft en houdt. Op de lange termijn worden zand en grind steeds schaarser, dus materialen die deze (schone) grondstoffen bevatten worden steeds meer waard. Hoe in de toekomst tegen AEC-granulaat wordt gekeken is onzeker. De kosten voor beheer en gescheiden afvoeren zijn hoger en de verwerking kan alleen in ongewapende betonproducten. Door AEC-granulaat toe te passen in beton ontstaat weliswaar een hoogwaardige toepassing vanuit het oogpunt van het restproduct. Het nieuwe betonproduct is echter vervaardigd uit een materiaalstroom van primaire grondstoffen, waar vervolgens een secundaire grondstof (AEC-granulaat) aan toe wordt gevoegd, welke er aan het einde van de levensduur niet uit kan worden gehaald. Dit vormt een knelpunt met de ambitie van het betonakkoord en de [naam] circulaire ambities. 100% herbruikbaar beton kan niet gerealiseerd worden wanneer in gerecycled beton de resten van AEC-granulaten zitten. Door hergebruik van beton zal uiteindelijk AEC- beton ook in het constructieve beton terecht komen. Het zal dus niet mogelijk zijn om een gesloten circulaire keten te vormen, maar er ontstaat een lineaire keten wanneer AEC-granulaat wordt toegepast. Dit knelt met de circulaire ambities. De toepassing van AEC granulaat in beton brengt een potentieel gezondheidsrisico met zich mee voor de mensen, die het verwerken. Doordat zij bij het zagen van betonproducten met AEC granulaat het risico lopen om schadelijke stoffen, die vrijkomen, in te ademen. Onze keuze is om geen AEC toe te passen. Deze keuze sluit aan op de keuze gemaakt in het betonakkoord (sinds 2019) en in de betoncoalitie bestratingen (sinds 2024). Het doel is om in de toekomst beton reststromen hoogwaardig te kunnen blijven hergebruikten. Het toepassen van AEC draagt niet bij aan dat doel.”
-
vraag 3:
“Beschrijvend document, paragraaf 6.3.2, p. 36 / Programma van Eisen, Eis 42: Op dit moment is het zeer gangbaar om in betonstraatstenen en bisschopsmutsen secundaire grondstoffen en gerecyclede minerale grondstoffen te gebruiken. De voorwaarden in de aanbesteding mogen niet op kunstmatige wijze de mededinging beperken. Kunt u inhoudelijk toelichten waarom het uitsluiten van secundaire materialen afkomstig uit de verbranding van huishoudelijk afval (een gangbaar materiaal in de betonstraatstenen en bisschopsmutsen) de toegang tot deze opdracht niet op kunstmatige wijze beperkt?”
antwoord:
“Wij sluiten secundaire grondstoffen niet uit, mits het betoneigen secundaire grondstoffen zijn, die geen risico vormen voor hoogwaardig hergebruik. Om die reden zijn secundair zand en grind verkregen uit de thermisch reiniging van verontreinigde grond wel toegestaan. De concurrentie wordt niet beperkt, want fabrikanten kunnen betonstenen produceren van betoneigen (secundaire) grondstoffen zand, cement, grind en betonreststromen.”
-
vraag 10:
“Programma van Eisen, eis 42-43: In eis nr. 43, wordt gesteld dat de te leveren betonstraatstenen en bisschopsmutsen moeten voldoen aan de eisen genoemd in NEN-EN 1338 / BRL2312. Kunt u toelichten hoe deze eis zich verhoudt tot artikel 4.3 van de BRL2312, waarin de toepassing van AEC-granulaat onder voorwaarden is toegestaan en eis 42 van het Programma van Eisen waarin het gebruik van secundaire materialen afkomstig uit de verbranding van huishoudelijk afval niet is toegestaan? Voor zover de [gedaagde] afwijk van de BRL2312 verzoekt gegadigde u om deze keuze toe te lichten.”
antwoord:
“Hoewel in eis 43 wordt verwezen naar NEN-EN 1338 en BRL 2312 als toepasselijke normdocumenten, geldt daarnaast de afzonderlijke en zelfstandig geformuleerde eis 42, waarin expliciet is opgenomen dat het gebruik van secundaire materialen afkomstig uit de verbranding van huishoudelijk afval niet is toegestaan. Deze eis vormt een duidelijke en bindende beperking op de materiaalkeuze, ongeacht de voorwaarden die BRL 2312 stelt ten aanzien van het gebruik van AEC-granulaat (zoals beschreven in artikel 4.3). De bepalingen uit BRL 2312 zijn van toepassing voor zover zij niet in strijd zijn met de eisen uit het Programma van Eisen zelf. In dit geval prevaleert eis 42, aangezien zij een expliciet verbod bevat dat verder gaat dan de open norm uit BRL 2312. Daarmee is het toepassen van AEC-granulaat uitgesloten, ook al zou dit volgens BRL 2312 onder voorwaarden zijn toegestaan. Toelichting: Eis 42 is opgenomen omdat AEC-granulaat niet wordt geaccepteerd door betonbrekers (BRL 2506) en daardoor niet geschikt is voor hoogwaardig hergebruik aan het einde van de levensduur. Dit past niet binnen de circulaire ambities van de [gedaagde] .”
2.6.
Op 11 augustus 2025 heeft [eiseres] een klacht ingediend bij het Meldpunt Klachtenafhandeling Aanbesteden van de [gedaagde] (hierna: het meldpunt). Daarin heeft zij gesteld dat de [gedaagde] in strijd handelt met de toepasselijke wet- en regelgeving door het gebruik van AEC-granulaat niet toe te staan. Ook heeft [eiseres] betoogd dat de motivering van de [gedaagde] op willekeurige gronden is gebaseerd en niet transparant is.
2.7.
Bij brief van 21 augustus 2025 heeft het meldpunt de klachten van [eiseres] gedeeltelijk (on)gegrond verklaard. De motivering van de [gedaagde] om het gebruik van AEC-granulaat in betonstraatstenen niet toe te staan is volgens het meldpunt voldoende en gerechtvaardigd. Het meldpunt heeft ook opgemerkt dat de [gedaagde] onvoldoende is ingegaan op de vele vragen van [eiseres] . Volgens het meldpunt zijn met name de antwoorden waarin naar beleid is verwezen onlogisch en niet-transparant.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat, na wijziging van haar eis, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de [gedaagde] verbiedt een gunningsbeslissing te nemen en over te gaan tot gunning van een overeenkomst tot levering van betonstraatstenen en bisschopsmutsen,
de [gedaagde] gebiedt de aanbestedingsprocedure in te trekken,
de [gedaagde] gebiedt, voor zover de [gedaagde] overgaat tot een nieuwe aanbestedingsprocedure en daarin technische specificaties hanteert zoals bedoeld in artikel 2.76 lid 1 onderdeel a of b van de Aanbestedingswet 2012, inschrijvingen die voldoen aan artikel 2.77 lid 1 of 2 van die wet niet af te wijzen,
de [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
De [gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

4.De beoordeling

spoedeisend belang
4.1.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij de beoordeling van het geschil in kort geding. Haar vorderingen strekken immers tot intrekking van een lopende aanbestedingsprocedure. De [gedaagde] heeft toegezegd de uitkomst van dit kort geding af te wachten alvorens over te gaan tot (voorlopige) gunning van de opdracht.
het belang van [eiseres]
4.2.
De [gedaagde] heeft gesteld dat [eiseres] geen belang heeft bij haar vorderingen, omdat zij als leverancier van AEC-granulaat niet zelfstandig aan de aanbestedingsprocedure kan deelnemen en dus niet voor gunning van de opdracht in aanmerking komt. De voorzieningenrechter volgt de [gedaagde] niet in dit standpunt. Het belang van [eiseres] is erin gelegen dat het inschrijvers – en daarmee de uiteindelijke opdrachtnemer(s) – niet is toegestaan om AEC-granulaat in de te leveren betonstraatstenen te gebruiken, waardoor [eiseres] haar afzet van AEC-granulaat aan (potentiële) inschrijvers verliest. Daarbij heeft [eiseres] onweersproken gesteld dat afnemers vanwege technische en operationele onmogelijkheden de samenstelling van hun straatstenen niet per [gedaagde] of opdracht kunnen produceren, zodat de gevolgen verder strekken dan deze opdracht. Een en ander leidt ertoe dat [eiseres] kan worden ontvangen in haar vorderingen.
[gedaagde] mag AEC-granulaat uitsluiten
4.3.
[eiseres] stelt dat de wijze waarop de [gedaagde] haar technische specificaties heeft opgesteld niet is toegestaan. Bovendien zou de [gedaagde] daarbij het gelijkheids-, zorgvuldigheids-, proportionaliteits- en transparantiebeginsel hebben geschonden.
De [gedaagde] betwist de stellingen van [eiseres] . Volgens haar wordt het niet-toestaan van AEC-granulaat gerechtvaardigd door het voorwerp van de opdracht.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in dit kort geding niet kan worden vastgesteld of de toepassing van AEC-granulaat in betonstraatstenen zonder risico’s is. Partijen hebben diverse rapporten in het geding gebracht, waarin uiteenlopende conclusies worden getrokken. Daaruit blijkt dat er serieuze discussie bestaat over mogelijke nadelige gevolgen van het gebruik van AEC-granulaat voor, kort gezegd, milieu, gezondheid en circulariteit. De waardering van die rapporten dient overigens in een bodemprocedure te gebeuren, waarin ook ruimte is voor het horen van deskundigen. De beoordeling in dit kort geding beperkt zich derhalve tot de vraag of de [gedaagde] bij het formuleren van de technische specificaties heeft voldaan aan de wettelijke vereisten.
4.5.
De artikelen 2.75-2.78b van de Aanbestedingswet 2012 (Aw) hebben betrekking op technische specificaties en strekken tot implementatie van de artikelen 42-44 van Richtlijn 2014/24/EU [1] . Artikel 2.75 Aw bepaalt dat de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken de technische specificaties opneemt. Bijlage VII van voornoemde richtlijn bepaalt dat onder technische specificaties van opdrachten voor leveringen specificaties worden verstaan die voorkomen in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product, zoals, verkort weergegeven, het niveau van kwaliteit, het niveau van milieuvriendelijkheid en klimaatprestaties, een ontwerp dat aan alle vereisten voldoet en de overeenstemmingsbeoordeling, gebruiksgeschiktheid, gebruik, veiligheid of afmetingen van het product. De Aw sluit bij deze definitie aan.
De aanbestedende dienst heeft een ruime beoordelingsmarge bij het formuleren van de technische specificaties van een opdracht. Deze marge wordt gerechtvaardigd door het feit dat de aanbestedende dienst het beste op de hoogte is van het werk dat of de levering of dienst die nodig is, en het beste in staat is om de eisen te bepalen waaraan moet worden voldaan om de gewenste resultaten te bereiken. Daarbij moet de aanbestedende dienst de kernbeginselen van het aanbestedingsrecht in acht nemen.
4.6.
De [gedaagde] heeft in het Programma van Eisen de technische specificaties van de opdracht opgenomen (zie 2.4.). Daarbij heeft zij verwezen naar de normen NEN-EN 1338/BRL 2312. In eis 42 heeft zij bepaald dat het gebruik van secundaire materialen afkomstig uit de verbranding van huishoudelijk afval (AEC-granulaat) niet is toegestaan. Zij heeft dit ook toegelicht bij de uitwerking van het tweede kwaliteitsaspect (zie 2.3.).
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat AEC-granulaat een gebruikelijke, maar geen substantiële grondstof in betonstraatstenen is. Fabrikanten van betonstraatstenen kunnen betonstraatstenen produceren van betoneigen secundaire materialen (zand, cement, grind en betonreststromen). AEC-granulaat is dus niet noodzakelijk voor de productie van betonstraatstenen. Het gaat in dit kort geding dus om een andere situatie dan in het door [eiseres] aangehaalde
Dyka Plastics-arrest [2] , waarbij de aanbestedende dienst bij een opdracht voor de aanleg of vervanging van rioleringen eiste dat buizen van een bepaald materiaal werden gebruikt. Hoewel het de vraag is of het uitsluiten van het gebruik van AEC-granulaat kan worden aangemerkt als een vereist kenmerk van betonstraatstenen, zijn partijen het erover eens dat eis 42 een technische specificatie betreft die kan worden getoetst aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten (artikelen 2.75 en 2.76 Aw).
4.8.
Artikel 2.75 lid 1 en 2 Aw bepalen dat in de technische specificaties de door de aanbestedende dienst voor een werk, dienst of levering voorgeschreven kenmerken zijn opgenomen en dat die kenmerken verband houden met het voorwerp van de opdracht en in verhouding zijn tot de waarde en doelstellingen van die opdracht. Anders dan [eiseres] betoogt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat eis 42 hieraan voldoet. De [gedaagde] heeft in het Beschrijvend Document toegelicht dat zij met de opdracht, naast de inkoop van betonstraatstenen, haar ambities op het gebied van duurzaamheid en circulariteit wil uitdragen. In overeenstemming met het betonakkoord wil zij 100% hoogwaardig hergebruik van betonreststromen stimuleren. Daarvoor is nodig dat “
bij de productie van de betonstraatstenen gebruik wordt gemaakt van een zo hoog mogelijk percentage betonreststromen”, zodat “
aan het einde van de levensduur zoveel mogelijk van de gebruikte materialen en grondstoffen geschikt zijn voor (up)recycling op minimaal gelijkwaardig niveau”. Om die reden wordt “
hergebruik van recyclingproducten, anders dan betongranulaat of zand, grind afkomstig uit beton, niet gewaardeerd” (zie 2.3.). De [gedaagde] heeft een en ander ook uitgelegd in haar antwoord op vraag 1 (zie 2.5.). Hoewel [eiseres] stelt dat hetgeen de [gedaagde] aanvoert niet juist is, past het naar het oordeel van de voorzieningenrechter binnen de ruime beoordelingsmarge van de [gedaagde] om het gebruik van AEC-granulaat op voornoemde gronden niet toe te staan. In tegenstelling tot wat [eiseres] betoogt, wordt ook geen arbitrair en irrationeel onderscheid gemaakt door de toepassing van secundair zand en grind, verkregen uit het thermisch reinigen van grond, wel toe te staan. In antwoord op vraag 3 heeft de [gedaagde] toegelicht dat het hierbij gaat om betoneigen secundaire grondstoffen, die geen risico vormen voor hoogwaardig hergebruik.
4.9.
Anders dan [eiseres] stelt, blijft de gelijke toegang voor de inschrijvers met eis 42 gewaarborgd en leidt dit niet tot ongerechtvaardigde belemmeringen in de openstelling van de opdracht voor mededinging (artikel 2.75 lid 6 Aw). Iedere fabrikant van betonstraatstenen kan namelijk betonstraatstenen fabriceren zonder AEC-granulaat en daarmee aan eis 42 voldoen. Hoewel het niet-toestaan van AEC-granulaat in de in te kopen betonstraatstenen gevolgen heeft voor [eiseres] als leverancier van AEC-granulaat, creëert de [gedaagde] met het uitsluiten van AEC-granulaat geen kunstmatige beperking van de concurrentie en een ongelijke behandeling van secundaire grondstoffen. Het gaat immers om de inschrijvers, die gelijke kansen worden geboden.
4.10.
Uit artikel 2.76 lid 1 Aw volgt dat technische specificaties op vier verschillende manieren kunnen worden geformuleerd. De [gedaagde] heeft overeenkomstig onderdeel a in eis 43 de technische specificaties geformuleerd in de vorm van normen (NEN-EN 1338/BRL 2312). In deze normen staat niet dat AEC-granulaat bij de productie van betonstraatstenen moet worden gebruikt. BRL 2312 schrijft wel voor dat als AEC-granulaat wordt toegepast, dit moet voldoen aan BRL 2507 en NEN-EN 12620. Anders dan [eiseres] stelt, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een tegenstrijdigheid tussen de eisen 42 en 43. Zoals de [gedaagde] in haar antwoord op vraag 10 ook heeft opgemerkt betreft eis 42 een afzonderlijke en zelfstandig geformuleerde eis, die veeleer overeenkomt met de in artikel 2.76 lid 2 onderdeel b Aw bedoelde functionele eis.
4.11.
Artikel 2.76 lid 3 Aw bepaalt dat in de technische specificaties niet wordt verwezen naar een bepaald fabricaat, bepaalde herkomst of bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten van een bepaalde ondernemer, een merk, octrooi of type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of uitgesloten, tenzij dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is eis 42 niet zo’n verwijzing. Er wordt immers materiaal uitgesloten dat niet kenmerkend is voor betonstraatstenen. Anders dan in het
Dyka Plastics-arrest gaat het niet om producten die kunnen worden onderscheiden aan de hand van hun fabricaat en in het bijzonder het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn. Om die reden is het ook niet mogelijk om de woorden “
of gelijkwaardig” aan eis 42 toe te voegen. Met het uitsluiten van AEC-granulaat worden bovendien geen fabrikanten van betonstraatstenen bevoordeeld of uitgesloten. Zij kunnen immers betonstraatstenen produceren van betoneigen secundaire materialen. Tenslotte wordt eis 42 in dit geval door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd. De [gedaagde] wil immers met de opdracht haar ambities op het gebied van duurzaamheid en circulariteit uitdragen, waarbij past dat het gebruik van secundaire materialen afkomstig uit de verbranding van huishoudelijk afval niet worden toegestaan.
4.12.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de [gedaagde] met eis 42 niet in strijd met de wettelijke regeling voor technische specificaties heeft gehandeld. Aldus heeft zij ook het proportionaliteitsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel niet geschonden.
4.13.
[eiseres] heeft tot slot gesteld dat de [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel door niet in te gaan op het aanbod van [eiseres] om haar standpunten met onderzoeksrapporten te onderbouwen. Ook heeft de [gedaagde] volgens [eiseres] in de inlichtingenrondes geen inzicht gegeven in de onderzoeksrapporten waarop zij haar standpunten baseert, en daarmee onlogisch en niet-transparant gehandeld.
De [gedaagde] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de Nota’s van Inlichtingen voldoende duidelijk antwoord gegeven op de vragen van [eiseres] . Daarnaast heeft de [gedaagde] een verklaring gegeven voor het feit dat zij niet naar het rapport van TNO kon verwijzen; zij had daar immers (nog) geen toestemming voor. Daar komt bij dat de verwijten van [eiseres] aan het adres van de [gedaagde] niet zodanig zijn dat deze intrekking van de aanbestedingsprocedure rechtsvaardigen. Ook is hier van belang dat [eiseres] geen inschrijver, maar een fabrikant van AEC-granulaat is.
proceskosten
4.14.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van de [gedaagde] betalen. De proceskosten worden begroot op:
  • griffierecht: € 714,00
  • salaris advocaat: € 1.107,00
  • nakosten:
totaal: € 1.999,00
4.15.
De proceskosten in het incident worden op nihil gesteld, omdat geen inhoudelijke behandeling van de provisionele vordering heeft plaatsgevonden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025. [2971/676]

Voetnoten

1.Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG.
2.HvJEU 16 januari 2025, C-424/23.