In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2025, betreft het een verzoek tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater]. De verzoeker, [persoon A], heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard, maar de rechtbank oordeelt dat hij onvoldoende belang heeft bij de benoeming van een vereffenaar. De geschilpunten tussen partijen, waaronder een vordering van verzoeker op basis van zijn legitieme portie, zijn gerelateerd aan de verdeling van de nalatenschap, waardoor de rol van een vereffenaar niet meer relevant is. Het verzoek wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Daarnaast hebben de verweerders, waaronder [persoon B] en [persoon C], een tegenverzoek ingediend om de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en de nalatenschap vast te stellen. De rechtbank wijst erop dat dit tegenverzoek niet met een verzoekschrift kan worden ingeleid, maar met een dagvaarding. De verweerders krijgen de gelegenheid om de procedure voort te zetten als dagvaardingsprocedure, met de mogelijkheid om hun stellingen aan te passen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar een rolzitting op 21 januari 2026, waarbij verweerders de verzoeker moeten oproepen met een exploot.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. dr. P.G.J. van den Berg.