ECLI:NL:RBROT:2025:13015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
11572288 CV EXPL 25-4749
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de no cure no pay bepaling in een offerte in het leaseproces

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Leaseproces B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. Leaseproces had een offerte opgesteld voor juridische bijstand in een procedure tegen Dexia, waarbij een 'no cure no pay' regeling gold. De gedaagde had een vaststellingsovereenkomst gesloten met Dexia zonder tussenkomst van Leaseproces, wat leidde tot een vordering van Leaseproces op de gedaagde voor een percentage van het behaalde resultaat. De kantonrechter oordeelde dat de offerte zo moest worden uitgelegd dat Leaseproces alleen recht had op een vergoeding als er daadwerkelijk een procedure was gevoerd op naam van de gedaagde. Aangezien dit niet het geval was, werd de vordering van Leaseproces afgewezen. Daarnaast werd de gedaagde in het gelijk gesteld met betrekking tot de subsidiaire vordering van onrechtmatig handelen, omdat er geen bewijs was dat Leaseproces na de schikking nog werkzaamheden voor de gedaagde had verricht. De proceskosten werden toegewezen aan Leaseproces, die in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11572288 CV EXPL 25-4749
datum uitspraak: 7 november 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Leaseproces B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Frederiksen,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Leaseproces’ en ‘de [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 februari 2025, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de e-mail van De Jong van 25 september 2025, met bijlage;
  • de akte overlegging producties van Leaseproces, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Leaseproces.
1.2.
Op 9 oktober 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren de gemachtigde van Leaseproces en De [gedaagde] aanwezig.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
De [gedaagde] heeft op 20 oktober 2007 een offerte getekend en daarmee opdracht gegeven aan Leaseproces om hem bij te staan in een procedure tegen Dexia. De [gedaagde] heeft aan Leaseproces € 150,- aan opstartkosten betaald. Verder hebben partijen afgesproken dat Leaseproces haar werkzaamheden zou verrichten op basis van ‘no cure no pay’ en dat Leaseproces 40% van het resultaat bij De [gedaagde] in rekening mag brengen. Onder resultaat wordt volgens de overeenkomst verstaan het voordeel voor De [gedaagde] ten opzichte van de Duisenberg-regeling.
2.2.
Op 3 april 2023 heeft De [gedaagde] een vaststellingsovereenkomst gesloten met Dexia, op grond waarvan De [gedaagde] kwijting heeft gekregen voor een bedrag van € 4.222,85 en hij een afwikkelingsvergoeding van € 500,- heeft ontvangen. Het sluiten van deze vaststellingsovereenkomst is niet via Leaseproces verlopen, maar na rechtstreeks contact tussen Dexia en De [gedaagde] .
2.3.
Leaseproces eist in deze procedure betaling van € 2.087,54 van De [gedaagde] . Volgens haar is De [gedaagde] dit bedrag (40% van het door hem behaalde resultaat) aan Leaseproces verschuldigd op basis van de in 2007 ondertekende offerte. Subsidiair meent Leaseproces dat sprake is van onrechtmatig handelen van De [gedaagde] , omdat hij de schikking met Dexia is aangegaan zonder Leaseproces daarbij te betrekken. Leaseproces maakt naast de gevraagde vergoeding aanspraak op rente en incassokosten.
2.4.
De [gedaagde] vindt dat hij niets aan Leaseproces hoeft te betalen, omdat de schikking niet tot stand is gekomen in het kader van een procedure. De offerte moet volgens De [gedaagde] zo worden uitgelegd dat de 40% vergoeding van het resultaat alleen hoeft te worden betaald als Leaseproces inderdaad op zijn naam een procedure heeft gevoerd en in dat verband een schikking is getroffen.
2.5.
De kantonrechter wijst de vorderingen van Leaseproces af. Dat wordt hierna toegelicht.
Geen vergoeding op basis van de getekende offerte
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat de offerte zo moet worden uitgelegd dat Leaseproces alleen recht heeft op een vergoeding als een resultaat wordt behaald omdat of nadat Leaseproces op naam van De [gedaagde] een procedure tegen Dexia heeft gevoerd. Daartoe is het volgende van belang.
2.7.
In de offerte staat:
“Wij zijn bereid om voor u een procedure te voeren tegen Dexia.
De kosten voor het opstarten van de procedure bedragen € 150,-, inclusief onderzoekskosten, deurwaarderskosten en alle andere kosten. De overige voorwaarden zijn vermeld op de volgende pagina. Door ondertekening van deze offerte verklaart u zich met deze voorwaarden akkoord.
Daarnaast brengt de rechtbank het bedrag van € 199,- aan griffierecht in rekening. U verneemt nog van ons wanneer dit bedrag voldaan dient te worden. Als de zaak gewonnen wordt, dient Dexia dit bedrag aan u te vergoeden.
Wij voeren de procedure voor u op basis van no cure no pay, waarbij wij u 40% over het resultaat in rekening brengen. Onder ‘resultaat’ wordt verstaan het voordeel voor u ten opzichte van de Duisenberg-regeling. Dit percentage is ook verschuldigd als met Dexia een schikking wordt getroffen. Voor een schikking is altijd uw toestemming nodig.
Alle verdere kosten komen voor onze rekening. Alleen als de zaak onverhoopt wordt verloren of als een hoger beroepsprocedure volgt, kunnen er kosten voor u ontstaan. U vindt hierover nadere informatie op de volgende pagina.”
2.8.
De kantonrechter oordeelt dat de bepaling die Leaseproces recht geeft op een vergoeding als er een schikking is overeengekomen moet worden uitgelegd aan de hand van wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs hebben mogen afleiden en verwachten (Haviltex-maatstaf). Het gaat daarbij uitdrukkelijk om omstandigheden die zich hebben voorgedaan ten tijde van het sluiten van de overeenkomst van opdracht, dus niet de omstandigheden die zich daarna hebben voorgedaan.
2.9.
De kantonrechter hecht bij de uitleg van die bepaling vooral waarde aan de context van die bepaling. De bedoeling van partijen blijkt uit het begin van de overeenkomst:
het starten van een procedure tegen Dexia voor de rechtbank. Als in deze procedure een voordeel wordt behaald ten opzichte van de Duisenberg-regeling, al dan niet door middel van een schikking, dan heeft Leaseproces recht op een vergoeding die is gebaseerd op het behaalde resultaat. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om deze bepaling zo ruim uit te leggen dat Leaseproces ook recht heeft op een vergoeding als zij nooit een procedure op naam van De [gedaagde] is gestart en partijen toch een schikking treffen. Op die situatie ziet de overeenkomst niet. Dit blijkt ook uit het feit dat in de overeenkomst is afgesproken dat de kosten van de procedure in de vergoeding zijn begrepen. Die kosten heeft Leaseproces niet gemaakt. Dat een procedure niet in het belang zou zijn geweest van De [gedaagde] , zoals Leaseproces stelt, maakt dat niet anders. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat Leaseproces in andere zaken procedures heeft gevoerd, waarvan De [gedaagde] indirect voordeel geniet omdat Dexia hem daarom uiteindelijk het aanbod zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst heeft gedaan. Het had op de weg van Leaseproces gelegen om in de offerte ondubbelzinnig op te nemen dat De [gedaagde] ook een vergoeding zou moeten betalen als een schikking tot stand zou komen zonder dat Dexia op zijn naam een procedure zou zijn gestart. Dat heeft zij niet gedaan en de gevolgen daarvan komen voor rekening van Leaseproces, zeker nu zij de professionele partij is en de offerte heeft opgesteld.
2.10.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Leaseproces niet toewijsbaar is op de door haar genoemde primaire grondslag, te weten dat een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht, op grond waarvan De [gedaagde] gehouden zou zijn om een bedrag van € 2.087,54 aan Leaseproces te vergoeden.
Geen onrechtmatig handelen
2.11.
Subsidiair beroept Leaseproces zich op onrechtmatig handelen door De [gedaagde] omdat hij zonder haar daarin te kennen een schikking met Dexia heeft getroffen. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van onrechtmatig handelen. Niet gebleken is dat Leaseproces na het treffen van de schikking nog werkzaamheden specifiek voor De [gedaagde] heeft verricht. Daarnaast is de door Leaseproces gevorderde schade geen schade. Zij heeft immers geen recht op een percentage van het door De [gedaagde] behaalde resultaat, zoals hierboven overwogen. Daarom is de vordering van Leaseproces ook niet op de subsidiaire grondslag toewijsbaar.
Leaseproces moet de proceskosten betalen
2.12.
De proceskosten komen voor rekening van Leaseproces, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Leaseproces aan De [gedaagde] moet betalen op € 50,- aan reis- en verletkosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt Leaseproces in de proceskosten, die aan de kant van De [gedaagde] worden begroot op € 50,-;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909