ECLI:NL:RBROT:2025:13017

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
83-277295-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van feitelijk leidinggeven aan gewoontewitwassen en gebruik van valse geschriften door rechtspersoon

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1978, die werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan gewoontewitwassen en het gebruik van valse geschriften. De officier van justitie, mr. S.J. Wirken, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tenlastegelegde verboden gedragingen niet aan de verdachte rechtspersoon konden worden toegerekend. Er was geen bewijs dat de rechtspersoon de verboden gedragingen had aanvaard of dat deze haar dienstig waren geweest. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als feitelijk leidinggever aan de verboden gedragingen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de rechtspersoon op de hoogte was van de illegale activiteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat niet was bewezen dat de rechtspersoon betrokken was bij de verboden gedragingen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de oudste rechter niet in staat waren het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-277295-23
Datum uitspraak: 5 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. L.L. Maassen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.J. Wirken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 en 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft feitelijke leiding gegeven aan gewoontewitwassen en het gebruik maken van valse geschriften.
4.1.2.
Beoordeling
In het onderzoek is aandacht uitgegaan naar het handelen van de verdachte als feitelijk leidinggever aan de tenlastegelegde gedragingen van [medeverdachte rechtspersoon] . (hierna: [medeverdachte rechtspersoon] ). Voor zijn handelen als natuurlijk persoon of als feitelijk leidinggever van zijn eigen B.V. maakt de officier van justitie hem geen strafrechtelijk verwijt. Dit betekent dat pas nadat is vastgesteld dat een verboden gedraging aan [medeverdachte rechtspersoon] wordt toegerekend, de vraag aan de orde komt of de verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.
De verboden gedragingen zijn het witwassen van illegaal gewonnen zand en het gebruik maken van valse Behandelingscertificaten en Uitlossingsbewijzen. Deze verboden gedragingen rekent de rechtbank niet toe aan [medeverdachte rechtspersoon] . Hoewel de verdachte als logistiek manager betrokken was bij het winnen van zand en het (laten) opstellen van Behandelingscertificaten en Uitlossingsbewijzen, en dit normale bedrijfsactiviteiten waren voor [medeverdachte rechtspersoon] , is er geen bewijs dat buiten redelijke twijfel stelt dat [medeverdachte rechtspersoon] heeft aanvaard dat dit gebeurde op illegale wijze. [medeverdachte rechtspersoon] mocht erop vertrouwen dat het zand op legale wijze in [naam] werd gewonnen, waarvoor zij ook belastingrechten betaalde, en dat de documenten naar waarheid ‘ [naam] ’ vermeldden als locatie van de zandwinning. Zo is er geen bewijs waaruit volgt dat de verdachte of een ander [medeverdachte rechtspersoon] informeert over de illegale wijze van zand winnen noch bewijs dat [medeverdachte rechtspersoon] bekend was met vergelijkbaar gedrag in het verleden. [medeverdachte rechtspersoon] stelt ook onweersproken dat zij geen voordeel heeft gehad van de illegale zandwinning (en van de valse documenten). Hiervan is ook niet gebleken. De verboden gedraging is haar niet dienstig geweest. Onder die omstandigheden en het gegeven dat er meer dan 30 schepen voeren voor [medeverdachte rechtspersoon] , rustte op haar in de tenlastegelegde periode ook geen concrete plicht om de herkomst van het zand te controleren. Het niet controleren onderbouwt evenmin dat de verboden gedraging redelijkerwijs aan [medeverdachte rechtspersoon] is toe te rekenen.
Dit betekent dat niet is bewezen dat [medeverdachte rechtspersoon] de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde gedragingen heeft begaan en dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het feitelijke leidinggeven aan die gedragingen.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. van den Heuvel, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.H. Karakus, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[medeverdachte rechtspersoon] . in 2017 en januari 2018 in
Papendrecht en elders in Nederland meermalen, in de uitoefening van haar bedrijf, te weten een zandhandel, van een voorwerp, te weten zand, de werkelijke aard, de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/ of verhuld, en/of dat zand heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat zand gebruik heeft gemaakt, terwijl zij telkens wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dat zand - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl zij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[medeverdachte rechtspersoon] . in 2017 en januari 2018 in
Papendrecht en elders in Nederland meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer valse geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen,
te weten de Behandelingscertificaten/Uitlossingsbewijzen met de nummers
[nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5A] , [nummer 5B] , [nummer 6] , [nummer 7] , [nummer 8] , [nummer 9] , [nummer 10] , [nummer 11] ,
[nummer 12] , [nummer 13] , [nummer 14] , [nummer 15] , [nummer 16] , [nummer 17] , [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] , [nummer 21] , [nummer 22] , [nummer 23] ,
[nummer 24] , [nummer 25] [zie hiervoor de pagina's 134 tot en met 158, 188, 191, 194, 197, 202, 206
en 209 van het proces-verbaal),
als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken telkens uit het verstrekken van het Behandelingscertificaat/Uitlossingsbewijs aan de ontvanger van door haar geleverd zand en bestaande de valsheid telkens hierin dat in strijd met de waarheid op het Behandelingscertificaat/Uitlossingsbewijs als laadplaats/winlocatie [naam] vermeld stond, aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.