ECLI:NL:RBROT:2025:13049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
11526108 CV EXPL 25-2450
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg testament en geschil over legaten in nalatenschap

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2025, gaat het om een geschil over de uitleg van een testament en de toewijzing van legaten. De erflaatster heeft haar inboedel gelegateerd aan verschillende personen, waaronder de gedaagde, en heeft een bedrag van € 5.000 aan haar gelegateerd. Na het overlijden van de erflaatster, die haar broer als enig erfgenaam heeft aangewezen, ontstaat er onenigheid over de contanten die in een koffer zijn aangetroffen. De eiseres, de echtgenote van de broer van de erflaatster, stelt dat het geld aan de nalatenschap toekomt, terwijl de gedaagde meent dat het geld specifiek aan haar is gelegateerd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde het geld niet hoeft terug te geven aan de nalatenschap, omdat het testament zo moet worden uitgelegd dat de contanten in de koffer ook aan de gedaagde zijn gelegateerd. De vordering van de eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 50,00 worden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11526108 CV EXPL 25-2450
datum uitspraak: 31 oktober 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Kroon (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.),
tegen
[gedaagde], in privé en voor zover nodig in haar hoedanigheid van legataris in de nalatenschap van [erflater] ,
woonplaats: [woonplaats 2] , gemeente [gemeente 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 januari 2025, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord op de rolzitting van 12 februari 2025;
  • het schriftelijke antwoord, ontvangen op 10 maart 2025, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord op de rolzitting van 12 maart 2025.
1.2.
Op 29 september 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken met [eiseres] , mr. Kroon en [gedaagde] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
De zaak gaat over € 5.000 uit de nalatenschap van [erflater] . Zij is overleden op [overlijdensdatum] . [erflater] heeft over haar nalatenschap beschikt in een testament. Zij heeft daarin haar broer [persoon A] aangewezen als enig erfgenaam. [persoon A] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard en is niet lang daarna overleden op 4 december 2018. Zijn echtgenote [eiseres] is enig rechthebbende op zijn nalatenschap. Daarom komt de nalatenschap van [erflater] nu toe aan [eiseres] . [erflater] heeft in haar testament € 5.000 gelegateerd (nagelaten) aan [gedaagde] . Dat bedrag is uitbetaald aan [gedaagde] . Verder heeft [erflater] aan de in het testament genoemde personen, waaronder [gedaagde] , haar inboedel, lijfsieraden en persoonlijke bezittingen gelegateerd. [gedaagde] heeft uit de inboedel een koffer verkregen, waarin later € 5.000 aan contanten bleek te zitten. [gedaagde] heeft dus uit de nalatenschap in totaal een geldbedrag van € 10.000 verkregen.
2.2.
[eiseres] vindt dat [gedaagde] het contante geldbedrag moet teruggeven aan de nalatenschap en dus aan [eiseres] , omdat het geldbedrag niet valt onder de noemer ‘inboedel’ en het geldlegaat van € 5.000 al aan [gedaagde] is uitbetaald. [gedaagde] heeft dus geen recht op het contante geldbedrag dat in de koffer zat, aldus [eiseres] .
2.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Zij voert aan dat [erflater] tegen haar heeft gezegd dat zij een specifieke koffer uit de woning moest halen als [erflater] kwam te overlijden en dat die koffer alleen voor haar bedoeld was.
[gedaagde] hoeft de € 5.000 uit de koffer niet aan [eiseres] te geven
2.4.
[gedaagde] hoeft niet € 5.000 te betalen aan [eiseres] . Dat geldbedrag komt niet toe aan [persoon A] als enig erfgenaam van [erflater] . [eiseres] kan dat daarom niet van [gedaagde] vorderen. Het oordeel wordt hieronder uitgelegd.
2.4.1.
De kantonrechter moet het testament van [erflater] uitleggen (artikel 4:46 BW). [1] [erflater] heeft [persoon A] als enig erfgenaam benoemd. Zij heeft aan een aantal specifieke andere personen, waaronder [gedaagde] , haar inboedel, lijfsieraden en persoonlijke bezittingen gelegateerd. Dat staat zo omschreven in haar testament. Daarbij heeft zij bepaald dat [persoon A] recht heeft een keuze te maken uit de inboedel van goederen die hij voor zichzelf als aandenken wil hebben. Verder heeft [erflater] in haar testament bepaald dat na haar overlijden alleen een aantal door haar specifiek genoemde personen, waaronder [gedaagde] , in haar woning mogen komen zolang de woning nog niet helemaal is ontruimd. Het gaat om de personen aan wie zij haar inboedel, lijfsieraden en persoonlijke bezittingen heeft gelegateerd en de notaris-executeur. [persoon A] wordt niet genoemd in dit rijtje. De zinsnede ‘inboedel, lijfsieraden en persoonlijke bezittingen’ is een standaard en veelvoorkomende zinsnede in testamenten die wordt ontleend aan de wet. Als voornoemde bepalingen van het testament in samenhang worden gelezen kan hieruit worden afgeleid dat het de bedoeling van [erflater] was dat alles wat zich in haar woning bevond toekomt aan de specifiek door haar genoemde personen, waaronder [gedaagde] , en dus niet aan [persoon A] , behalve eventuele uitgekozen aandenkens. Verder is van belang dat [gedaagde] heeft gesteld dat [erflater] haar meermalen heeft verteld dat er geld in de koffer zat en dat ze wilde dat de koffer met het geld bij [gedaagde] terecht zou komen. Dit heeft [eiseres] niet betwist. De kantonrechter legt het testament daarom zo uit dat ook alle contanten die zich in de woning van [erflater] bevonden gelegateerd zijn aan de in het testament genoemde personen. Het contante geldbedrag van € 5.000 komt daarom niet toe aan [persoon A] en dus ook niet aan zijn echtgenote [eiseres] .
2.4.2.
De vordering van [eiseres] is gebaseerd op de stelling dat een bedrag van € 5.000 aan haar echtgenoot, de broer van erflaatster, toekomt als enig erfgenaam. Omdat die stelling niet juist is, kan de vordering niet worden toegewezen.
2.5.
De andere discussiepunten en meningsverschillen tussen [eiseres] en [gedaagde] blijven onbesproken, omdat die niet relevant zijn voor de beoordeling van de vordering en het oordeel niet anders maken.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot ambtshalve de kosten die [eiseres] aan [gedaagde] moet betalen op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
34286

Voetnoten

1.Zie ook Hoge Raad 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY2595.