In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2025, gaat het om een geschil over de uitleg van een testament en de toewijzing van legaten. De erflaatster heeft haar inboedel gelegateerd aan verschillende personen, waaronder de gedaagde, en heeft een bedrag van € 5.000 aan haar gelegateerd. Na het overlijden van de erflaatster, die haar broer als enig erfgenaam heeft aangewezen, ontstaat er onenigheid over de contanten die in een koffer zijn aangetroffen. De eiseres, de echtgenote van de broer van de erflaatster, stelt dat het geld aan de nalatenschap toekomt, terwijl de gedaagde meent dat het geld specifiek aan haar is gelegateerd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde het geld niet hoeft terug te geven aan de nalatenschap, omdat het testament zo moet worden uitgelegd dat de contanten in de koffer ook aan de gedaagde zijn gelegateerd. De vordering van de eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 50,00 worden begroot.