ECLI:NL:RBROT:2025:13088

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
C/10/706718 / KG ZA 25-929
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van beelden en e-mails en publicatieverbod in kort geding

In deze zaak, die op 16 oktober 2025 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de eisende partij, een vrouw, dat de gedaagde partij, een man, wordt bevolen om beelden en e-mails van haar te verwijderen en een publicatieverbod te respecteren. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben samen een dochter. De man heeft onrechtmatig de mobiele telefoon van de vrouw in bezit gekregen en heeft de inhoud daarvan misbruikt. De vrouw heeft aangifte gedaan van diefstal en computervredebreuk, wat heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling van de man. In de civiele procedure vordert de vrouw onder andere dat de man alle informatie die nodig is om haar accounts te herstellen, aan haar verstrekt, en dat hij alle naaktbeelden en e-mails van haar verwijdert. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de persoonlijke aard van de beelden en de noodzaak om toegang te krijgen tot haar accounts. De vorderingen worden toegewezen, met de verplichting voor de man om binnen veertien dagen aan de verzoeken van de vrouw te voldoen. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval de man niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten worden toegewezen aan de vrouw, die in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaak-/rolnummer: C/10/706718 / KG ZA 25-929
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2025
in de zaak van
[naam vrouw],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [naam vrouw] ,
advocaat: mr. K.D. Regter,
tegen
[naam man],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [naam man] ,
advocaat: mr. R. Poyraz.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 september 2025 met tien producties
- productie 11 van [naam vrouw]
- de mondelinge behandeling van 6 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de ter zitting door mr. Regter aan de voorzieningenrechter overhandigde aangepaste lijst van gesteld overgenomen accounts van [naam vrouw] . Deze lijst is tijdens de zitting door mr. Regter aan mr. Poyraz gemaild. De lijst is na de zitting geüpload in DWD.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben tot medio december 2023 een affectieve relatie gehad. Uit die relatie is op 21 juni 2020 een dochter geboren: [minderjarige] . Het gezag over [voornaam minderjarige] berust bij beide ouders.
2.2.
Tijdens een op 17 oktober 2024 plaatsgevonden confrontatie tussen partijen heeft [naam man] de mobiele telefoon van [naam vrouw] onrechtmatig in bezit gekregen. [naam vrouw] heeft hiervan en van o.a. het opvolgende onrechtmatig gebruik van de inhoud van de telefoon aangifte bij de politie gedaan. Vervolgens is tegen [naam man] een strafzaak gestart.
2.3.
Uit de aantekening mondeling vonnis van de politierechter van de rechtbank Limburg (locatie Maastricht) van 10 april 2025 blijkt dat [naam man] strafrechtelijk is veroordeeld voor diefstal en computervredebreuk van de telefoon van [naam vrouw] , bedreiging met smaadschrift en het openbaar maken van naaktbeelden van [naam vrouw] . [naam man] heeft de volgende straf gekregen:
  • een taakstraf voor de duur van 100 uren;
  • een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • een schadevergoedingsmaatregel.
Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
2.4.
Bij aangetekende brief van 28 april 2025 van mr. Regter is [naam man] verzocht en gesommeerd om binnen veertien dagen nadien:
“1. Alle informatie (zoals wachtwoorden en inlogcodes), die nodig is om de door u overgenomen accounts en appjes (…) te herstellen (dat wil zeggen dat cliënt weer de zeggenschap krijgt over die appjes en accounts) aan cliënte ter beschikking te stellen door deze schriftelijk aan mij door te geven;
2. Alle naaktbeelden (op alle gegevensdragers en in de cloud die u in uw bezit hebt over waar u zeggenschap over hebt) die u van cliënte bezit te vernietigen en vernietigd te houden;
3. U te onthouden van het openbaar maken van de naaktbeelden die u van cliënte bezit;
4. Alle door u gekopieerde appjes en e-mails van cliënte te verwijderen van alle gegevensdragers en cloud-applicaties en
5. Geen gebruik (meer) te maken van de inhoud van door u gecopieerde appjes en/of e-mails van
cliënte.”
2.5.
[naam man] heeft de brief van 28 april 2025 op 2 mei 2025 in ontvangst genomen, maar er verder niet op gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[naam vrouw] vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[naam man] te gebieden alle informatie die nodig is om de door hem overgenomen appjes, accounts en e-mails als vermeld op de ter zitting overgelegde lijst binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk en ineens compleet toe te sturen aan [naam vrouw] (via haar advocaat mr. Regter), subsidiair, [naam vrouw] op grond van artikel 3:299 BW te machtigen om, op kosten van [naam man] , zelf te verrichten waartoe [naam man] is gehouden, als [naam man] , ondanks het door u te wijzen vonnis, niet overgaat binnen de door u te stellen termijn tot toezending of overhandigen van die gegevens;
[naam man] te gelasten alle portretten/naaktfoto’s en (kopieën van) de in zijn bezit zijnde e-mails verzonden aan of door [naam vrouw] van al zijn social media, waaronder Whatsapp, Snapchat, Instagram, Telegram, Signal of welk social media platform dan ook, alsmede van zijn gegevensdragers en/of cloud services, te verwijderen en verwijderd te houden, subsidiair, [naam vrouw] op grond van artikel 3:299 BW te machtigen om, op kosten van [naam man] , zelf te verrichten waartoe [naam man] is gehouden;
[naam man] te verbieden enig portret en/of naaktbeeld (waaronder ook begrepen bewegende beelden) van [naam vrouw] te publiceren via welk (social) medium dan ook en [naam vrouw] op grond van artikel 3:299 BW te machtigen om, op kosten van [naam man] , zelf te verrichten waartoe [naam man] is gehouden als deze na veertien dagen na betekening van het vonnis de portretten/naaktbeelden van [naam vrouw] niet heeft verwijderd of nadien heeft herplaatst;
[naam man] te verbieden gebruik te maken van de inhoud van (door hem gekopieerde) inkomende en uitgaande e-mails van [naam vrouw] ;
althans (telkens) een zodanige voorziening te treffen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie mag vermenen te behoren;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag of gedeelte van een dag (vorderingen 1 en 2) dan wel per keer (vorderingen 3 en 5) met een maximum van
€ 50.000,-, althans een zodanig bedrag en een zodanig maximum dat de voorzieningenrechter in goede justitie mag vermenen te behoren;
7. met veroordeling van [naam man] in de kosten van deze procedure.
3.2.
[naam man] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [naam vrouw] .

4.De beoordeling

Algemeen
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [naam vrouw] bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisendheid
4.2.
Anders dan [naam man] meent, heeft [naam vrouw] een spoedeisend belang bij haar vorderingen. De omstandigheid dat [naam vrouw] de onder 1 gevraagde gegevens op korte termijn nodig heeft om (eindelijk) weer toegang te krijgen tot de verschillende accounts die [naam man] al op 17 oktober 2024 onrechtmatig van haar heeft overgenomen, draagt evident bij aan het oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang. Dit geldt ook ten aanzien van de vorderingen onder 2, 3 en 4, gelet op de precaire en persoonlijke aard van de beelden en e-mails van [naam vrouw] , waarvan zij verwijdering en/of een publicatie-/gebruiksverbod vraagt. Dat [naam vrouw] na de sommatiebrief van 28 april 2025 heeft stilgezeten, leidt in dit geval niet tot verlies van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter zal de zaak hierna dan ook inhoudelijk beoordelen.
Gebod tot verstrekking gegevens (1)
4.3.
De voorzieningenrechter begrijpt [naam vrouw] aldus dat zij bedoeld heeft de vordering onder 1 te baseren op artikel 195 Rv in samenhang met artikel 194 Rv. Artikel 195 Rv bepaalt dat de rechter op verzoek van een partij die recht heeft op gegevens een wederpartij kan bevelen tot het verstrekken van die gegevens. Een partij bij een rechtsbetrekking heeft tegenover degene die beschikt over bepaalde gegevens over die rechtsbetrekking, recht op inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens als zij daarbij voldoende belang heeft. Dit geldt niet als gewichtige redenen zich daartegen verzetten (artikel 194 lid 2 sub b Rv).
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval aan de vereisten van artikel 194 Rv is voldaan.
4.5.
De gevraagde gegevens zijn relevant voor het herstel van de door [naam man] tegen [naam vrouw] gepleegde onrechtmatige daad gelegen in de computervredebreuk van de telefoon van [naam vrouw] . Onvoldoende geloofwaardig is dat [naam man] niet meer bij deze herstelgegevens kan komen omdat deze alleen toegankelijk zouden zijn na twee-staps-verificatie via zijn inbeslaggenomen Oppo telefoon. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat de gegevens ook te benaderen zijn via de cloud- en online e-mail servers van [naam man] . Verder geldt dat [naam vrouw] partij is bij deze rechtsbetrekking en dat zij bij die gegevens voldoende belang heeft. [naam man] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat de gevraagde gegevens onvoldoende bepaald zijn. De advocaat van [naam vrouw] heeft toegelicht hoe [naam vrouw] met behulp van welke gegevens kan bewerkstelligen dat zij weer toegang krijgt tot de accounts die zijn opgesomd op de ter zitting overhandigde lijst. Dat is voldoende concreet. Daarnaast is genoegzaam gebleken waarom de gegevens relevant voor [naam vrouw] zijn. [naam man] heeft weliswaar aan het einde van de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij slechts enkele van de op de aangepaste lijst vermelde accounts heeft overgenomen (Instagram, Facebook en Hotmail) en niet alle, maar dat dit zo is heeft hij onvoldoende handen en voeten gegeven. Dat sprake is van gewichtige redenen die zich verzetten tegen het verstrekken van inzage, afschrift of uittreksel van de gevraagde gegevens is gesteld noch gebleken.
4.6.
Gelet op het vorenstaande wordt de vordering onder 1 als volgt toegewezen.
[naam man] wordt bevolen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de gegevens die [naam vrouw] nodig heeft om weer toegang te krijgen tot de accounts die op de aan dit vonnis gehechte lijst staan vermeld (zoals wachtwoorden en inlogcodes), aan (de advocaat van) [naam vrouw] te verstrekken. [naam vrouw] heeft subsidiair machtiging gevorderd op grond van artikel 3:299 BW. Uit de verdere tekst van de vordering blijkt dat [naam vrouw] bedoeld heeft machtiging te verkrijgen enkel in het geval dat [naam man] niet verricht waartoe hij is gehouden. Een dergelijke insteek past binnen het doel van artikel 3:299 lid 1 BW. Gelet hierop wordt [naam vrouw] gemachtigd om op kosten van [naam man] zelf datgene te bewerken waartoe nakoming door [naam man] zou hebben geleid. Voor het naast de mogelijkheid van reële executie opleggen van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter geen grond. De hier gevorderde dwangsom wordt daarom afgewezen. Dat [naam man] eerder dit jaar voor (o.a.) computervredebreuk reeds strafrechtelijk is veroordeeld, doet niet af aan het belang van [naam vrouw] bij het ten laste van [naam man] treffen van deze civielrechtelijke maatregel.
Verwijdering van beelden van [naam vrouw] en het publicatieverbod (2 en 3)
4.7.
[naam vrouw] legt aan haar vorderingen om [naam man] te veroordelen om beelden van haar van zijn social-mediakanalen en zijn gegevensdragers en/of cloud services te verwijderen en [naam man] te verbieden enig portret van [naam vrouw] te publiceren ten grondslag dat
[naam man] jegens haar onrechtmatig handelt. Volgens [naam vrouw] had [naam man] geen toestemming om deze (intieme) beelden uit haar privésfeer in bezit te houden en openbaar te maken. [naam man] heeft hiertegen geen inhoudelijk relevant verweer gevoerd. Omdat (dit deel van) deze vorderingen de voorzieningenrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, worden deze toegewezen. Als [naam man] zich hieraan niet houdt, is [naam vrouw] op grond van artikel 3:299 BW gemachtigd om de verwijdering zelf te realiseren. Enkel aan het publicatieverbod wordt naast de mogelijkheid tot reële executie, gelet op de privacy gevoeligheid van de beelden van [naam vrouw] , ook nog de gevorderde dwangsom verbonden.
Verwijdering van e-mails van/aan [naam vrouw] en gebruiksverbod van de inhoud van die e-mails (2 en 4)
4.8.
De door [naam man] als gevolg van de computervredebreuk gehouden en geopenbaarde informatie uit de door en aan [naam vrouw] gestuurde e-mails zijn van persoonlijke aard. In artikel 8 lid 1 EVRM is het recht van eenieder op respect voor privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie verankerd. Uitgangspunt is dat het inzien van privécommunicatie, en het vervolgens openbaar maken van die communicatie, een schending van het recht op privacy oplevert. Een dergelijke schending is slechts gerechtvaardigd als daar een legitieme reden voor is. Gesteld noch gebleken is dat die er in dit geval is. Als een dergelijke reden kan in elk geval niet worden aangemerkt dat [naam man] de e-mails wil behouden om een dossier over [naam vrouw] op te bouwen om zo, door mogelijk gebruik van die e-mails, zijn kansen (in een procedure) op omgang/contact met het minderjarige kind van partijen veilig te stellen. De vordering onder 2, voor zover die strekt tot verwijdering van de e-mails, wordt daarom (gecombineerd met de toewijzing van de gevorderde verwijdering van beelden van [naam vrouw] ) toegewezen op een termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis en met machtiging van [naam vrouw] om op kosten van [naam man] zelf datgene te bewerken waartoe nakoming door [naam man] zou hebben geleid als hij zich aan de veroordeling had gehouden. [naam man] hoeft geen e-mails te verwijderen die hij destijds zelf (aan [naam vrouw] ) heeft verzonden of (van [naam vrouw] ) heeft ontvangen. Die e-mails heeft hij immers niet onrechtmatig in zijn bezit. Geen grond bestaat voor het opleggen van een dwangsom. De mogelijkheid van reële executie is voldoende.
4.9.
Het voorgaande leidt er tevens toe dat de vordering onder 4 wordt toegewezen. Aan deze laatste vordering heeft [naam vrouw] geen dwangmiddelen verbonden, zodat die ook niet kunnen worden toegewezen.
Veegvordering (5)
4.10.
De vordering onder 5 is een veegvordering. Toewijzing daarvan stuit alleen al af op de onbepaaldheid ervan.
Proceskosten
4.11.
[naam man] moet als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam vrouw] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 145,45
- griffierecht € 331,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.761,45

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt [naam man] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis alle gegevens die nodig zijn om de door hem van [naam vrouw] overgenomen appjes, accounts en e-mails als vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst schriftelijk en ineens compleet toe te sturen aan [naam vrouw] (via haar advocaat mr. Regter),
en als [naam man] hieraan niet voldoet, [naam vrouw] te machtigen om, op kosten van [naam man] , zelf te verrichten waartoe [naam man] is gehouden,
5.2.
gelast [naam man] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis:
1) alle portretten/naaktfoto’s van [naam vrouw] ; en
2) de (kopieën van de) in het bezit van [naam man] zijnde e-mails verzonden aan of door [naam vrouw] ,
van al zijn social media platforms, waaronder Whatsapp, Snapchat, Instagram, Telegram, Signal of welk social media platform dan ook, alsmede van zijn gegevensdragers en/of cloud services, te verwijderen en verwijderd te houden, behalve voor zover hijzelf afzender of ontvanger van de hier bedoelde e-mails was,
en als [naam man] hieraan niet voldoet, [naam vrouw] te machtigen om, op kosten van [naam man] , zelf te verrichten waartoe [naam man] is gehouden,
5.3.
verbiedt [naam man] om onmiddellijk na betekening van dit vonnis enig portret en/of naaktbeeld (waaronder ook begrepen bewegende beelden) van [naam vrouw] te publiceren via welk (social) medium dan ook,
en als [naam man] zich hier niet aan houdt of beelden van [naam vrouw] (her)plaatst, [naam vrouw] vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis te machtigen om, op kosten van [naam man] , zelf te verrichten waartoe [naam man] is gehouden,
5.4.
veroordeelt [naam man] om aan [naam vrouw] een dwangsom te betalen van € 2.500,- per keer dat hij niet aan de veroordeling onder 5.3 voldoet, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt,
5.5.
verbiedt [naam man] gebruik te maken van de inhoud van (door hem gekopieerde) inkomende en uitgaande e-mails van [naam vrouw] ,
5.6.
veroordeelt [naam man] in de proceskosten van € 1.761,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [naam man] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [naam man] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op
16 oktober 2025. 1734/1980