In deze civiele procedure vordert ECP Factoring B.V. (hierna: ECP Factoring) van Prevdent International B.V. (hierna: Prevdent) betaling van € 523.328,99 op grond van een tussen hen gesloten factoringovereenkomst. Prevdent heeft in een incident een vordering ingesteld op basis van artikel 195 Rv jo 194 Rv, waarin zij inzage en afgifte van gegevens verzoekt die zich onder ECP Factoring bevinden. De rechtbank heeft op 5 november 2025 geoordeeld dat er geen aanleiding is om voorafgaand aan de hoofdzaak te beslissen op de incidentele vordering van Prevdent en heeft de beslissing aangehouden. Tevens heeft de rechtbank ECP Factoring in het gelijk gesteld door Prevdent akte niet dienen te verlenen voor de conclusie van antwoord in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor het bepalen van een mondelinge behandeling, waarbij het geschil in volle omvang aan de orde zal komen.
De procedure is gestart met een dagvaarding op 25 februari 2025, gevolgd door een incidentele conclusie van Prevdent en een conclusie van antwoord van ECP Factoring. Prevdent heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het verzoek van ECP Factoring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van de vordering primair op de weg van ECP Factoring ligt en dat Prevdent de proceshandeling voor de hoofdzaak, de conclusie van antwoord, niet heeft verricht. De rechtbank heeft de zaak opnieuw op de rol gezet voor beraad over de mondelinge behandeling, waarbij de beslissing op de incidentele vordering aan de orde zal komen.