ECLI:NL:RBROT:2025:13169

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
ROT 24/8587
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na herstel van motiveringsgebrek door UWV inzake arbeidsongeschiktheid

Op 12 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen Global Spares Logistics B.V. en het UWV. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 11 juli 2025, waarin de rechtbank een motiveringsgebrek in het besluit van het UWV van 1 augustus 2024 had vastgesteld. Het UWV kreeg de kans om dit gebrek te herstellen. In reactie op de tussenuitspraak heeft het UWV op 24 juli 2025 een aanvullende rapportage ingediend, waarin het motiveringsgebrek werd aangepakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in deze rapportage voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de conclusie dat er geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer. De rechtbank heeft het beroep van Global Spares Logistics B.V. gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering in besluiten van het UWV en de rol van aanvullende rapportages in het herstel van eerder geconstateerde gebreken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8587

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2025 in de zaak tussen

Global Spares Logistics B.V., uit Vlaardingen, eiseres

(gemachtigde: [naam]),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Procesverloop

1. Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 11 juli 2025 (de tussenuitspraak) verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
1.1.
In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het besluit van 1 augustus 2024 (het bestreden besluit) een motiveringsgebrek kent en heeft zij het UWV in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen.
1.2.
Met de brief van 24 juli 2025 heeft het UWV aan de rechtbank kenbaar gemaakt dat het gebrek in het bestreden besluit zal worden hersteld.
1.3.
In reactie op de tussenuitspraak heeft het UWV een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 augustus 2025 ingediend.
1.4.
Eiseres is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de herstelpoging van het UWV, maar zij heeft aangegeven daar geen gebruik van te maken.
1.5.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek op 15 oktober 2025 gesloten.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. Uit de tussenuitspraak volgt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, zodat het in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal hieronder beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven of dat zij, indien de rechtsgevolgen niet in stand kunnen blijven, zelf in de zaak kan voorzien.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het UWV heeft in het bestreden besluit onvoldoende onderbouwd waarom de volledige arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer niet duurzaam is. Door het UWV is onvoldoende onderbouwd dat vanwege diverse behandelmogelijkheden verbetering van de belastbaarheid in het eerstkomende jaar na de beoordeling per einde wachttijd bij de ex-werknemer kan worden verwacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vrij algemeen geformuleerd hoe de mogelijke behandelingen van invloed kunnen zijn op het psychische en fysieke welzijn en de belastbaarheid van de ex-werknemer en heeft dit te weinig heeft toegespitst op de persoon van de ex-werknemer. De verzekeringsarts bezwaar en beroep leek ook onvoldoende aandacht te hebben besteed aan de blijvende wisselende belastbaarheid van de ex-werknemer nadat diverse behandelingen hebben plaatsgevonden. Daarnaast is niet afdoende onderbouwd dat het volgen van Acceptance and Commitment Therapy (ACT) de fysieke belastbaarheid zal verbeteren, is er onvoldoende onderzoek verricht of de ex-werknemer in staat is deze behandeling te volgen en ook is niet concreet toegelicht wat de kans op herstel in het eerstvolgende jaar (en eventueel daarna) door middel van deze behandeling is en welke gevolgen dit zou kunnen hebben voor de belastbaarheid van de ex-werknemer.
4. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft het UWV op 24 juli 2025 kenbaar gemaakt gebruik te willen maken van de mogelijkheid om het gebrek te herstellen. Daaropvolgend heeft het UWV een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 augustus 2025 overgelegd waarin wordt ingegaan op de door de rechtbank aangegeven punten uit de tussenuitspraak.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV het eerder geconstateerde motiveringsgebrek met de aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 augustus 2025 hersteld. In deze aanvullende rapportage worden de gesignaleerde onduidelijkheden weggenomen. Hierin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat er geen sprake is van duurzaamheid, omdat er een redelijke of goede kans op verbetering van de belastbaarheid is. Waarom dat het geval is, legt de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit door, zoals gevraagd, meer concreet in te gaan op de verschillende behandelingen die de ex-werknemer heeft gehad. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de behandeling(en) bij de ergotherapeut en het behandeltraject dat is ingezet bij Revant een positief effect hebben gehad op de ex-werknemer. Dit blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep onder andere uit de notitie van de bedrijfsarts die is opgesteld op 23 juni 2023 en de informatie van de revalidatiearts van 7 maart 2023 en 16 mei 2023. Zo heeft de bedrijfsarts vermeld dat sprake is van een lichte verbetering in de energie en heeft de revalidatiearts onder andere vermeld dat de ex-werknemer binnen de twee uur dat hij actief is wat meer belastbaar is, hij cognitief beter belastbaar is, zijn energieniveau beter aanvoelt en hij handvatten heeft gekregen waardoor hij meer in balans is en meer luistert naar zijn eigen lichaam. Door middel van het voortzetten van ergotherapie als ondersteuning zou eiser (verder) kunnen opbouwen, waarna zijn fysieke belastbaarheid zou kunnen toenemen en hij naar verwachting in fysiek lichte werkzaamheden meer dan 25 uur per week belastbaar zou kunnen zijn. Hoewel de verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent dat bij de ex-werknemer sprake is van een kwetsbaar evenwicht, bestaat tegelijkertijd ook meer balans bij de ex-werknemer. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, onder verwijzing naar de informatie van de revalidatiearts van 7 maart 2023 en 16 mei 2023, toegelicht dat de ex-werknemer belang kan hebben bij het volgen van ACT, omdat hij moeite heeft met het accepteren van zijn grenzen en het maken van keuzes. ACT zou kunnen helpen om op een flexibele manier om te gaan met obstakels die hij tegenkomt (Acceptance) en hij kan blijven investeren in dingen die hij echt belangrijk vindt (Commitment). Het volgen van ACT is niet slechts gericht op de verbetering van het psychisch welzijn, maar is ook effectief gebleken bij het vergroten van het algemeen welzijn. Tijdens het volgen van dergelijke behandelingen kan de ex-werknemer leren om gedachten, gevoelens en omstandigheden die hij niet kan veranderen te accepteren en leren hoe hij hiermee kan omgaan. Hierdoor houdt hij meer energie over waarna hij meer fysieke en cognitieve inspanning zou kunnen leveren. Daarbij valt te denken aan langer staan en/of lopen tijdens het werk en het aankunnen van meer deadlines of productiepieken per week. Verder bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat pacing niet als behandelmethode ingezet kan worden. Indien pacing zou worden toegepast zou de ex-werknemer, door het uitblijven van klachten, energiereserves kunnen opbouwen en zou naar het uitbreiden van activiteiten toegewerkt kunnen worden. Hierdoor zal de ex-werknemer fysiek meer aankunnen en zal de belastbaarheid verbeteren. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bestaat op basis van het voorgaande geen aanleiding om het standpunt, dat van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid geen sprake is, te wijzigen.
5.1.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het UWV een afdoende (nadere) toelichting heeft gegeven en daarmee terecht heeft geconcludeerd dat geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4 van de Wet WIA.

Conclusie en gevolgen

6. Vanwege het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het UWV in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
6.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
6.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het UWV moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. de Bloois, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.