Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een echtscheidingszaak tussen een man en een vrouw, die respectievelijk de Nederlandse en Indiase nationaliteit hebben. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.H. Anker, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Taheri-Bhajan, hebben beiden verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond ten tijde van de indiening van het verzoekschrift, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen.
Een belangrijk punt in deze zaak was het ontbreken van een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte, wat vereist is volgens artikel 815 Rv. De man heeft aangegeven niet meer in het bezit te zijn van de originele huwelijksakte, en de vrouw heeft dit niet weersproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de omstandigheden, het redelijkerwijs niet mogelijk is om het afschrift over te leggen. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare documenten, waaronder een kopie van het 'marriage certificate', voldoende aannemelijk geacht dat er sprake is van een huwelijk tussen partijen.
De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien het niet is weersproken en op de wet is gegrond. Daarnaast heeft de vrouw haar verzoek om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud ingetrokken, wat heeft geleid tot afwijzing van dat verzoek. De rechtbank heeft ook de onderlinge regeling tussen partijen met betrekking tot de goederen die eigendom zijn van de vrouw opgenomen in de beschikking. Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.