Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties
- de brief van de rechtbank van 25 april 2025, waarin een mondelinge behandeling is bepaald
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Donderdagmorgen ben ik in de buurt van dit werk, is het wat dat we dan samen een ronde lopen, en samen de lijst nalopen met wat er nu nog gebeuren moet, zodat we dit in ieder geval af kunnen handelen”; zie 3.10). Op 10 oktober hebben [gedaagde] en Bincx een ronde gelopen en hebben zij negen opleverpunten genoteerd. Die punten heeft Bincx bevestigd in haar e-mail aan [gedaagde] van 11 oktober 2024 (zie 3.11). [gedaagde] heeft niet betwist dat twee monteurs van Bincx deze opleverpunten vervolgens op 15 oktober 2024 hebben afgehandeld.
€ 141.650,00(inclusief btw) aan Bincx moet betalen. De rechtbank zal [gedaagde] daartoe veroordelen.
€ 2.191,50. De wettelijke rente hierover (als bedoeld in artikel 6:119 BW) zal, zoals gevorderd, worden toegewezen met ingang van 11 december 2024.
streefdatum opleveren week 27”. Bincx voert verder aan dat zij pas 5 tot 6 weken later met haar werkzaamheden kon starten door vertraging aan de zijde van [gedaagde] bij het plaatsen van de staalconstructie. Bincx betwist ten slotte het door [gedaagde] gevorderde bedrag. Volgens haar is dat op geen enkele manier onderbouwd.
plaatsen staalconstructie staal op wk 23 aansluitend starten met jullie werk met streefdatum opleveren week 27”. Week 27 was de week van 1 juli 2024. Partijen zijn dus een streefdatum en geen fatale termijn overeengekomen. [gedaagde] heeft niet onderbouwd op welke wijze, in afwijking van deze duidelijke afspraak in de opdrachtbevestiging, toch een oplevering met als fatale termijn 1 september 2024 is afgesproken. Dat [gedaagde] met TPF heeft afgesproken om het bedrijfspand na de bouwvak (op 19 augustus 2024) op te leveren, betekent in de verhouding tussen [gedaagde] en Bincx niet dat Bincx ook aan die (of een andere) termijn is gebonden zonder haar instemming. Daar komt bij dat [gedaagde] niet heeft betwist dat Bincx pas later met haar werkzaamheden kon starten omdat [gedaagde] zelf vertraging had opgelopen met het plaatsen van de staalconstructie. Voor zover al sprake zou zijn van een fatale termijn, ligt het dus aan [gedaagde] dat die niet door Bincx is gehaald.
€ 100,00
6.De beslissing
1918/3455