ECLI:NL:RBROT:2025:13223

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
707849 HA ZA 25-876
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restant aanneemsom en tegenvordering tot hervatting werkzaamheden in het kader van aannemingsovereenkomst

In deze zaak vordert Bincx B.V. als onderaannemer betaling van het restant van de aanneemsom van € 145.729,22 van [gedaagde], die als opdrachtgever de betaling weigert op grond van vermeende gebreken en het niet op tijd opleveren van het werk. De rechtbank oordeelt dat Bincx het werk op 10 oktober 2024 heeft opgeleverd en dat [gedaagde] de volledige aanneemsom verschuldigd is. De rechtbank wijst de vorderingen van Bincx toe en verklaart dat [gedaagde] in verzuim is geraakt door het niet betalen van het restant. Tevens wijst de rechtbank de tegenvorderingen van [gedaagde] af, omdat er geen grond is voor het vorderen van hervatting van werkzaamheden of schadevergoeding. De rechtbank legt de proceskosten en buitengerechtelijke kosten ten laste van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/707849 / HA ZA 25-876
Vonnis van 12 november 2025
in de zaak van
BINCX B.V.,
gevestigd in Kootwijkerbroek,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
advocaat: mr. E. Koekoek,
tegen
[gedaagde],
gevestigd in Rhoon,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. G. van der Spek.
Partijen worden hierna Bincx en [gedaagde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Bincx heeft als onderaannemer voor [gedaagde] dakplaten en wandpanelen geleverd en gemonteerd ten behoeve van een bedrijfspand van een klant van [gedaagde]. Zij vordert betaling van het restant van de aanneemsom. [gedaagde] betaalt Bincx niet omdat het werk volgens haar niet is opgeleverd en er diverse gebreken zijn. Als tegenvordering vordert [gedaagde] onder meer hervatting van de werkzaamheden, uitvoering van een aantal specifiek genoemde werkzaamheden en oplevering van het werk. De rechtbank is van oordeel dat Bincx het werk heeft opgeleverd en dat [gedaagde] om die reden het restant van de aanneemsom aan Bincx moet betalen. Als er al gebreken zijn waarvoor Bincx aansprakelijk is, dan kan [gedaagde] haar aanspraken niet geldend maken zolang zijzelf het restant van de aanneemsom niet heeft betaald. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot de verschillende beslissingen is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 januari 2025, met producties
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties
- de brief van de rechtbank van 25 april 2025, waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de brief van de rechtbank van 3 juni 2025, met een zittingsagenda
- de conclusie van antwoord in reconventie, met een productie
- de akte wijziging eis in reconventie tevens houdende akte overlegging van producties, met producties
- de mondelinge behandeling van 14 juli 2025 en de daarbij door partijen gebruikte spreekaantekeningen.
2.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de procedure in overleg met partijen verwezen naar de parkeerrol van 1 oktober 2025. Partijen zouden proberen om een minnelijke regeling te treffen. Op deze parkeerrol is de procedure doorgehaald (artikel 8.2.5 van het procesreglement). De procedure is vervolgens opnieuw opgebracht op de continuatierol en partijen hebben vonnis gevraagd. De rechtbank heeft daarop bepaald dat er vonnis wordt gewezen. De procedure had eerst zaak- en rolnummer 693727 HA ZA 25-121 en heeft nu zaak- en rolnummer 707849 HA ZA 25-876.

3.De feiten

3.1.
Bincx exploiteert een onderneming in dak- en gevelwerken, staalbouw, prefab betonbouw en cascobouw, voornamelijk ten behoeve van de agrarische en industriële bouwsector.
3.2.
[gedaagde] exploiteert een bouw- en aannemingsbedrijf.
3.3.
Tussen Bincx en [gedaagde] is op 11 april 2024 een overeenkomst tot stand gekomen (hierna ook: de aannemingsovereenkomst). Op grond van deze overeenkomst zou Bincx als onderaannemer van [gedaagde] dakplaten en wandpanelen leveren en monteren en enkele aanverwante werkzaamheden uitvoeren. De werkzaamheden zagen op de realisatie van een bedrijfspand door [gedaagde] ten behoeve van TPF Groep B.V. (hierna: TPF).
3.4.
In de opdrachtbevestiging van 11 april 2024 is een totale aanneemsom overeengekomen van € 300.000,00 exclusief btw. [gedaagde] moet deze aanneemsom in acht (8) termijnen betalen. De laatste termijn is verschuldigd nadat alle werkzaamheden gereed zijn. De betalingstermijn is 30 dagen. Verder is in de opdrachtbevestiging opgenomen dat het plaatsen van de staalconstructie door [gedaagde] gepland staat in week 23 van 2024 en dat Bincx aansluitend zal starten met haar werkzaamheden. Streefdatum voor oplevering door Bincx is week 27 van 2024. In de opdrachtbevestiging zijn de algemene voorwaarden en leveringsvoorwaarden van Bincx van toepassing verklaard.
3.5.
Bincx heeft op 17 juli 2024 de eerste drie betalingstermijnen gefactureerd en op 25 juli 2024 de vierde en vijfde betalingstermijn. Op 4 september 2024 heeft [gedaagde] aan Bincx een bedrag van € 100.000,00 betaald.
3.6.
Op 11 september 2024 schrijft Bincx in een e-mail aan [gedaagde]:
“Onderstaande hebben wij vorige week dinsdag (3 september) afgesproken.
• €. 100.000,- (€. 121.000,- incl. btw) wordt overgemaakt nu eerst (reeds voldaan).
• Donderdag (12 september) 08:00uur afspraak op bouwplaats met inspecteur, [gedaagde], opdrachtgever, Bincx, dakdekker en lichtstraten leverancier.
• Maandag 16 september wordt er door [gedaagde] nogmaals €. 100.000,- (€. 121 .000,- incl. btw) betaald.
• Oplevering op vrijdag (27 september), dan wordt ook restant aanneemsom betaald.
• Zoals ook besproken, hebben we het niet meer over het naakt polyestervlies wat er niet tussen zit, dit is geen discussie punt meer en akkoord.”
3.7.
Op 16 september 2024 heeft [gedaagde] aan Bincx nogmaals € 100.000,00 betaald.
3.8.
Op 25 september 2024 schrijft [gedaagde] in een e-mail aan Bincx:
“Ik heb net onze opdrachtgever (TPF: toevoeging rechtbank) net gesproken en die is niet blij dat er nog geen onderbouwingen zijn van de gevraagde zaken in het rapport en welke laatst besproken zijn.
Wind belasting berekening t.b.v. verankering dakbedekking
Thermische berekening
Info dakplaat middels foto’s
montage schijngevel deels op hout ipv verzinkte omega profielen moet nu goed waterdicht worden afgesloten anders is het hout binnen 10 jaar verrot
Lichtstralen nog niets mee gedaan
Wij hadden de hoop dat er vrijdag afgesloten kon worden maar dat gaat op deze manier zo niet lukken dus kom nu zsm met de stukken a.u.b.”
3.9.
In september 2024 is het bedrijfspand door de huurder van TPF in gebruik genomen.
3.10.
Op 7 oktober 2024 stuurt Bincx aan [gedaagde] het volgende bericht:
“Donderdagmorgen ben ik in de buurt van dit werk, is het wat dat we dan samen een ronde lopen, en samen de lijst nalopen met wat er nu nog gebeuren moet, zodat we dit in ieder geval af kunnen handelen?”
3.11.
Op 10 oktober 2024 zijn Bincx (in de persoon van haar projectleider [naam 1]) en [gedaagde] (in de persoon van haar directeur [naam 2]) bij het bedrijfspand geweest. In een e-mail van 11 oktober 2024 schrijft Bincx aan [gedaagde] het volgende:
“Wij krijgen vandaag de kappen binnen, en maandag de ronde kappen, dan stuur ik dinsdag 2 monteurs om de gister opgeschreven punten op te lossen en af te werken.
Ik heb gister de volgende 9 punten opgeschreven.
1. Lekkage onderzijde ronde panelen, dorpel verwijderen en Epdm goed aanbrengen, en proberen de ronde dorpels zo goed mogelijk op de rechte dorpel aan te laten sluiten
2. De noodoverlopen rondom afkitten met donkergrijze kit, dus niet alleen bovenop, maar ook aan de onderkant
3. De vuile dakplaat schoon maken
4. Krassen op het zetwerk bijwerken
5. Komo certificaten aanleveren, ben deze aan het opvragen, weet niet of het lukt, want heb het nog niet eerder mee gemaakt
6. De strippen naast de ramen van het bestaande tegen het metselwerk goed vast zetten
7. Klangen tussen de dorpels monteren boven de ronde gevel en boven gevel tegen het bestaande als ze er nog niet zitten
8. Overzetdorpels beter afschroeven. En de dakkappen op de overlappen extra afschroeven
9. Houten pallets opruimen en stalen platen die er op liggen in de container.
Verder heb ik dus een strook van de dakplaat afgehaald zodat je kunt zien dat de dakplaat er boven
gewoon op de volgende ligger ligt. Deze zal ik nog bijstippen en verder afschroeven.
In bijlage ook het garantieformulier van Kingspan van de panelen.”
3.12.
Op 15 oktober 2024 hebben twee monteurs van Bincx de negen hiervoor in 3.11 genoemde punten afgehandeld.
3.13.
[gedaagde] heeft Bincx in een e-mail van 17 oktober 2024 het volgende bericht:
“Helaas ben ik de komende tijd wegens familie omstandigheden beperkt bereikbaar, willen jullie zodra de werkzaamheden zijn voltooid dit per mail bevestigen zodat onze opdrachtgever een inspectie ronde met jullie kan doen.
Wat nog steeds ontbreekt is de windlast berekening zodat gecontroleerd kan worden of er voldoende
verankeringen zijn aangebracht dit is essentieel om tot afronding te komen en ik begrijp niet dat dit er nog niet is na anderhalve maand!”
3.14.
Bincx reageert daarop dezelfde dag (17 oktober 2024) als volgt per e-mail:
“Dat is niet zo mooi, ik hoop dat het geen hele ernstige dingen zijn, anders sterkte ermee in ieder geval.
Betreft de berekening voor de windbelasting, die heb ik gister eindelijk ontvangen naar lang vragen, hier in bijlage meegestuurd. Verder hebben wij alle garantie papieren opgestuurd, dus die zijn inmiddels bij jullie binnen.
Verder hebben onze monteurs afgelopen dinsdag de werkzaamheden klaar gemaakt, jij ben daar ook ter plaatse geweest, en heb aangegeven dat je verder geen punten meer had.
Wij laten morgen dan ook de laatste factuur sturen, met de extra kosten er bij die we gemaakt hebben.
Zoals duidelijk afgesproken zou jij een ronde lopen met de opdrachtgevers, en zouden wij daarna een
opleverlijst ontvangen, of samen nog een ronde lopen, wij kunnen echt geen inspectie ronde doen met
de opdrachtgever omdat dit geen partij voor ons is. ik hoop dat je toch nog tussendoor een gaatje kunt maken zodat we dit af kunnen handelen.
Verder zien wij ook graag de betalingen tegemoet zoals eerder beloofd is, zodra wij onze werkzaamheden klaar zouden hebben.”
3.15.
Op 22 oktober 2024 heeft Bincx aan TPF het volgende bericht gestuurd:
“Wij hebben voor een 2 weken terug een ronde gelopen, en aan de hand daarvan een 10 punten opgeschreven, deze punten hebben wij inmiddels opgelost, de afspraak was dat wij daarna met [naam 2] een opleverronde zouden lopen, om te kijken of er nog punten zijn. Nu geeft [naam 2] aan dat hij niet beschikbaar kan zijn door ziekte van zijn vrouw, daar hebben wij alle begrip voor.
Wij hebben inmiddels de windlastberekening en alle garantiecertificaten opgestuurd naar [naam 2], dus qua gegevens zou het geregeld moeten zijn.”
3.16.
Op 18 november 2024 heeft [gedaagde] aan Bincx een bedrag van € 21.350,00 betaald.
3.17.
Bincx heeft [gedaagde] op 4 december 2024 gesommeerd om het restant van de aanneemsom te betalen. Zij heeft daarbij aangegeven dat de werkzaamheden sinds 15 oktober 2024 gereed zijn en dat het werk is opgeleverd.
3.18.
Bij brief van 5 december 2024 heeft [gedaagde] de vordering van Bincx betwist en heeft zij aangegeven niet tot betaling over te gaan.
3.19.
Met verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 12 december 2024 heeft Bincx op 18 december 2024 ten laste van [gedaagde] conservatoire derdenbeslagen laten leggen onder de bank van [gedaagde] en onder TPF.
3.20.
Op 18 december 2024 heeft DAZA Dakadvies uit Megchelen in opdracht van TPF een opleveringsrapportage aan TPF gestuurd.
3.21.
Op 14 februari 2025 heeft [gedaagde] Bincx in kort geding gedagvaard bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland. [gedaagde] vorderde in de eerste plaats opheffing van de gelegde beslagen. Verder vorderde [gedaagde], samengevat, veroordeling van Bincx tot nakoming van de aannemingsovereenkomst door hervatting van het werk en uitvoering van een groot aantal specifiek genoemde werkzaamheden, en oplevering van het werk binnen vier weken na hervatting.
3.22.
Bij vonnis van 23 april 2025 [1] heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland de vorderingen van [gedaagde] afgewezen.

4.Het geschil

in conventie:
4.1.
Bincx vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot:
betaling van een bedrag van € 145.729,22;
betaling van de wettelijke handelsrente over de als productie 14 overgelegde facturen vanaf 30 dagen na de factuurdata, althans vanaf 5 december 2024, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
betaling van de beslagkosten van € 3.570,72;
betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 2.232,29 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
betaling van de proceskosten, inclusief de nakosten.
4.2.
Aan haar vordering legt Bincx, samengevat, het volgende ten grondslag. Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten voor -kort gezegd- de installatie van gevelplaten. Er is een vaste aanneemsom van € 300.000,00 overeengekomen met betaaltermijnen gerelateerd aan de stand van het werk. Op 10 oktober 2024 en 15 oktober 2024 heeft oplevering van het werk plaatsgevonden. Dat betekent dat [gedaagde] de hele aanneemsom verschuldigd is, maar [gedaagde] laat een groot deel onbetaald. Dat geldt ook voor een post meerwerk.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Bincx, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Bincx, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Bincx in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis. Het verweer van [gedaagde] komt er in de kern op neer dat volgens haar het werk door Bincx niet is opgeleverd, dat het werk nog moet worden afgemaakt en dat er veel gebreken zijn. Om die reden is het restant van de aanneemsom niet verschuldigd.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie:
4.5.
[gedaagde] vordert - samengevat en na vermeerdering van haar eis - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de ten laste van [gedaagde] in opdracht van Bincx gelegde derdenbeslagen onder de Coöperatieve Rabobank U.A. en TPF Groep B.V. opheft;
Bincx veroordeelt aan [gedaagde] een bedrag ad € 105.961,81 inclusief btw te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis;
Bincx veroordeelt om binnen 48 uur na het vonnis de werkzaamheden zoals beschreven in de opdrachtbevestiging van 11 april 2024 van Bincx te hervatten en die werkzaamheden, na hervatting, iedere werkdag voort te zetten tot het moment van oplevering, alsmede (voor zover er opleveringsgebreken zouden zijn) tot het moment dat bij de oplevering geconstateerde gebreken verholpen zijn;
Bincx veroordeelt om voorafgaand aan de oplevering de volgende werkzaamheden te verrichten en de volgende zaken te leveren:
• het plaatsen van de stalen dakplaten volgens een correcte windlastberekening waarin uit wordt gegaan van de waarde van de stalen dakplaat als 7,5 en de terreincategorie is vastgesteld als onbebouwd;
• het laten aansluiten van de gezette dakrand profielen van het nieuwe dak op de verbindingsklangen;
• het afdichten van het onderprofiel van de Polycarbonaat lichtstraat met EPDM rubber;
• de aansluiting en aluminium vulprofielen van de Polycarbonaat lichtstraat sluitend aanbrengen;
• de beschadigde sandwich wandpanelen herstellen en zo nodig vervangen;
• de sandwich wandpanelen zo te monteren dat de verticale naden tussen de sandwich wandpanelen overal gelijk is;
• de koudebrug onder het sandwichpaneel ter hoogte van de schijngevel verhelpen en een profiel aanbrengen;
• de spanning van sandwichpanelen in de ronding verhelpen;
• panelen van de schijngevel herstellen;
• de houten constructie waar de schijngevel aan is bevestigd vervangen voor omega profielen;
• de spanning van de ronding van de schijngevel verhelpen;
• de profielen tussen de panelen van de schijngevel verlagen;
• de gezette lekdorpel boven de prefab betonelementen vervangen en gelijkmatig laten aansluiten op het beton element;
• het zetwerk op elkaar laten aansluiten;
• afwijkend zetwerk vervangen;
• het door waterslag beschadigde zetwerk herstellen dan wel vervangen;
• het zetwerk verder doorzetten in de rondingen;
• het verticale zetwerk van de dagkantafwerking vervangen en monteren met verbindingsklangen;
• de lak van de dagkantafwerking herstellen;
• zetwerk in de overgang verticaal-horizontaal ter plaatse van de dagkanten sluiten;
• het zetwerk waar de gevelelementen mee verbonden zijn aansluitend en goed afwerken en de corrosie verwijderen;
• de lekdorpels aan de onderzijde van het sandwichpaneel sluiten en op elkaar laten aansluiten en bevestigen aan de achterliggende gevel;
• de lekstrepen op de gevel verwijderen;
• de hol getrokken dakkap herstellen/vervangen en goed afwerken;
• het zetwerk bij de schijnkolommen laten aansluiten op de verticale rail van de screens en vastzetten;
• de maatvoering van de schijnkolommen gelijk maken;
• de verzakte schijnkolommen monteren op een juiste positie en indien nodig vervangen;
• een naakt polyestervlies leveren en aanbrengen onder de dakbedekking;
• de lasnaden ter plaatse van de randzone van de dakbedekking verbreden;
• de beschadigde naadverbinding van de dakbedekking herstellen;
• de dakbedekking tegen de dakopstand glad trekken en voldoende aan de
dakrand bevestigen;
• de in- en uitwendige hoeken van de dakbedekking uitvoeren volgens de
vakrichtlijn;
• het afschot van de dakbedekking zodanig te realiseren dat een goede waterafvoer kan worden verkregen en geen plassen op het platte dak blijven staan;
• isolatie onder de gezette lekdorpels plaatsen;
• de noodoverstorten aanbrengen op een hoogte van 30 mm boven het waterkerende vlak;
• de gekitte sparing van de noodoverstort met een lijst om de uitloop van de noodoverstort afwerken;
• de steenwol dakisolatie vervangen; en
• bouwmaterialen rondom het gebouw opruimen.
5. Bincx veroordeelt het werk vervolgens binnen vier weken na de hervatting op te leveren;
6. Bincx veroordeelt tot het betalen van een dwangsom van € 10.000,00 ineens aan [gedaagde] voor zover niet (tijdig) wordt voldaan aan de onder 3. en onder 5. uit te spreken veroordelingen alsmede tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat nadien voldoening aan één van die veroordelingen uitblijft;
7. Bincx veroordeelt tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis.
4.6.
Bincx voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

inleiding
5.1.
De vorderingen van Bincx en de tegenvorderingen van [gedaagde] hangen nauw met elkaar samen. De rechtbank zal deze dan ook gezamenlijk behandelen.
5.2.
Bincx baseert haar vorderingen op de aannemingsovereenkomst. Een belangrijke vraag bij de boordeling van die vorderingen is de vraag of Bincx het werk heeft opgeleverd. De rechtbank zal hierna eerst het juridisch kader voor beantwoording van die vraag en voor de aansprakelijkheid van Bincx als (onder)aannemer weergeven. Daarna zal de rechtbank motiveren waarom het werk naar haar oordeel door Bincx is opgeleverd. Vervolgens zullen de consequenties van dat oordeel voor de vorderingen van Bincx en de tegenvorderingen van [gedaagde] uiteen worden gezet.
juridisch kader oplevering en aansprakelijkheid Bincx als (onder)aannemer
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de aannemingsovereenkomst een overeenkomst is als bedoeld in artikel 7:750 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 7:758 lid 1 BW moet de opdrachtgever (hier: [gedaagde]) het werk keuren nadat de aannemer (hier: Bincx) heeft verklaard dat het werk klaar is om te worden opgeleverd. Bij die oplevering moet de opdrachtgever de door hem geconstateerde gebreken aanwijzen en het werk, al dan niet onder voorbehoud, aanvaarden.
5.4.
Bij de beoordeling van de vraag of een werk is opgeleverd, geldt als uitgangspunt dat zowel de in artikel 7:758 lid 1 BW genoemde mededeling van de aannemer dat het werk klaar is om te worden opgeleverd, als de aanvaarding door de opdrachtgever, in iedere vorm kan plaatsvinden en ook in een of meer gedragingen besloten kan liggen. Een gedraging van de opdrachtgever waaruit onder omstandigheden een aanvaarding mag worden afgeleid is de feitelijke ingebruikneming van het werk. In dat geval is de aannemer immers niet meer bij machte om risico’s met betrekking tot bijvoorbeeld schade aan het werk te beperken of uit te sluiten.
5.5.
Na oplevering is het werk voor risico van [gedaagde] en blijft zij de overeengekomen prijs verschuldigd (artikel 7:758 lid 2). Op grond van artikel 7:758 lid 4 BW [2] is Bincx aansprakelijk voor gebreken die bij oplevering niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan haar zijn toe te rekenen.
Bincx heeft het werk opgeleverd
5.6.
Bincx stelt dat zij het werk heeft opgeleverd op 10 oktober 2024 en 15 oktober 2024. [gedaagde] heeft dat gemotiveerd betwist. De rechtbank overweegt het volgende.
5.7.
Op 11 september 2024 heeft Bincx aan [gedaagde] bevestigd wat zij de week daarvoor (op 3 september 2024) hebben afgesproken (zie 3.6). [gedaagde] heeft de inhoud van die bevestiging niet betwist. Uit deze afspraken volgt dat [gedaagde] twee keer een bedrag van € 100.000,00 zou betalen op de op dat moment al door Bincx gefactureerde termijnen. Dat heeft [gedaagde] op 3 september 2024 en 16 september 2024 ook gedaan. Verder staat vast dat de huurder van TPF het bedrijfspand in september 2024 in gebruik heeft genomen. Dat wijst erop dat het werk op dat moment al in een redelijk ver gevorderd stadium was. Die vaststelling strookt daarnaast met het feit dat de oplevering van het werk eerst gepland was op 27 september 2024 (zoals ook uit de bevestiging van de afspraken volgt). Oplevering heeft op deze datum niet plaatsgevonden. Uit de e-mail van [gedaagde] aan Bincx van 25 september 2024 (zie 3.8) leidt de rechtbank af dat de voornaamste reden daarvoor was het ontbreken van een onderbouwing van de windlastberekening van het dak.
5.8.
Op 7 oktober 2024 vraagt Bincx vervolgens aan [gedaagde] of zij elkaar op 10 oktober 2024 bij het bedrijfspand zullen treffen (“
Donderdagmorgen ben ik in de buurt van dit werk, is het wat dat we dan samen een ronde lopen, en samen de lijst nalopen met wat er nu nog gebeuren moet, zodat we dit in ieder geval af kunnen handelen”; zie 3.10). Op 10 oktober hebben [gedaagde] en Bincx een ronde gelopen en hebben zij negen opleverpunten genoteerd. Die punten heeft Bincx bevestigd in haar e-mail aan [gedaagde] van 11 oktober 2024 (zie 3.11). [gedaagde] heeft niet betwist dat twee monteurs van Bincx deze opleverpunten vervolgens op 15 oktober 2024 hebben afgehandeld.
5.9.
Op 17 oktober 2024 schrijft Bincx aan [gedaagde] dat [naam 2] op 15 oktober 2024 heeft meegedeeld dat hij geen andere punten meer had en dat Bincx om die reden de opleverfactuur zal sturen. Met deze mail stuurt Bincx daarnaast de door [gedaagde] gevraagde windlastberekening van het dak (zie 3.14). De heer [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd betwist dat hij op 15 oktober heeft gezegd dat hij geen punten meer had. Volgens hem heeft hij op 10 oktober met Bincx een ronde gelopen om te komen tot een oplevering. Daarna is zijn vrouw ziek geworden, waardoor hij een aantal weken uit de roulatie is geweest.
5.10.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] niet op 15 oktober 2024 en ook niet (kort) na de e-mail van Bincx van 17 oktober 2024 heeft laten weten welke werkzaamheden in haar ogen nog niet klaar waren. Dat heeft [gedaagde] uiteindelijk pas concreet gedaan nadat zij het rapport van DAZA Dakadvies aan TPF van 18 december 2024 had ontvangen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank veel te laat. Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor de door de heer [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden, nemen deze niet weg dat het op de weg van [gedaagde] lag om meteen of kort na de mail van 17 oktober concreet aan te geven dat de werkzaamheden in haar ogen nog niet klaar waren en wat er allemaal nog moest gebeuren.
5.11.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat Bincx na 17 oktober 2024 nog een tussentijdse opleverronde heeft gelopen met TPF. Dat betekent volgens [gedaagde] dat er eerder nog niet is opgeleverd. Bincx heeft daarover toegelicht dat zij bereid was om nog een keer met [gedaagde] te praten over eventuele punten vanuit TPF nadat [gedaagde] met TPF een ronde had gelopen. Die bereidheid van Bincx doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het standpunt van Bincx dat het werk op 15 oktober 2024 (met het afhandelen van de negen opleverpunten op die dag) klaar was. In haar mail aan [gedaagde] van 17 oktober 2024 heeft Bincx ook duidelijk aangegeven dat TPF voor haar geen partij is. Eventuele opleverpunten of wensen vanuit TPF zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet relevant voor de vraag of er in de verhouding tussen Bincx en [gedaagde] oplevering van het werk heeft plaatsgevonden. Er bestaat tussen TPF en Bincx ook geen contractuele relatie.
5.12.
Deze feiten en omstandigheden maken dat het werk op 10 oktober 2024 is opgeleverd. De bij oplevering genoteerde opleverpunten zijn op 15 oktober 2024 afgehandeld, waarmee de door Bincx uit te voeren werkzaamheden op dat moment zijn afgerond. Dat er geen opleveringsrapport is opgemaakt dat door partijen is ondertekend, zoals artikel 6 van de algemene voorwaarden van Bincx voorschrijft, doet daar niet aan af. [gedaagde] heeft namelijk niet betwist dat de op 10 oktober 2024 genoteerde negen opleverpunten op 15 oktober 2024 zijn afgehandeld.
5.13.
[gedaagde] beroept zich nog op artikel 40 UAV 2012, dat een regeling kent voor het verschuldigd worden van termijnbedragen. Volgens haar is niet aan de eisen uit dat artikel voldaan. Bincx heeft betwist dat de UAV 2012 in de verhouding tussen partijen van toepassing zijn. Ook als uit wordt gegaan van toepasselijkheid van de UAV 2012, leidt dat niet tot een ander oordeel van de rechtbank over de vraag of het werk is opgeleverd. Door oplevering af te spreken, daarbij specifieke opleverpunten te benoemen en deze vervolgens onbetwist op te lossen, is ook aan de regeling van artikel 40 UAV 2012 voldaan. Bovendien zijn partijen zelf afgeweken van die regeling door in de aannemingsovereenkomst af te spreken dat er in acht termijnen zou worden betaald en door daarna nog twee keer specifiek af te spreken dat er twee keer een bedrag van € 100.000,00 zou worden betaald (wat daarna ook is gebeurd).
consequentie voor de vorderingen van Bincx (conventie)
5.14.
Het rechtsgevolg van het oordeel dat Bincx het werk heeft opgeleverd, is dat [gedaagde] de volledige aanneemsom moet betalen. Partijen zijn overeengekomen dat betaling in acht termijnen zal plaatsvinden en dat de laatste termijn pas verschuldigd is als alle werkzaamheden (na oplevering) gereed zijn. De totale aanneemsom is € 300.000,00 exclusief btw, dus € 363.000,00 inclusief btw. [gedaagde] heeft aan Bincx betaald een bedrag van (€ 100.000,00 (zie 3.5) + € 100.000,00 (zie 3.7) + € 21.350,00 (zie 3.16) =) € 221.350,00. Dat betekent dat [gedaagde] nog een bedrag van (€ 363.000,00 - € 221.350,00=)
€ 141.650,00(inclusief btw) aan Bincx moet betalen. De rechtbank zal [gedaagde] daartoe veroordelen.
5.15.
Bincx vordert ook nog een bedrag waarvan zij stelt dat het meerwerk is. Dit is - kennelijk, zij heeft dat niet verder uitgelegd- het verschil tussen het door haar gevorderde restantbedrag van de termijnbetalingen en het totaal door haar gevorderde bedrag van € 145.729,22. Het gaat dus om een bedrag van € 4.029,22. [gedaagde] heeft betwist dat er een grond is voor meerwerk. [gedaagde] wijst erop dat volgens artikel 19 van de algemene voorwaarden van Bincx haar schriftelijke instemming nodig is en dat zij die niet heeft gegeven. Bij de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat Bincx een factuur voor meerwerk aan hem heeft gestuurd van ongeveer € 3.600,00 en dat hij daar destijds wat opmerkingen over heeft gemaakt.
5.16.
De rechtbank oordeelt als volgt. Bincx heeft haar vordering voor meerwerk in het geheel niet onderbouwd. Zij heeft geen meerwerkfactuur in het geding gebracht, terwijl dat op zijn minst van haar verwacht mocht worden. Dat geldt des te meer omdat het meerwerk in de zittingsagenda voor de mondelinge behandeling als te bespreken onderwerp is opgenomen. Bincx heeft bovendien niet betwist dat meerwerk niet schriftelijk is overeengekomen, terwijl dat volgens haar algemene voorwaarden wel moest. De rechtbank zal het gevorderde meerwerk dan ook afwijzen.
wettelijke handelsrente
5.17.
Bincx vordert de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de factuurbedragen. [gedaagde] betwist dat er wettelijke handelsrente toegewezen kan worden. Zij wijst op artikel 14 lid 8 van de algemene voorwaarden van Bincx, waarin staat dat bij niet tijdige betaling de “wettelijke rente” verschuldigd is.
5.18.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] over het toegewezen bedrag de wettelijke handelsrente moet betalen. De aannemingsovereenkomst is een handelsovereenkomst als gedefinieerd in artikel 6:119a BW. Het is een overeenkomst tussen twee rechtspersonen, waarbij Bincx tegen betaling (dus om baat) goederen levert en monteert (dus iets geeft of doet). Dat in het door [gedaagde] aangehaalde artikel uit de algemene voorwaarden van Bincx de woorden “wettelijke rente” staan en niet “wettelijke handelsrente”, doet daar niet aan af. De wettelijke handelsrente is ook een wettelijke rente.
5.19.
Wat betreft de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente overweegt de rechtbank het volgende. Bincx vordert de rente met ingang van de vervaldata van de verschillende door haar aan [gedaagde] gestuurde facturen. [gedaagde] heeft ongeveer 60% van het totaalbedrag van de facturen al betaald. Bincx heeft niet toegelicht welke facturen daarmee wel en niet zijn betaald. Op 5 december 2024 heeft [gedaagde] aangegeven dat zij het laatste deel niet zou betalen, nadat zij daartoe door Bincx was gesommeerd. Op dat moment is [gedaagde] in ieder geval in verzuim gekomen met betaling van het door haar verschuldigde bedrag. De rechtbank zal de wettelijke handelsrente dan ook toewijzen met ingang van 5 december 2024.
buitengerechtelijke kosten
5.20.
Bincx vordert buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 2.232,29. [gedaagde] betwist dat Bincx buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten die voor aparte vergoeding in aanmerking komen. Volgens [gedaagde] is de brief van de advocaat van Bincx van 4 december 2024 (zie 3.17) louter ter voorbereiding van de procedure, waarvoor geen afzonderlijke vergoeding kan worden toegekend.
5.21.
Deze vordering van Bincx moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Naar het oordeel van de rechtbank heeft Bincx voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De rechtbank zal het door Bincx gevorderde bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief, berekend over de toegewezen hoofdsom. Dat betekent een bedrag van
€ 2.191,50. De wettelijke rente hierover (als bedoeld in artikel 6:119 BW) zal, zoals gevorderd, worden toegewezen met ingang van 11 december 2024.
beslagkosten
5.22.
Binx vordert de beslagkosten voor de ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen tot een totaalbedrag van € 3.570,72. [gedaagde] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen deze vordering.
5.23.
Op grond van artikel 706 Rv kunnen de kosten van de gelegde conservatoire beslagen van de beslagene (hier: [gedaagde]) worden teruggevorderd. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen.
consequentie voor de tegenvorderingen van [gedaagde] (reconventie)
5.24.
[gedaagde] heeft haar eis in reconventie vermeerderd. Bincx heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt en de eiswijziging is ook niet in strijd met de goede procesorde. Dat betekent dat de rechtbank de vermeerderde eis, zoals weergegeven in 4.5, zal beoordelen.
5.25.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat Bincx het werk op 10 oktober 2024 heeft opgeleverd, dat de werkzaamheden op 15 oktober 2024 met afronding van de opleverpunten waren afgerond en dat [gedaagde] de hele aanneemsom aan Bincx moet betalen. Dat betekent om te beginnen dat er geen grond is voor de door [gedaagde] gevorderde opheffing van de door Bincx gelegde conservatoire beslagen (zie 4.5 onder 1). Er is namelijk niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor er beslag is gelegd. Niet gesteld of gebleken is dat er een andere grond is voor opheffing van de beslagen, zoals bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv. De rechtbank wijst deze vordering dan ook af.
5.26.
Om dezelfde reden is er geen grond voor (i) de gevorderde hervatting van de werkzaamheden, (ii) de gevorderde uitvoering van een groot aantal specifieke werkzaamheden en (iii) de gevorderde oplevering van het werk, alles op straffe van een dwangsom (zie 4.5 onder 3, 4, 5 en 6). De rechtbank wijst ook deze vorderingen af.
Voor zover er na oplevering gebreken aan het licht zouden zijn gekomen, die bij de oplevering niet zijn ontdekt en waarvoor Bincx aansprakelijk is (artikel 7:758 lid 4 BW), heeft te gelden dat [gedaagde] (in ieder geval) vanaf 5 december 2024 in schuldeisersverzuim verkeert (artikel 6:59 BW). Op die dag heeft zij Bincx laten weten dat zij het restant van de aanneemsom niet zou betalen. Pas daarna, nadat zij het rapport van DAKA Dakadvies van 18 december 2024 had ontvangen, heeft [gedaagde] geconcretiseerd wat er in haar ogen nog moest gebeuren en niet goed is gegaan. Als gevolg van het schuldeisersverzuim van [gedaagde] mag Bincx in dat geval de eventueel op haar rustende verplichtingen opschorten om gebreken te herstellen waarvoor zij aansprakelijk is.
5.27.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende concreet heeft onderbouwd aan de hand van de opdrachtbevestiging van 11 april 2024 welke door Bincx uit te voeren of uitgevoerde werkzaamheden nog niet of niet goed zouden zijn uitgevoerd, terwijl Bincx dat gemotiveerd heeft betwist. [gedaagde] heeft daarmee op dat punt niet voldaan aan haar stelplicht. Dat betekent dat aan bewijslevering niet zou worden toegekomen als het schuldeisersverzuim van [gedaagde] -op dit moment- al niet aan toewijzing van de vorderingen van [gedaagde] in de weg zou staan.
5.28.
De tweede vordering van [gedaagde] ziet op het betalen door Bincx van een schadevergoeding van € 105.961,81 omdat het werk door Bincx te laat is opgeleverd (zie 4.5 onder 2). Volgens [gedaagde] heeft Bincx het werk niet, zoals overeengekomen, op 1 september 2024 opgeleverd. Daardoor heeft [gedaagde] schade geleden. Die schade bestaat uit gederfde huurinkomsten door TPF en door TPF gemaakte kosten voor het uitvoeren van tijdelijke noodvoorzieningen om schade door lekkages te voorkomen. TPF heeft [gedaagde] daarvoor aansprakelijk gesteld.
5.29.
Bincx heeft betwist dat er een fatale opleverdatum is afgesproken. Zij wijst op de opdrachtbevestiging, waarin gesproken wordt over “
streefdatum opleveren week 27”. Bincx voert verder aan dat zij pas 5 tot 6 weken later met haar werkzaamheden kon starten door vertraging aan de zijde van [gedaagde] bij het plaatsen van de staalconstructie. Bincx betwist ten slotte het door [gedaagde] gevorderde bedrag. Volgens haar is dat op geen enkele manier onderbouwd.
5.30.
De rechtbank wijst deze vordering van [gedaagde] af. In de opdrachtbevestiging is over de planning en oplevering met de hand door [gedaagde] opgeschreven: “
plaatsen staalconstructie staal op wk 23 aansluitend starten met jullie werk met streefdatum opleveren week 27”. Week 27 was de week van 1 juli 2024. Partijen zijn dus een streefdatum en geen fatale termijn overeengekomen. [gedaagde] heeft niet onderbouwd op welke wijze, in afwijking van deze duidelijke afspraak in de opdrachtbevestiging, toch een oplevering met als fatale termijn 1 september 2024 is afgesproken. Dat [gedaagde] met TPF heeft afgesproken om het bedrijfspand na de bouwvak (op 19 augustus 2024) op te leveren, betekent in de verhouding tussen [gedaagde] en Bincx niet dat Bincx ook aan die (of een andere) termijn is gebonden zonder haar instemming. Daar komt bij dat [gedaagde] niet heeft betwist dat Bincx pas later met haar werkzaamheden kon starten omdat [gedaagde] zelf vertraging had opgelopen met het plaatsen van de staalconstructie. Voor zover al sprake zou zijn van een fatale termijn, ligt het dus aan [gedaagde] dat die niet door Bincx is gehaald.
Proceskosten
5.31.
[gedaagde] krijgt in conventie grotendeels ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Bincx worden begroot op:
- kosten dagvaarding
119,40
- griffierecht
6.173,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
10.328,40
5.32.
Ook in reconventie krijgt [gedaagde] geen gelijk. Zij moet daarom ook de proceskosten (inclusief nakosten) in reconventie betalen. De proceskosten van Bincx worden begroot op:
- salaris advocaat € 1.929,00 (2 punten x € 1.929,00 x 0,5)
- nakosten
€ 100,00
Totaal € 2.029,00
uitvoerbaar bij voorraad
5.33.
De veroordelingen in conventie en de proceskostenveroordeling in reconventie zullen, zoals gevorderd en verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Bincx te betalen een bedrag van € 141.650,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 5 december 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 10.328,40, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten van € 2.191,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 11 december 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten van € 3.570,72,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie:
6.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
6.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.029,00,
6.9.
verklaart de proceskostenveroordeling in 6.8 uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2025.
1918/3455

Voetnoten

1.Zaaknummer C/05/446763 / KG ZA 25-20
2.Sinds 1 januari 2024 van toepassing op overeenkomsten van na deze datum