ECLI:NL:RBROT:2025:13242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
C/10/704635 / HA ZA 25-651
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voeging in een civiele procedure met betrekking tot aandelenoverdracht

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de eisende partij, [eisende partij] B.V., een vordering ingediend tegen de gedaagde partij, [gedaagde partij] B.V. De eisende partij vordert dat de gedaagde partij medewerking verleent aan de overdracht van aandelen voor een bedrag van € 1. Daarnaast heeft de eisende partij een incidentele vordering tot voeging ingediend, waarbij zij verzoekt om de hoofdzaak te voegen met een andere aanhangige zaak bij dezelfde rechtbank. De rechtbank heeft de incidentele vordering beoordeeld en geconcludeerd dat voeging in strijd is met de eisen van een goede procesorde, aangezien de andere zaak zich al in een vergevorderd stadium bevindt. De rechtbank heeft de vordering tot voeging afgewezen en de eisende partij veroordeeld in de proceskosten van het incident. De uitspraak is gedaan op 24 september 2025, en de zaak zal opnieuw op de rol komen voor de conclusie van antwoord op 5 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/704635 / HA ZA 25-651
Vonnis in incident van 24 september 2025
in de zaak van
[eisende partij] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
advocaat: mr. M.H.S. Verhoeven,
tegen
[gedaagde partij] B.V.,
te [plaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
advocaat: mr. O.J. Brommer.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, tevens houdende de incidentele vordering tot voeging van 29 juli 2025,
  • de akte houdende overlegging producties van [eisende partij] , met producties 1 tot en met 27,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – [gedaagde partij] te veroordelen om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de voorgenomen overdracht van de door haar gehouden aandelen in [eisende partij] voor een bedrag van € 1 en te bepalen dat het vonnis in plaats treedt van de medewerking als [gedaagde partij] niet tijdig de vereiste medewerking verleent, dan wel een dwangsom te verbinden aan de gevorderde medewerking, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde partij] heeft nog niet voor antwoord geconcludeerd.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[eisende partij] vordert dat de hoofdzaak wordt verwezen naar dan wel wordt gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer C/10/700796 HA RK 25-534 (hierna: zaak 700796) en dat deze zaken gezamenlijk worden behandeld.
3.2.
Zij baseert haar vordering op artikel 220 Rv en artikel 222 Rv. Zij stelt – kort gezegd – dat de onderhavige zaak verkocht is met zaak 700796. De feitelijke en juridische geschilpunten in die zaak en in de onderhavige zaak zijn grotendeels identiek. Consistentie van uitspraken is daarom wenselijk. Verwijzing, dan wel voeging van beide zaken is ook om proceseconomische redenen gewenst.
3.3.
De conclusie van [gedaagde partij] strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie is tijdig en vóór alle weren genomen.
4.2.
[eisende partij] vordert voeging van zaken die voor dezelfde rechter aanhangig zijn. In geval voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, kan daarvan de voeging worden gevorderd (artikel 222 Rv).
4.3.
De rechtbank laat in het midden of is voldaan aan de eisen van artikel 222 Rv. De rechtbank is namelijk van oordeel dat voeging van beide zaken in strijd is met de eisen van een goede procesorde. In zaak 700796 heeft op 27 augustus 2025 reeds een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in die zaak beschikking is bepaald op 24 september 2025. Zaak 700796 bevindt zich dus in een vergevorderd stadium, terwijl in de onderhavige zaak nog voor antwoord moet worden geconcludeerd. Voeging van beide zaken zal tot gevolg hebben dat zaak 700796 nog geruime tijd zal moeten worden aangehouden. Dat leidt tot een onaanvaardbare vertraging van die procedure. Partijen kunnen uiteraard de uitkomst van de beschikking meenemen in het verdere verloop van de onderhavige procedure zodat daarmee rekening kan worden gehouden.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de incidentele vordering van [eisende partij] zal afwijzen.
4.5.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. De rechtbank begroot de kosten aan de zijde van [gedaagde partij] op € 614,00 aan salaris voor de advocaat (1 punt x tarief II) en € 178,00 aan nasalaris (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten van 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisende partij] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eisende partij] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 november 2025voor de conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.
[2083/3455]