ECLI:NL:RBROT:2025:13262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
C/10/703744 / HA ZA 25-616
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding in het kader van oneigenlijk verstek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen DSW ZORGVERZEKERAAR U.A. als eiseres en twee gedaagden, die aanvankelijk werden vertegenwoordigd door mr. W. Boeters. De eiseres vorderde betaling van schadevergoeding, die werd toegewezen omdat de gedaagden de stellingen van de eiseres niet hebben weersproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schadevergoeding van € 86.689,19, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de momenten waarop de eiseres individuele uitkeringen heeft gedaan. Daarnaast is er een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 250,00 toegewezen, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag waarop de dagvaarding aan gedaagden is uitgebracht.

De procedure begon met een dagvaarding op 19 juni 2025. Mr. Boeters heeft zich op 15 september 2025 als advocaat van de gedaagden onttrokken, waarna de rechtbank de zaak naar de rol van 1 oktober 2025 verwees voor het stellen van een nieuwe advocaat. Aangezien er geen nieuwe advocaat is verschenen, heeft de rolrechter besloten dat het recht van de gedaagden om te concluderen voor antwoord is vervallen. De rechtbank heeft de zaak vervolgens voor vonnis verwezen.

De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseres begroot op € 6.491,77, inclusief griffierechten en kosten voor de advocaat. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden binnen veertien dagen na de uitspraak aan de eiseres moeten betalen. Indien de gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen, zijn er extra kosten verbonden aan de betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/703744 / HA ZA 25-616
Vonnis van 12 november 2025
in de zaak van
DSW ZORGVERZEKERAAR U.A.,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
advocaat: mr. M.F. Lameris,
tegen

1.[gedaagde 1],2. [gedaagde 2],

woonplaats: Hoogvliet Rotterdam,
gedaagden,
advocaat aanvankelijk mr. W. Boeters, maar nu niet meer vertegenwoordigd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 juni 2025, met bijlagen 1 tot en met 10.
1.2.
Mr. Boeters heeft de rechtbank op 15 september 2025 laten weten dat hij zich als advocaat van gedaagden onttrekt. Daarop heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rol van 1 oktober 2025 voor het stellen van een advocaat namens gedaagden. Op die rol heeft zich namens gedaagden geen advocaat gesteld. De rolrechter heeft vervolgens beslist dat het recht van gedaagden om te mogen concluderen voor antwoord is vervallen en de zaak voor vonnis verwezen naar vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
De stellingen van eiseres kunnen het gevorderde dragen en zijn door gedaagden niet weersproken. Het gevorderde wordt daarom toegewezen, met inachtneming van het volgende. De wettelijke rente over de schadevergoeding à € 86.689,19 wordt toegewezen vanaf de momenten waarop eiseres iedere individuele uitkering heeft gedaan. De wettelijke rente over de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten à € 250,00 wordt toegewezen vanaf de dag waarop de dagvaarding aan gedaagden is uitgebracht.
2.2.
Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom hoofdelijk de proceskosten (inclusief beslagkosten en nakosten) betalen. De proceskosten van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 147,81
- griffierecht € 2.995,00 (€ 714,00 voor de beslagzaak + € 2.281,00 voor de
hoofdzaak)
- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten × tarief IV à € 1.214,00 per punt)
- beslagkosten € 742,96 (zie kosten exploten in bijlage 6 van eiseres)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.491,77
2.3.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen veertien dagen na vandaag aan eiseres te betalen een bedrag van € 86.689,19 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de momenten waarop eiseres iedere individuele uitkering heeft gedaan tot de dag dat alles is betaald;
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen veertien dagen na vandaag aan eiseres te betalen een bedrag van € 250,00 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 19 juni 2025 tot de dag dat alles is betaald;
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 6.491,77, te betalen binnen veertien dagen na vandaag. Als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten gedaagden € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2025.
3349 / 2537