Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.[gedaagde 1],2. [gedaagde 2],
1.De procedure
2.De beoordeling
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
3.De beslissing
3349 / 2537
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen DSW ZORGVERZEKERAAR U.A. als eiseres en twee gedaagden, die aanvankelijk werden vertegenwoordigd door mr. W. Boeters. De eiseres vorderde betaling van schadevergoeding, die werd toegewezen omdat de gedaagden de stellingen van de eiseres niet hebben weersproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schadevergoeding van € 86.689,19, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de momenten waarop de eiseres individuele uitkeringen heeft gedaan. Daarnaast is er een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 250,00 toegewezen, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag waarop de dagvaarding aan gedaagden is uitgebracht.
De procedure begon met een dagvaarding op 19 juni 2025. Mr. Boeters heeft zich op 15 september 2025 als advocaat van de gedaagden onttrokken, waarna de rechtbank de zaak naar de rol van 1 oktober 2025 verwees voor het stellen van een nieuwe advocaat. Aangezien er geen nieuwe advocaat is verschenen, heeft de rolrechter besloten dat het recht van de gedaagden om te concluderen voor antwoord is vervallen. De rechtbank heeft de zaak vervolgens voor vonnis verwezen.
De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseres begroot op € 6.491,77, inclusief griffierechten en kosten voor de advocaat. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden binnen veertien dagen na de uitspraak aan de eiseres moeten betalen. Indien de gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen, zijn er extra kosten verbonden aan de betekening van het vonnis.