ECLI:NL:RBROT:2025:13290

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
10/128689-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag met letsel tot gevolg

Op 14 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 december 2023 betrokken was bij een verkeersongeval op de A20 in Rotterdam. De verdachte, bestuurder van een vrachtwagen, heeft zich schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat heeft geleid tot een aanrijding met een personenauto bestuurd door het slachtoffer. Het slachtoffer raakte ernstig gewond, met amputatie van twee vingers als gevolg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van 90 km/u reed, wat te hoog was gezien de verkeerssituatie. De verdachte heeft tijdens het wisselen van rijstrook niet voldoende afstand gehouden en heeft het voertuig van het slachtoffer over het hoofd gezien. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat het letsel van het slachtoffer aan de verdachte kan worden toegerekend, en dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Datum uitspraak: 14 november 2025
Parketnummer: 10/128689-24
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S. Groothuismink, advocaat te Enschede.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 750,=.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde niet bewezen, omdat het ontstaan van het letsel van de bestuurder van de personenauto, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Het is aannemelijk dat het letsel niet tijdens de aanrijding met de vrachtwagen, maar pas bij de daaropvolgende frontale botsing met de BMW, is ontstaan. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel bewezen worden. De officier van justitie volgt daarbij de bevindingen van de Forensische Opsporing Verkeer (hierna: FO Verkeer). De verdachte is zonder eerst goed te kijken van rijbaan gewisseld en is daarbij in aanrijding gekomen met [slachtoffer] . Op basis van de ingezoomde foto van het in de vrachtwagen gemonteerde gordijn kan niet worden vastgesteld dat het zicht van de verdachte werd belemmerd.
4.2.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde geldt dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden. Het is niet ondenkbaar dat [slachtoffer] vanaf rijstrook 1 invoegde, aan het slingeren is geraakt en achter de vrachtwagen langs is gevlogen op het moment dat de vrachtwagen van rijstrook wisselde, waarna de voertuigen elkaar hebben geraakt. De verdachte heeft de personenauto van [slachtoffer] wel gezien, maar kon niet tijdig reageren. Bovendien is niet voldaan aan het vereiste van dubbele causaliteit, omdat het letsel van [slachtoffer] is ontstaan door de frontale botsing met de BMW, en niet door de aanrijding met de vrachtwagen. Het subsidiair ten laste gelegde feit kan evenmin worden bewezen. De verdachte werd plotseling geconfronteerd met een schuin achter hem opdoemende personenauto, waarop hij niet tijdig kon anticiperen. Hij heeft geen verkeersregels overtreden of een verkeersfout gemaakt.
4.3.
Beoordeling
Inleiding
Op 20 december 2023 omstreeks 06:30 uur hebben op de Rijksweg A20 links, tussen hectometerpaal 34,2 en 34,6 in Rotterdam twee opvolgende verkeersongevallen plaatsgevonden, waarbij een vrachtwagen en drie personenauto’s (een Volkswagen Polo, een Kia en een BMW) betrokken waren. De verdachte bestuurde de vrachtwagen. De vrachtwagen en de Volkswagen van [slachtoffer] zijn met elkaar in botsing gekomen. Als gevolg daarvan botste de Volkswagen tegen de midden geleiderail (de vangrail van de middenberm) en belandde met de voorzijde tegen de rijrichting in op rijstrook 1. [slachtoffer] is vervolgens tegen de rijrichting in gaan rijden (spookrijden), schampte de haar tegemoetkomende Kia en is vervolgens frontaal in botsing gekomen met de haar eveneens tegemoetkomende BMW. [slachtoffer] raakte bij dit ongeval onder meer gewond aan haar wijs- en middelvinger. Beide vingers moesten later in het ziekenhuis worden geamputeerd.
Toedracht verkeersongeval vrachtwagen – Volkswagen
Over de toedracht van het verkeersongeval tussen de vrachtwagen en de Volkswagen zijn door de verdachte en [slachtoffer] uiteenlopende verklaringen afgelegd. De verdachte heeft verklaard dat het misging toen hij wisselde van rijstrook 2 naar rijstrook 3. Hij had richting aangegeven, in zijn spiegels gekeken en was al met zijn wielen over de streep toen hij in zijn rechter buitenspiegel een voertuig achter zich naar rechts zag sturen en met hoge snelheid naast hem zag komen rijden. De voertuigen raakten elkaar. Het voertuig schoot voor hem langs richting de middenberm en raakte de vangrail. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij rechtdoor reed met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur. Even voor de aanrijding zag ze de vrachtwagen. Ze verwachtte niet dat deze ineens van rijstrook zou wisselen. Ineens voelde ze een klap en belandde in de vangrail.
Door de FO Verkeer is onderzoek gedaan naar de toedracht van dit verkeersongeval. Aan de hand van de ontstane schade aan de voertuigen, de sporen op het wegdek en de eindposities van de voertuigen is vastgesteld dat de vrachtwagen heeft gereden op rijstrook 2 en dat de Volkswagen rechts ten opzichte van de vrachtwagen heeft gereden op rijstrook 3. De rechtervoorzijde van de voorbumper van de vrachtwagen heeft de linker achterzijde van de Volkswagen uit koers gebracht, waarna de Volkswagen dwars voor de cabine van de vrachtwagen terechtkwam, doorschoot tegen de midden geleiderail en met de voorzijde tegen de rijrichting in is terechtgekomen, waarna de bestuurder van de Volkswagen is gaan spookrijden. Uit technisch onderzoek naar de vrachtwagen bleek dat de rechter trottoirspiegel zodanig was afgesteld dat de verdachte de rechts naast hem rijdende Volkswagen had kunnen zien. Uit de tachograafgegevens van de vrachtwagen en de EDR data van de Volkswagen blijkt dat beide voertuigen vlak voor het ongeval met een snelheid van ongeveer 90 km/u hebben gereden. De Volkswagen reed rechtdoor op diens rijstrook totdat de stuurhoek veranderde doordat de vrachtwagen de achterzijde van de Volkswagen uit koers drukte. Ter hoogte van de hectometerpalen 34,2 en 34,6 waren ten tijde van het verkeersongeval matrixborden actief. De matrixborden toonden snelheidsbeperkingen van respectievelijk 50 en 70 km/u. Bij beide portalen knipperden de oranje hoeklampen.
In haar beoordeling neemt de rechtbank de resultaten die zijn verkregen uit het onderzoek van de FO Verkeer als uitgangspunt, omdat genoemd onderzoek de meest objectieve weergave betreft van hetgeen feitelijk kan worden vastgesteld.. De rechtbank gaat er daarom, anders dan de verdachte, van uit dat [slachtoffer] rechts naast de vrachtwagen op rijstrook 3 reed op het moment dat de verdachte invoegde op rijstrook 3. De verdachte heeft het voor hem zichtbare voertuig van [slachtoffer] tijdens het invoegen over het hoofd gezien en (zodoende) niet voldoende afstand bewaard om de aanrijding te voorkomen. De verdachte reed met een snelheid van 90 km/u bovendien veel harder dan voor de verkeerssituatie ter plaatse passend en geboden was, gelet op de drukte en de snelheidsbeperkingen die werden getoond op de knipperende matrixborden. De matrixborden moeten eveneens zichtbaar zijn geweest voor de verdachte. Gelet op het voorgaande is het door de verdachte geschetste alternatieve scenario dat [slachtoffer] de controle over het stuur was verloren en met hoge snelheid rechts achter de vrachtwagen langs schoot, waardoor beide voertuigen met elkaar in botsing zijn gekomen, niet aannemelijk geworden.
Causaal verband letsel – rijgedrag verdachte
Anders dan door de officier van justitie en de verdediging is aangevoerd, bestaat naar het oordeel van de rechtbank tevens een causaal verband tussen het letsel van [slachtoffer] en het rijgedrag van de verdachte. Het letsel is weliswaar ontstaan na het tweede verkeersongeval met de BMW, maar het rijgedrag van de verdachte is een noodzakelijke factor geweest in de keten van gebeurtenissen die tot dat verkeersongeval en het daarbij door [slachtoffer] opgelopen letsel heeft geleid. Door het aanmerkelijk onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag van de verdachte is de Volkswagen uit koers geraakt en in tegengestelde richting op de rijstrook beland, waardoor het tweede verkeersongeval heeft kunnen plaatsvinden. Het
conditio sine qua non-verband staat daarmee vast. Het feit dat [slachtoffer] in paniek het gaspedaal heeft ingedrukt en is gaan spookrijden is onvoldoende om de genoemde causale keten te doorbreken. De geamputeerde wijs- en middelvinger van [slachtoffer] kwalificeert de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel.
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet bewezen dat het zicht van de verdachte in de vooruitkijkspiegel door de aan de bovenzijde van de voorruit bevestigde gordijnrand werd belemmerd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank merkt het rijgedrag van de verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.4.
Conclusie
Het (primair) ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het (primair) ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 december 2023 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met een oplegger), daarmede rijdende over de
weg,autosnelweg A20 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met die combinatie van vrachtauto met oplegger
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend
te rijden, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
- heeft gereden met een snelheid van
tenminste90 kilometer per uur,
in elk gevaleen veel hogere snelheid dan gezien de verkeerssituatie passend en
/ofgeboden was en
/of
- een gordijnrand aan de bovenzijde van de voorruit aanwezig had in de cabine van dat motorrijtuig waardoor het zicht in de aan de rechter voorzijde gemonteerde voorruitspiegel (in ernstige mate) werd belemmerd en/of
-
heefttijdens het wisselen van rijbaan een daar rijdende personenauto (bestuurd door [slachtoffer] ) niet heeft opgemerkt en
/of
-
niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen en/ofdaarmee voldoende afstand
heeft bewaardte bewaren, waardoor hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met een ander motorvoertuig (bestuurd door die [slachtoffer] ) waardoor het motorvoertuig van die [slachtoffer] tegen de vangrail
/barrièreis gekomen, waardoor een ander, te weten die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten wijs- en middelvinger amputatie
, PTSS, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 20 december 2023 als bestuurder van een vrachtwagen een verkeersongeval veroorzaakt door, rijdend met een hogere snelheid dan voor de verkeerssituatie passend en geboden was (90 km/u), tijdens het invoegen op een andere rijstrook de personenauto van [slachtoffer] niet tijdig op te merken. De verdachte heeft onvoldoende afstand tot die personenauto gehouden om een botsing te voorkomen. De vrachtwagen heeft de personenauto aangetikt, waarna deze tegen de vangrail in de middenberm botste en in tegengestelde richting op de rijstrook belandde. [slachtoffer] is vervolgens gaan spookrijden en frontaal in botsing gekomen met een andere, haar tegemoetkomende personenauto. Bij dit verkeersongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, bestaande uit een wijs- en middelvingeramputatie.
Het ongeval heeft niet alleen bij [slachtoffer] , maar ook bij de verdachte zijn sporen nagelaten. Vlak na het ongeval kreeg de verdachte last van slapeloosheid, slaapwandelen en fysieke stressklachten in de vorm van extreme eczeem. Nog dagelijks wordt de verdachte in zijn werk als vrachtwagenchauffeur belemmerd door angst voor een nieuw verkeersongeval. De rechtbank houdt hier rekening mee bij het bepalen van de straf.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis hiervan zou in de onderhavige zaak een taakstraf voor de duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden kunnen worden opgelegd. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om daarvan af te wijken.
De rechtbank legt onder deze omstandigheden geen taakstraf op en acht een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. De verdachte wordt hiermee in de gelegenheid gesteld om zijn baan als vrachtwagenchauffeur te behouden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van 3
(drie) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. den Teuling
,voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en G.C. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op 20 december 2023 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met een oplegger), daarmede rijdende over de weg, autosnelweg A20 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met die combinatie van vrachtauto met oplegger zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
- heeft gereden met een snelheid van tenminste 90 kilometer per uur, in elk geval een veel hogere snelheid dan gezien de verkeerssituatie passend en/of geboden was en/of
- een gordijnrand aan de bovenzijde van de voorruit aanwezig had in de cabine van dat motorrijtuig waardoor het zicht in de aan de rechter voorzijde gemonteerde voorruitspiegel (in ernstige mate) werd belemmerd en/of
- heeft tijdens het wisselen van rijbaan een daar rijdende personenauto (bestuurd door [slachtoffer] ) niet heeft opgemerkt en/of
- niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen en/of daarmee voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, in botsing / aanrijding is gekomen met een ander motorvoertuig (bestuurd door die [slachtoffer] ) waardoor het motorvoertuig van die [slachtoffer] tegen de vangrail/barrière is gekomen, waardoor een ander, te weten die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten wijs- en middelvinger amputatie, PTSS, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op 20 december 2023 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met een oplegger), daarmede rijdende over de weg, autosnelweg A20 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met die combinatie van vrachtauto met oplegger zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar
- heeft gereden met een snelheid van tenminste 90 kilometer per uur, in elk geval een veel hogere snelheid dan gezien de verkeerssituatie passend en/of geboden was en/of
- een gordijnrand aan de bovenzijde van de voorruit aanwezig had in de cabine van dat motorrijtuig waardoor het zicht in de aan de rechter voorzijde gemonteerde voorruitspiegel (in ernstige mate) werd belemmerd en/of
-heeft tijdens het wisselen van rijbaan een daar rijdende personenauto (bestuurd door [slachtoffer] ) niet heeft opgemerkt en/of
- niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen en/of daarmee voldoende afstand te bewaren, waardoor hij, verdachte, in botsing / aanrijding is gekomen met een ander motorvoertuig (bestuurd door die [slachtoffer] ) waardoor het motorvoertuig van die [slachtoffer] tegen de vangrail/barrière is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.