ECLI:NL:RBROT:2025:13336
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de motivering van het termijnbedrag in een betalingsregeling voor terugbetaling van WAO-toeslag
Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het UWV. De eiser had een betalingsregeling getroffen met het UWV voor de terugbetaling van ten onrechte ontvangen WAO-toeslag. Het UWV had het termijnbedrag vastgesteld op € 162,- per maand, waartegen de eiser bezwaar maakte. De voorzieningenrechter had eerder bepaald dat het termijnbedrag tijdelijk op € 30,- per maand moest worden vastgesteld, totdat het bezwaar was behandeld. Het UWV verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond met een nieuw besluit op 15 januari 2025.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld op 2 oktober 2025, maar de eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De eiser voerde aan dat het bestreden besluit in strijd was met het motiverings- en evenredigheidsbeginsel, omdat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom het termijnbedrag was verhoogd. De rechtbank oordeelde dat het UWV in het bestreden besluit niet duidelijk had gemaakt hoe het termijnbedrag was berekend, met name de beslagvrije voet. Echter, het UWV had tijdens de zitting aanvullende toelichting gegeven, waardoor het motiveringsgebrek was hersteld. De rechtbank besloot het beroep ongegrond te verklaren, maar veroordeelde het UWV wel in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 907,- en bepaalde dat het UWV het griffierecht van € 53,- moest vergoeden.