Op 24 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van betrokkene, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. Het verzoek is ingediend door het CIZ op 7 oktober 2025, met als doel de continuïteit van zorg voor betrokkene te waarborgen. Tijdens de mondelinge behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat, zoon en dochter, mentor, bewindvoerder en een specialist ouderengeneeskunde aanwezig. Betrokkene is momenteel opgenomen in een zorginstelling en heeft 24-uurs zorg nodig vanwege zijn aandoening, die leidt tot ernstig nadeel in zijn thuissituatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een eerdere machtiging tot opname was verleend, die op 15 november 2025 zou aflopen. Het CIZ verzocht om een verlenging van deze machtiging, omdat betrokkene zich verzet tegen voortzetting van het verblijf en meerdere ontsnappingspogingen heeft gedaan. De zoon en dochter van betrokkene hebben voorgesteld om hem naar een zorginstelling in Irak over te plaatsen, maar de rechtbank oordeelt dat dit voorstel onvoldoende onderbouwd is. Er zijn geen concrete gegevens over de zorg in Irak, en de rechtbank kan niet zonder meer vertrouwen op de goede bedoelingen van de familie.
De rechtbank heeft besloten om de machtiging tot voortzetting van het verblijf te verlenen voor een termijn van vier maanden, tot en met 24 februari 2026, om de betrokkenen de kans te geven om de benodigde informatie te verzamelen en te overleggen over een mogelijke overplaatsing naar Irak. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.M.J. Arts en schriftelijk uitgewerkt door griffier Z.P. van der Knaap op 7 november 2025. Tegen deze beschikking staat cassatie open.