ECLI:NL:RBROT:2025:13352

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
C/10/707197 / JE RK 25-1964
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van een onveilige opvoedomgeving

Op 15 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht. De zaak betreft de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen: [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de onveilige opvoedomgeving, die wordt gekenmerkt door een verleden van huiselijk geweld en een instabiele relatie tussen de ouders. De ouders, [naam moeder] en [naam vader], hebben het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2], terwijl [minderjarige 3] nog geboren moet worden. De Raad heeft verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Tijdens de zitting op 15 oktober 2025 waren de ouders niet aanwezig, maar wel vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen ernstig zijn en dat vrijwillige hulpverlening niet voldoende is om de situatie te verbeteren. Daarom is besloten om de kinderen onder toezicht te stellen, met als doel het herstel van contact tussen de ouders en de kinderen en het bieden van noodzakelijke hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/707197 / JE RK 25-1964
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2022 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2023 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
van wie de moeder zwanger is en van wie de geboorte wordt verwacht op of omstreeks [datum] , hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats ] ,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats ] .
[grootouder 1] en [grootouder 2] ,
hierna te noemen: de grootouders vaderszijde (vz), wonende in [woonplaats ] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 24 september 2025;
  • het bericht van de grootouders vz, ontvangen op 9 oktober 2025;
  • het bericht van de moeder, inhoudende de afmelding voor de zitting en haar standpunt, ontvangen op 13 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de grootmoeder vz;
  • een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: de GI), [naam 2] .
1.3.
De moeder, de vader en de grootvader vz zijn niet ter zitting verschenen. De kinderrechter stelt vast dat iedereen goed is opgeroepen. De moeder heeft zich afgemeld via een e-mailbericht van 13 oktober 2025.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] woont bij samen met de vader bij de grootouders vz. [minderjarige 2] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Wat het verzoek voor [minderjarige 3] betreft, licht de Raad ter zitting toe dat de ondertoezichtstelling wordt verzocht vanaf het moment van de geboorte.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het raadsrapport als volgt toe. Er is veel onrust en onveiligheid in de opvoedomgeving van de kinderen. De zorgen komen voort uit de relatie van de vader en de moeder die af en aan gaat en een verleden van huiselijk geweld. De ouders hebben nu met periodes wel of geen contact, wat onduidelijkheid geeft en maakt dat de kinderen niet weten waar zij aan toe zijn. Nu de kinderen groter worden, nemen ook de zorgen over hun hechting toe. [minderjarige 3] moet straks ook een plek vinden binnen het opvoedsysteem. Daarnaast moeten de rollen van de grootouders van zowel de kant van de vader als de moeder worden meegenomen en moet gekeken worden welke rol zij spelen binnen het systeem. Het is belangrijk dat de GI als neutrale partij monitort hoe een en ander gaat en zich inzet om samen met de vader en de moeder het gezamenlijk ouderschap vorm te geven. Daarnaast kan de GI zich inzetten voor het contactherstel tussen de vader en [minderjarige 2] en de moeder en [minderjarige 1] en de kinderen onderling.
4.2.
De GI staat achter het verzoek en volgt het standpunt van de Raad. In het kader van de ondertoezichtstelling is het belangrijk om zicht te krijgen op de situatie van zowel de vader als de moeder. Ook contactherstel is een aandachtspunt, waarbij een plan moet worden opgesteld voor de omgang. De GI denk hierbij aan de inzet van NIKA. Voor het gezamenlijk ouderschap van de ouders kan het traject Ouderschap Na Scheiding worden ingezet.
4.3.
De grootmoeder vz uit haar zorgen dat de kinderen niet samen opgroeien en hoopt dat de GI hulp kan bieden om het contact tussen de kinderen en de vader met [minderjarige 2] en de moeder met [minderjarige 1] beter te maken.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt ernstig bedreigd. De kern van de bedreiging ligt in het verleden van huiselijk geweld en het verstoorde contact tussen de vader en de moeder. De ouders zijn wisselend in hun wens om de relatie voort te zetten en dat zorgt voor onduidelijkheid en instabiliteit in de opvoedsituatie. Op de momenten dat de ouders uit elkaar zijn, is er sprake van een gescheiden gezin, [minderjarige 2] woont bij de moeder en [minderjarige 1] woont bij de vader. De kinderen groeien los van elkaar op en kunnen geen band met elkaar opbouwen. Ook is er sprake van een contactbreuk tussen de vader of de moeder met het kind dat bij de andere ouder woont. Dit is zorgelijk voor het gevoel van basisveiligheid en de hechting van de kinderen. De kinderen hebben daarnaast onvoldoende duidelijkheid en structuur door het ontbreken van regelmatige omgang met de andere ouder en het andere kind. Voorts bestaat er onvoldoende zicht op de thuissituatie bij zowel de vader als de moeder en op de rol van beide grootouders.
5.3.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat het de ouders tot op heden niet zelfstandig is gelukt om blijvend en stabiel contactherstel te organiseren. De relatiedynamiek zorgt ervoor dat de vader en de moeder op bepaalde momenten geheel geen contact met elkaar. Het lukt de ouders hierdoor niet op een constructieve wijze te communiceren over de kinderen of om gezamenlijk afspraken te maken. De kinderrechter acht het daarom noodzakelijk dat de GI als regievoerder en neutrale partij betrokken raakt, zodat binnen de ondertoezichtstelling gekeken kan worden naar het contactherstel en het vormgeven van een vaste omgangsregeling. Daarnaast dient de GI de noodzakelijke hulpverlening in te zetten voor de vader en de moeder, zodat zij vorm kunnen geven aan het gezamenlijk ouderschap binnen het gebroken gezin. [minderjarige 3] komt straks terecht in hetzelfde gezinssysteem als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter zal daarom, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, ook voor [minderjarige 3] de ondertoezichtstelling uitspreken.
5.4.
De kinderrechter zalt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gelet op dat wat hiervoor is overwogen onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. [minderjarige 3] zal vanaf het moment van geboorte onder toezicht staan tot 15 oktober 2026, met afwijzing van het overige deel van het verzoek.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 15 oktober 2025 tot 15 oktober 2026;
6.2.
stelt [minderjarige 3] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van het moment van geboorte tot 15 oktober 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of overige verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. de Pater als griffier, en op schrift gesteld op 23 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.