ECLI:NL:RBROT:2025:13394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
10-263434-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting in cold case uit 2012 met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cold case van verkrachting die plaatsvond op 16 januari 2012. De verdachte, geboren in 1960, werd beschuldigd van het verkrachten van een vrouw. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenspraak, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Matadien. De officier van justitie, mr. W.B.J. ten Have, eiste een gevangenisstraf van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op basis van DNA-bewijs en getuigenverklaringen wettig en overtuigend schuldig is bevonden aan de verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, die voortvloeit uit de immateriële schade die het slachtoffer heeft geleden. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder voorwaarden, en de verdachte is veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de jongste rechter was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-263434-24
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] , op [geboortedatum] 1960,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. D. Matadien, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Hem wordt verweten dat hij op 16 januari 2012 een vrouw heeft verkracht. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van het tenlastegelegde feit worden vrijgesproken omdat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Hij ontkent de verkrachting en überhaupt enig contact met de aangeefster, die hij niet kent. De op het lichaam en de onderbroek van de aangeefster gevonden DNA-sporen van de verdachte zijn daar via secundaire overdracht terecht gekomen doordat overal in de woning waarin de verkrachting heeft plaatsgevonden en waar (ook) de verdachte woonde, DNA-sporen van de verdachte aanwezig waren. De aangeefster is daarmee in contact gekomen toen zij in die woning was en zij heeft zich vervolgens, voorafgaand aan het sporenonderzoek, zelf uitgekleed.
4.1.2.
Beoordeling
De aangeefster heeft verklaard dat zij in de avond van 16 januari 2012 in een bovenwoning aan [adres 2] te [plaats] is verkracht. Zij heeft nog dezelfde avond haar verhaal gedaan bij de politie, de volgende dag een informatief gesprek gevoerd met een zedenrechercheur en twee weken later een gedetailleerde aangifte gedaan.
Bij het beschrijven van de jas die de dader droeg heeft de aangeefster verklaard dat op de mouw een embleem zat met het woord “technisch” of iets dergelijks. Op 16 januari 2012 woonde de verdachte op het door de aangeefster aangewezen adres. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij destijds (ook al) bij [bedrijf] werkte en dat hij zijn werkjas met daarop de tekst “ [bedrijf] ” ook in zijn vrije tijd geregeld droeg. Deze omstandigheden wijzen in de richting van de verdachte als mogelijke dader.
Daarbij komt dat er DNA-matches zijn die op de verdachte als dader van de verkrachting wijzen. Aansluitend op haar melding zijn door de politie bemonsteringen afgenomen van het lichaam van de aangeefster en is haar onderbroek in beslag genomen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de bij de aangeefster en de van haar onderbroek (slip) genomen bemonsteringen onderzocht. In 2013 leidde dit tot de constatering dat uit de bemonstering van de beide borsten van de aangeefster een DNA-mengprofiel naar voren kwam van de aangeefster en een onbekende man. Na heropening van het onderzoek in 2023 heeft het NFI matches geconstateerd tussen het bij de verdachte afgenomen DNA en het DNA van de onbekende man op de borsten van de aangeefster, het DNA op de buitenkant van de tailleband van de onderbroek van de aangeefster en het DNA in de op de onderbroek van aangeefster aangetroffen haar.
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat een andere bewoner van [adres 2] aangeefster heeft verkracht en de DNA-sporen van de verdachte door middel van secundaire overdracht op het lichaam en kledingstukken van aangeefster zijn gekomen, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster op 16 januari 2012 heeft verkracht.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
of omstreeks16 januari 2012 te [plaats] ,
door geweld
of andere feitelijkhedenen
/ofbedreiging met geweld
enandere
feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
namelijk het door verdachte
- kussen van de mond en
/ofhet gezicht en
/ofde nek van die [slachtoffer] ,
- betasten en
/oflikken van de borsten van die [slachtoffer] ,
- laten likken van zijn scrotum door die [slachtoffer] ,
- brengen en
/ofhouden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] ,
- brengen en
/ofhouden van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] ,
- brengen en
/ofhouden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en
/of
- ejaculeren in de mond van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld
of die andere feitelijkhedenen
/ofdie bedreiging met
geweld of die andere feitelijkheden hierin
dat verdachte
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de arm heeft vastgepakt en
/ofvastgehouden,
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft gesleurd/getrokken richting de woning aan [adres 2]
,
- die [slachtoffer] tegen een muur in die woning heeft geduwd,
- de voordeur op slot heeft gedaan en de sleutel in zijn zak heeft gedaan,
- die [slachtoffer] een klap in het gezicht heeft gegeven,
- die [slachtoffer] aan haar arm mee de trap op heeft getrokken,
- de slaapkamerdeur op slot heeft gedaan,
- het verbale verzet van die [slachtoffer] heeft genegeerd,
- opzettelijk dreigend die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Ik zei dat je mee
moest komen dus kom mee” en
/of“Je moet je kop houden” en
/of“Je moet niet
zeuren, je vindt het wel fijn”,
althans woorden van gelijke aard of strekking,
- heeft gedreigd die [slachtoffer] te slaan als zij haar schoenen, broek en onderbroek niet uit
deed,
- die [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken, en
/of
- aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer]
zich niet kon onttrekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting [1]
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. De verdachte heeft het slachtoffer tegen haar wil de trap op zijn woning ingetrokken en heeft het slachtoffer daar verkracht.
Verkrachting is een zeer ernstig feit. De verdachte heeft de belangen van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een verkrachting nog jarenlang last kunnen hebben van de psychische gevolgen ervan. Hoe ingrijpend de gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest, blijkt onder meer uit haar slachtofferverklaring. Hieruit blijkt hoeveel impact het handelen van de verdachte op haar leven heeft gehad en nog steeds heeft. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft gekeken naar het rapport van 10 december 2024 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt. Uit het rapport volgt dat er geen sprake is van problemen op de leefgebieden van de verdachte en dat het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering ziet geen noodzaak tot het inzetten van interventies en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
7.3.3.
Overige persoonlijke omstandigheden
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij over anderhalf jaar met pensioen gaat en dat hij op dit moment een Ziektewetuitkering ontvangt vanwege zijn knie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt daarbij – in een andere mate dan de officier van justitie – rekening met de omstandigheid dat in 2012 lagere straffen voor verkrachting werden opgelegd. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 20 maanden passend is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Voorlopige hechtenis

Op 17 september 2024 heeft de rechtbank de gevangenhouding van de verdachte bevolen. De voorlopige hechtenis van de verdachte is op 16 december 2024 door de meervoudige strafkamer met ingang van 17 december 2024 tot aan de einduitspraak onder voorwaarden geschorst. De vraag is of een hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis is aangewezen. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, nu het persoonlijk belang van de verdachte zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang. Daarbij komt dat de doelen die met de voorlopige hechtenis worden nagestreefd door het stellen van voorwaarden aan een schorsing ook kunnen worden bereikt. De rechtbank zal daarom ambtshalve de voorlopige hechtenis schorsen onder de voorwaarden zoals in de beslissing genoemd.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade. De hoogte van de vordering is gebaseerd op de huidige smartengeldmaatstaven.
De vordering is gebaseerd op de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze. De aard en de ernst van de normschending kunnen meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daarvan is in dit geval sprake, nu het gaat om een ernstige verkrachting die grote gevolgen heeft voor het slachtoffer. Verdere onderbouwing van de schade is daarom niet nodig. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is gebaseerd en daardoor toegewezen, op basis van de huidige smartengeldmaatstaven. Daarom wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van de uitspraak, zijnde 8 oktober 2025.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
schorst de voorlopige hechtenis met ingang van 8 oktober 2025 onder de volgende voorwaarden:
de verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis onttrekken, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen;
indien de verdachte wegens een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zal de verdachte zich niet onttrekken aan de tenuitvoerlegging daarvan;
de verdachte zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de verdachte zal verschijnen op iedere oproep van politie en justitie;
de verdachte zal bij wijziging van zijn adres het nieuwe adres schriftelijk doorgeven aan de officier van justitie;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 oktober 2025 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge:
vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 8 oktober 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 januari 2012 te [plaats] ,
door geweld of andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld of andere
feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
namelijk het door verdachte
- kussen van de mond en/of het gezicht en/of de nek van die [slachtoffer] ,
- betasten en/of likken van de borsten van die [slachtoffer] ,
- laten likken van zijn scrotum door die [slachtoffer] ,
- brengen en/of houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] ,
- brengen en/of houden van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] ,
- brengen en/of houden van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- ejaculeren in de mond van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkheden hierin
dat verdachte
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de arm heeft vastgepakt en/of vastgehouden,
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft gesleurd/getrokken richting de woning aan [adres 2]
,
- die [slachtoffer] tegen een muur in die woning heeft geduwd,
- de voordeur op slot heeft gedaan en de sleutel in zijn zak heeft gedaan,
- die [slachtoffer] een klap in het gezicht heeft gegeven,
- die [slachtoffer] aan haar arm mee de trap op heeft getrokken,
- de slaapkamerdeur op slot heeft gedaan,
- het verbale verzet van die [slachtoffer] heeft genegeerd,
- opzettelijk dreigend die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Ik zei dat je mee
moest komen dus kom mee” en/of “Je moet je kop houden” en/of “Je moet niet
zeuren, je vindt het wel fijn”, althans woorden van gelijke aard of strekking,
- heeft gedreigd die [slachtoffer] te slaan als zij haar schoenen, broek en onderbroek niet uit
deed,
- die [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken, en/of
- aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan waaraan die [slachtoffer]
zich niet kon onttrekken.

Voetnoten

1.artikel 242 (oud) Wetboek van Strafrecht