ECLI:NL:RBROT:2025:13400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
10-099961-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding met taakstraf en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De verdachte, geboren op 13 mei 1971, werd ervan beschuldigd op 5 maart 2020 een vrouw te hebben aangerand. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenspraak, waarbij de officier van justitie een taakstraf van 120 uur eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaringen van de aangeefster niet betrouwbaar waren. De rechtbank heeft echter de verklaringen van de aangeefster als consistent en gedetailleerd beoordeeld, ondersteund door bewijs zoals chatberichten en DNA-onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster op meerdere manieren had aangerand, wat leidde tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank legde een taakstraf van 60 uur op, rekening houdend met het tijdsverloop sinds de aanranding en het feit dat de verdachte sindsdien niet in aanraking was gekomen met de politie. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het verrichten van de taakstraf en de benadeelde partij in de kosten veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-099961-22
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op 13 mei 1971,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Hem wordt verweten dat hij op 5 maart 2020 een vrouw heeft aangerand. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur.
3.1.
Bewijswaardering
3.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet van het tenlastegelegde feit worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. De verklaring van de aangeefster is niet betrouwbaar. Het DNA zoals dit op de bh van de aangeefster is aangetroffen kan hier door verplaatsing zijn gekomen en mag niet als steunbewijs worden gebruikt.
3.1.2.
Beoordeling
Niet ter discussie staat dat de verdachte en de aangeefster op 5 maart 2020 samen in de woning van de verdachte waren. De verdachte heeft verklaard dat hij in de woning alleen met de aangeefster heeft gesproken, dat zij mogelijk iets gegeten hebben en dat er verder niets is gebeurd. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar eerst op de bank en vervolgens nogmaals in de gang heeft aangerand.
De rechtbank acht de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar. Haar verklaringen tijdens het informatief gesprek zeden op 10 maart 2020 en de aangifte op 24 april 2020 zijn consistent en gedetailleerd. De aangeefster heeft verteld wat er is gebeurd en het ook aangegeven als zij bepaalde dingen niet zeker wist. Verschillende onderdelen van haar verklaring worden daarnaast bevestigd in een voicebericht van de aangeefster aan een vriendin, een dag nadat het was gebeurd. Zij heeft ook twee vrienden kort er op verteld wat haar was overkomen.
De verklaring van de aangeefster vindt daarnaast steun in een whatsappconversatie met de verdachte, twee dagen later. De verdachte schrijft haar dat zij geluk heeft gehad. Als de aangeefster vraagt wat hij daarmee bedoelt, stuurt de verdachte: “Was wel lekker”. Als de aangeefster stuurt: “Dat ik weg ben gegaan”, stuurt de verdachte: “Spreek je wel een keer als je niet ongesteld bent”. De aangeefster stuurt vervolgens “Dat wat er afgelopen donderdag gebeurde is gewoon echt niet oké. Ik wil dan ook ieder contact verbreken.” Daarop reageert de verdachte niet meer.
De verdachte heeft over deze berichten op de zitting verklaard dat het woord “lekker” mogelijk betrekking had op dat hij die dag mogelijk met de aangeefster had gegeten en dat de zin “Spreek je wel een keer als je niet ongesteld bent” waarschijnlijk sloeg op de stemming die de aangeefster zou hebben gehad. Dat hij niet meer reageerde op aangeefsters “dat wat er gebeurd is was echt niet oké” kwam omdat hij het contact met de aangeefster wilde verbreken.
Deze chatberichten passen naar het oordeel van de rechtbank veeleer bij de verklaring van de aangeefster dat zij door de verdachte is aangerand dan bij de uitleg die de verdachte er aan geeft. Met name het refereren aan ongesteld zijn en het niet reageren op “dat wat is gebeurd was echt niet oké” valt niet te rijmen met dat alleen samen is gegeten en het “was wel lekker” daarop betrekking had.
Daarnaast wijst de uitslag van het DNA-onderzoek van een bemonstering van de bh van de aangeefster, ook al kan de precieze bewijskracht hiervan niet worden vastgesteld, ook in de richting van de verdachte.
3.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangeefster op 5 maart 2020 heeft aangerand.
3.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks5 maart 2020 te [plaats] ,
door geweld
eneen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige
handelingen, bestaande uit het
(meermalen)
- ( tong)zoenen van haar en
/of
- betasten van en
/ofwrijven over haar schaamstreek en
/of
- betasten van en
/ofknijpen in haar borst
(en
)en
/of
-
plaatsen/duwen van zijn penis
/schaamstreektegen haar billen
en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe
(i)d
(en
) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en)uit het (onverhoeds)
- benaderen van haar en
/ofzich opdringen aan haar en
/of
- voorbij gaan aan haar
(verbale en
/ofnon-verbale
)protesten en
/of
-
hetfeit dat er sprake was van een fysiek overwicht en
/of
- duwen tegen haar lichaam en
/of
- op de bank duwen
/positionerenvan haar en
/ofnaast haar gaan liggen, zodat zij
geen weerstand kon bieden en
/ofniet weg kon en
/of
- op haar gaan en
/ofblijven zitten en
/ofliggen
- draaien van haar arm op haar rug en
/of
- zeggen tegen haar:
o “Geef mij een zoen” en
/of
o “Je kan tegenstribbelen, maar dat heeft toch geen nut/win je toch niet”,
althans woorden van gelijke (dreigende/intimiderende) aard/strekking,en
/of
- plaatsen van zijn hand onder haar kleding en
/ofverplaatsen van kleding en
/of
- plaatsen van zijn hand op haar mond en
/ofkeel en
/of
-
hetfeit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid [1]
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de aangeefster aangerand door haar op de bank te duwen, haar arm vast te houden en haar te zoenen en te betasten bij haar borsten en schaamstreek. In de gang heeft hij haar wederom aangerand door haar tegen de muur te duwen, te zoenen, zijn hand op haar mond en keel te plaatsen en met zijn geslachtsdeel tegen haar billen te duwen. Dit heeft plaatsgevonden in de woning van de verdachte. De verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster en heeft bij haar gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. De verdachte heeft zijn eigen behoefte aan intimiteit vooropgesteld en geen rekening gehouden met de gevolgen daarvan voor de aangeefster.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij als zelfstandige werkt, als rijinstructeur, en dat hij en zijn ex-partner ieder om de week de zorg voor hun kinderen dragen.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Met de officier van justitie meent de rechtbank dat, gelet op het forse tijdsverloop van ruim vijfenhalf jaar, een gevangenisstraf nu niet meer op zijn plaats is en een taakstraf moet volgen. Voor wat betreft de omvang van de taakstraf houdt de rechtbank – meer dan de officier van justitie doet – rekening met dit tijdsverloop sinds de aanranding en met het feit dat de verdachte sindsdien niet met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 60 uur passend.

7.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.000,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich over de vordering uitgelaten en vordert daarbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij en het verzoek tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De vordering is gebaseerd op de in art. 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze. De benadeelde partij heeft de gestelde gevolgen niet met stukken onderbouwd. De aard en de ernst van de normschending kunnen weliswaar meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, maar daarvan is in dit geval geen sprake. De benadeelde partij had haar vordering daarom moeten onderbouwen. Nu dat niet is gebeurd, zal de rechtbank haar niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 8 oktober 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 5 maart 2020 te [plaats] ,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, bestaande uit het (meermalen)
- ( tong)zoenen van haar en/of
- betasten van en/of wrijven over haar schaamstreek en/of
- betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en/of
- plaatsen/duwen van zijn penis/schaamstreek tegen haar billen
en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het (onverhoeds)
- benaderen van haar en/of zich opdringen aan haar en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- feit dat er sprake was van een fysiek overwicht en/of
- duwen tegen haar lichaam en/of
- op de bank duwen/positioneren van haar en/of naast haar gaan liggen, zodat zij
geen weerstand kon bieden en/of niet weg kon en/of
- op haar gaan en/of blijven zitten en/of liggen
- draaien van haar arm op haar rug en/of
- zeggen tegen haar:
o “Geef mij een zoen” en/of
o “Je kan tegenstribbelen, maar dat heeft toch geen nut/win je toch niet”,
althans woorden van gelijke (dreigende/intimiderende) aard/strekking, en/of
- plaatsen van zijn hand onder haar kleding en/of verplaatsen van kleding en/of
- plaatsen van zijn hand op haar mond en/of keel en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan.

Voetnoten

1.Artikel 246 (oud) Wetboek van Strafrecht