In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij verzoekster een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 12 juni 2025 een verzoek ingediend om een drietal schuldeisers te dwingen in te stemmen met haar aangeboden regeling. De schuldeisers, waaronder [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3], hebben geweigerd in te stemmen met de regeling, waarbij zij onder andere aanvoerden dat de regeling niet goed gedocumenteerd was en dat verzoekster niet het maximaal haalbare had aangeboden. Tijdens de zitting op 21 oktober 2025 zijn de standpunten van de schuldeisers en de verzoekster besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat vijf van de acht schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, en dat de aangeboden regeling is getoetst door een deskundige partij. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster, gezien haar persoonlijke omstandigheden en de afwezigheid van een reëel perspectief op afloscapaciteit, ontheven had moeten worden van de inspanningsplicht. De rechtbank heeft het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.