ECLI:NL:RBROT:2025:13420

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
FT RK 25/967
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) aan verzoeker met afwijzing van eerdere ingangsdatum

Op 29 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van een verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp). De verzoeker, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de Wsnp en om de ingangsdatum van deze regeling vast te stellen op 1 september 2024. De rechtbank heeft het verzoek tot toelating toegewezen, maar het verzoek om de ingangsdatum eerder vast te stellen afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet heeft voldaan aan de inspanningsplicht die vereist is voor een eerdere ingangsdatum. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de afgelopen drie jaar en geconcludeerd dat de verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat hij zich heeft ingespannen om zijn schulden af te lossen. De rechtbank heeft de termijn van de Wsnp-regeling vastgesteld op 18 maanden, ingaande op de datum van het vonnis, en benoemt een bewindvoerder en een rechter-commissaris om toezicht te houden op de uitvoering van de regeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en de verzoeker heeft het recht om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
29 oktober 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
[postcode] [woonplaats]
Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp).
Dit verzoek wordt toegewezen.
Daarnaast verzoekt [verzoeker] om de ingangsdatum van de Wsnp vast te stellen op
1 september 2024. Dit verzoek wordt afgewezen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de Wsnp en om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
1.2.
[naam 1] heeft op 16 oktober 2025 aanvullende stukken aan de rechtbank toegestuurd.
1.3.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 21 oktober 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [verzoeker],
- [naam 1], stabilisatieconsulent van de Sociale Dienst Drechtsteden.

2.De beoordeling

De toelating
2.1.
[verzoeker] kan worden toegelaten tot de Wsnp als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoeker] aan de verplichtingen van de Wsnp zal voldoen.
2.2.
[verzoeker] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de Wsnp. De rechtbank weegt daarbij mee dat [verzoeker] heeft verklaard dat hij per direct bij zijn werkgever zal verzoeken om aanvullende uren te mogen werken en dat hij aanvullend zal solliciteren zolang hij geen dertig uur per week werkt (overeenkomstig de in het kader van zijn bijstandsuitkering vastgestelde inspanningsverplichting).
Bevoegdheid
2.3
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoeker] in Nederland ligt.
Duur
2.4
De rechtbank stelt de termijn van de Wsnp-regeling ex artikel 349a Fw (hierna: looptijd) op 18 maanden.
De ingangsdatum
2.5
De Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat de looptijd in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de looptijd eerder te laten ingaan.
2.6
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Die inspanningsplicht houdt in beginsel in dat er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt moet worden of er moet aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.7
Uit de aangeleverde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [verzoeker] zich vanaf de verzochte ingangsdatum, 1 september 2024, niet aan de inspanningsplicht heeft gehouden. [verzoeker] heeft in bepaalde maanden wel parttime gewerkt, maar hij heeft daarnaast niet aantoonbaar aanvullend gesolliciteerd. Niet is gebleken, dat er een ontheffing van de inspanningsverplichting is opgelegd in het kader van het schuldbemiddelingstraject. [verzoeker] heeft wel een medisch keuringsrapport aangeleverd van 25 september 2025 waaruit volgt dat hij in staat wordt geacht om 30 uur per week te werken. Dat is dan ook het uitgangspunt in het kader van de Participatiewet-uitkering. Daaruit volgt dat [verzoeker] voor 6 uur per week ontheven moet worden. Uit het aangeleverde uren-overzicht blijkt dat [verzoeker] gedurende het minnelijke traject geen 30 uur per week heeft gewerkt (ook niet bij benadering). Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat in het VTLB uit lijkt te worden gegaan van een verkeerd inkomen van € 1.107,76. Uit een overgelegde bijlage lijkt te volgen dat sprake was van een inkomen van € 1.308,45. Dit betekent dat er mogelijk toch afloscapaciteit was terwijl er niet is afgedragen.
2.8
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat er geen eerdere ingangsdatum zal worden bepaald omdat niet aan de inspanningsverplichting is voldaan en mogelijk ook niet aan de afdrachtplicht. Voor saldering ziet de rechtbank onder deze omstandigheden geen aanleiding,

3.De (controle van) verplichtingen in de Wsnp

3.1
De verplichtingen waaraan [verzoeker] tijdens de Wsnp moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te maken, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting (van inkomen boven het vtlb en van goederen die in de boedel vallen).
3.2
Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert in de eerste plaats of [verzoeker] de verplichtingen van de Wsnp nakomt.
3.3
De taak van de bewindvoerder is in de tweede plaats om de zogenaamde boedel van de schuldenaar te beheren en te vereffenen (artikel 316 Fw). De boedel omvat alle bezittingen die [verzoeker] nu heeft en wat hij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt (artikel 295 Fw). [verzoeker] heeft de verplichting om tot de boedel behorende bezittingen aan de bewindvoerder af te staan (artikel 296 Fw). De bewindvoerder zal de opbrengsten hiervan verdelen onder de schuldeisers.
3.4
Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
3.5
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoeker].
3.7
Als [verzoeker] zich tijdens het Wsnp-traject houdt aan alle verplichtingen van de Wsnp eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de Wsnp werkt niet meer op [verzoeker] kunnen verhalen. De “schone lei” geldt vanaf het moment dat de bewindvoerder klaar is met zijn afwikkelingstaak. Dat is als de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger
en tot bewindvoerder [naam 2],
gevestigd te [postadres]
;
  • stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 29 oktober 2025 en de duur op 18 maanden, en bepaalt de einddatum van de looptijd daarmee op
  • draagt de bewindvoerder op de post van [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. C.G.E. Prenger, rechter, in samenwerking met mr. N.A. Masrom, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025. [1]