ECLI:NL:RBROT:2025:13421

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
FT RK 25/994
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling aan een verzoekster in problematische schuldensituatie met eerdere ingangsdatum

Op 29 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) voor een verzoekster die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. De verzoekster heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de Wsnp, waarbij zij geen afloscapaciteit heeft en eerder geen buitengerechtelijke schuldregeling heeft kunnen treffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek, gezien de omstandigheden van haar financiële situatie en het feit dat zij al bijna vier jaar onder beschermingsbewind staat. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de Wsnp vastgesteld op 29 september 2025, omdat de verzoekster vanaf die datum aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan. De looptijd van de regeling is vastgesteld op 18 maanden, met een einddatum op 29 maart 2027. Tevens is er een bewindvoerder benoemd die toezicht houdt op de verplichtingen van de verzoekster tijdens de Wsnp. De rechtbank heeft ook een rechter-commissaris benoemd om toezicht te houden op de bewindvoerder. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
29 oktober 2025
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [adres],
[postcode] [woonplaats].
Waar deze zaak over gaat
[verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft [verzoekster] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp).
Dit verzoek wordt toegewezen.
De rechtbank ziet wel aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de Wsnp.
1.2.
[naam 1] heeft op 13 oktober 2025 aanvullende stukken aan de rechtbank toegestuurd.
1.3.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 21 oktober 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [verzoekster],
- [naam 2],
- [naam 3],
- [naam 4]
- mevrouw A.V. Nigita, schuldhulpverlener van Fidinda,
- mevrouw R. Hengst beschermingsbewindvoerder.

2.De beoordeling

Ontvankelijkheid
2.1.
Om toegelaten te worden tot de Wsnp, moet [verzoekster] in beginsel eerst een poging hebben gedaan om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Dit vereiste vervalt als aannemelijk is dat het niet mogelijk is om tot een dergelijke regeling te komen.
2.2.
Uit het verzoekschrift blijkt dat schuldhulpverlening namens [verzoekster] geen aanbod heeft gedaan aan de schuldeisers. In plaats daarvan is direct een Wsnp-verzoek ingediend. De reden hiervoor is dat [verzoekster] geen afloscapaciteit heeft. Er zijn onvoldoende inkomsten om een regeling te kunnen treffen met schuldeisers.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat in deze specifieke situatie voldoende aannemelijk is dat niet binnen afzienbare termijn tot een buitengerechtelijke schuldregeling kan worden gekomen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [verzoekster] al bijna vier jaar onder beschermingsbewind staat en al bijna twee jaar geleden door de gemeente is doorverwezen naar een andere schuldhulpverlener omdat de woonsituatie van [verzoekster] te complex werd geacht. [verzoekster] is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
De toelating
2.4.
[verzoekster] kan worden toegelaten tot de Wsnp als zij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en zij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoekster] aan de verplichtingen van de Wsnp zal voldoen.
2.5
[verzoekster] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de Wsnp.
Bevoegdheid
2.6
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verzoekster] in Nederland ligt.
Duur
2.7
De rechtbank stelt de termijn van de Wsnp-regeling ex artikel 349a Fw (hierna: looptijd) op 18 maanden.
De ingangsdatum
2.8
De Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat de looptijd in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de looptijd eerder te laten ingaan.
2.9
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Die inspanningsplicht houdt in beginsel in dat er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt moet worden of er moet aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.1
De rechtbank stelt vast dat [verzoekster] gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject op basis van haar inkomen geen afloscapaciteit heeft gehad. De vaststelling (gedurende een schuldbemiddelingstraject) dat [verzoekster] geen afloscapaciteit heeft, moet op één lijn worden gesteld met een eerste aflossing (als bedoeld in artikel 349a lid 1 Fw). Deze vaststelling wordt bepaald op de datum waarop de artikel 285-verklaring is ondertekend waarin is verklaard dat vanwege het gebrek aan afloscapaciteit geen buitengerechtelijke schuldregeling zou worden beproefd. De artikel 285-verklaring is getekend op
4 juni 2025. Echter, [verzoekster] heeft pas vanaf september 2025 aan haar inspanningsverplichting voldaan.
2.11
De rechtbank stelt de ingangsdatum daarom vast op 29 september 2025, zijnde de dag waarop [verzoekster], naast de vaststelling dat zij geen afloscapaciteit had, eveneens aan de inspanningsverplichting heeft voldaan.

3.De (controle van) verplichtingen in de Wsnp

3.1
De verplichtingen waaraan [verzoekster] tijdens de Wsnp moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te maken, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting (van inkomen boven het vtlb en van goederen die in de boedel vallen).
3.2
Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert in de eerste plaats of [verzoekster] de verplichtingen van de Wsnp nakomt.
3.3
De bewindvoerder bekijkt ook of de verplichtingen uit het minnelijk traject zijn nagekomen. Voor zover het gaat om de verplichting tot afdracht van inkomen boven het vtlb en de inspanningsverplichting, die bij de toelatingszitting al zijn beoordeeld, verzoekt de rechtbank de bewindvoerder om uiterlijk bij het eindverslag ook verslag uit te brengen over de vraag of van materiële onjuistheden is gebleken (vergelijk r.o. 3.6.4 van het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1913). Dit kan eventueel aanleiding geven tot verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
3.4
De bewindvoerder zal bij het eindverslag ook een advies uitbrengen over de vraag in hoeverre aan de andere verplichtingen in het minnelijk traject is voldaan. Het gaat hier bijvoorbeeld om de informatieverplichting, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de verplichting geen nieuwe schulden te maken. De rechtbank kan nu niet beoordelen of binnen het minnelijk traject aan die verplichtingen is voldaan. Deze vraag zal later worden beoordeeld aan de hand van het verslag van de bewindvoerder (artikel 351a Fw) en hetgeen tijdens de eindzitting blijkt (artikel 352 Fw). Op dat moment zal ook worden beoordeeld of na de toelating aan alle verplichtingen van de Wsnp is voldaan.
3.5
De taak van de bewindvoerder is in de tweede plaats om de zogenaamde boedel van de schuldenaar te beheren en te vereffenen (artikel 316 Fw). De boedel omvat alle bezittingen die [verzoekster] nu heeft en wat zij tijdens de toepassing van de regeling verkrijgt (artikel 295 Fw). [verzoekster] heeft de verplichting om tot de boedel behorende bezittingen aan de bewindvoerder af te staan (artikel 296 Fw). De bewindvoerder zal de opbrengsten hiervan verdelen onder de schuldeisers.
3.6
Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
3.7
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [verzoekster].
3.8
Als [verzoekster] zich tijdens het Wsnp-traject houdt aan alle verplichtingen van de Wsnp eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de Wsnp werkt niet meer op [verzoekster] kunnen verhalen. De “schone lei” geldt vanaf het moment dat de bewindvoerder klaar is met zijn afwikkelingstaak. Dat is als de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats];
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C.G.E. Prenger
en tot bewindvoerder [naam 5],
gevestigd te [postadres]
;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 29 september 2025 en de duur op 18 maanden, en bepaalt de einddatum van de looptijd daarmee op
29 maart 2027;
- draagt de bewindvoerder op de post van [verzoekster] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. C.G.E. Prenger, rechter, in samenwerking met mr. N.A. Masrom, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025. [1]