ECLI:NL:RBROT:2025:1345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/10/690241 / JE RK 24-2571
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter in Rotterdam

Op 10 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van vijf minderjarigen, [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2], [voornaam minderjarige 3], [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd. De ouders, [naam moeder] en [naam vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder ervaart veel problemen in de opvoeding en verzorging van de kinderen. Tijdens de zitting op 10 januari 2025 zijn de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig geweest. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende toezicht is op de kinderen en dat de moeder overbelast is. Ondanks haar inspanningen om de situatie te verbeteren, zijn er zorgen over de hygiëne en de verzorging in de thuissituatie. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk is en heeft de ondertoezichtstelling verleend voor de door de Raad verzochte duur van een jaar, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/690241 / JE RK 24-2571
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 4] ,
[minderjarige 5], geboren op [geboortedatum 5] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 5] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. C.S. Winter, kantoorhoudende in Rotterdam.
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 29 november 2024;
  • het bericht met bijlage van de Raad van 6 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten dhr. [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, hierna mw. [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
De moeder doet haar best en is betrokken bij de kinderen. Zij is echter onmachtig om haar rol voldoende op te pakken in dit grote gezin. De moeder is niet altijd beschikbaar voor de kinderen. Er zijn ook zorgen over de hygiëne in de woning. Het wordt de moeder allemaal teveel. De kinderen hebben er baat bij als de ouders gaan samenwerken. Er is langdurig hulpverlening bij het gezin betrokken geweest. De hulpverlening beklijft echter niet. In het kader van een ondertoezichtstelling moet opvoedondersteuning bij de moeder worden ingezet. Een jeugdbeschermer kan de ouders ondersteunen in hun samenwerking en de moeder ontlasten. De moeder moet begeleiding krijgen en inzicht in wat de kinderen nodig hebben. Daarvoor is een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld. De GI wil de moeder ondersteunen en de ouders helpen om beter samen te werken. Daarvoor is een periode van zes maanden te kort, zoals namens de moeder is verzocht. Een jeugdbeschermer is beschikbaar als de ondertoezichtstelling wordt verleend.
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting verzocht om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd. Volgens de moeder is in het rapport van de Raad een onjuist beeld over haar geschetst. De moeder heeft immers stappen gezet om de problemen op te lossen en altijd meegewerkt met de hulpverlening. De moeder heeft sloten op de deur geplaatst om te voorkomen dat [voornaam minderjarige 5] zonder toezicht naar buiten gaat. De moeder geeft de kinderen ’s morgens meer ontbijt om te voorkomen dat zij onderweg naar school hun brood opeten en met lege broodtrommels op school komen. De kinderen moeten juist van de moeder in oudere kleding naar school, omdat hun kleding soms vuil is als zij thuiskomen van school. De grootmoeder is naar Nederland verhuisd zodat zij vaker met de kinderen kan zijn en de oudere kinderen niet meer hoeven op te passen. Ook is ten onrechte de indruk gewekt dat de moeder de kinderen tijdens een vakantie heeft achtergelaten. Een nicht van de moeder was echter in de woning voor de kinderen aanwezig.
De moeder neemt haar rol als moeder serieus en laat hulpverlening altijd toe. Zij wist de weg naar het wijkteam ook te vinden. De moeder heeft echter geen klik met de huidige medewerker van het wijkteam. De moeder wil laten zien dat zij haar best doet, moet beter toezicht houden op de kinderen en heeft handvatten nodig als het haar teveel wordt.
De moeder ervaart geen steun van de vader. Hij ondersteunt de moeder niet, maar maakt een melding als er iets mis gaat.
4.3.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij het eens is met het verzoek van de Raad en dat hij de kinderen soms ter ontlasting van de moeder wil opvangen, maar dat de samenwerking met haar niet goed verloopt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij groeien op in een groot gezin met hun 16-jarige (half)broer. De moeder staat er alleen voor in de opvoeding en de verzorging van de kinderen en ervaart weinig steun van de vader. Er is sprake van onvoldoende toezicht op de kinderen. [voornaam minderjarige 5] is al een aantal keren alleen aangetroffen op straat. Er zijn ook zorgen over de hygiëne en de verzorging van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder. Er zijn signalen van vervuiling van de woning en in de woonkamer staan al lange tijd geen meubels.
5.3.
De moeder doet haar best om de situatie voor de kinderen te verbeteren, maar de moeder maakt een overbelaste indruk. De scholen en de peuterspeelgroep van de kinderen en de betrokken hulpverlening hebben aangegeven dat zij moeite hebben om in contact met de moeder te komen en zich zorgen maken over het gezin. De ouders hebben moeite om samen te werken in het belang van de kinderen. De afgelopen jaren is er hulpverlening in het vrijwillig kader betrokken geweest. De situatie is echter onvoldoende verbeterd. De laatste periode is het Intensief Vrijwillig Hulpverleningstraject ingezet, maar de samenwerking met de moeder verloopt moeizaam. Gelet op het voorgaande is de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk om de benodigde hulpverlening voor de ouders en de kinderen in te zetten en de ontwikkeling van de kinderen te volgen.
5.4.
De kinderrechter stelt daarom [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] onder toezicht. Gezien de aard en omvang van de zorgen, ziet de kinderrechter geen aanleiding om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden, zoals namens de moeder is verzocht. Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlenen voor de door de Raad verzochte duur van een jaar.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 10 januari 2025 tot 10 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025 door
mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 3 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.