ECLI:NL:RBROT:2025:13460

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
10/216655-25 en 10/207645-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en eenvoudige belediging van een ambtenaar

Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en eenvoudige belediging van een ambtenaar. De verdachte, geboren in 1988 en niet ingeschreven in de basisregistratie, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdachte wel schuldig werd bevonden aan de eenvoudige belediging van een agent. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan disproportioneel geweld en dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder alcoholproblematiek, werden ook in de overwegingen meegenomen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering was gebaseerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/216655-25 en 10/207645-25 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 10 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [naam P.I.] ,
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van Maanen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 10/216655-25 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 10/216655-25 meer subsidiair ten laste gelegde en het onder 10/207645-25 onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 10/207645-25 onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak 10/207645-25 onder 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 10/207645-25 onder 1 impliciet subsidiair ten laste is gelegd mishandeling bewezen kan worden verklaard, omdat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De officier van justitie baseert het bewijs op de verklaring van aangever [slachtoffer 1] dat hij van de verdachte een harde klap op zijn neus heeft gekregen. De getuige [naam getuige 1] verklaart een gevecht te hebben gehoord in de woonkamer, waar op dat moment aangever [slachtoffer 1] , [persoon A] en [persoon B] aanwezig waren.
4.2.2.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank stelt op basis van het dossier vastdat er in de avond van 6 juli 2025 in de woning aan de [adres] te Spijkenisse een incident heeft plaatsgevonden, waarbij aangever [slachtoffer 1] ernstig gewond is geraakt. Aangever heeft verklaard dat hij van de verdachte een harde klap op zijn neus heeft gekregen. Verder weet aangever zich niets meer te herinneren. Getuige [naam getuige 1] verklaart een gevecht te hebben gehoord, maar zij heeft niets gezien. Verdachte ontkent ten stelligste dat hij degene is geweest die aangever letsel heeft toegebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij die avond tussen 20.30 uur en 21.00 de woning heeft verlaten samen met [persoon A] .
Tevens staat vast dat er rond 22.48 uur die avond een melding bij de politie is binnen gekomen van een vechtpartij in de woning. Wanneer verbalisanten ter plaatse komen, treffen zij een gewonde aangever [slachtoffer 1] , [naam getuige 1] en melder [naam getuige 2] (de zoon van [naam getuige 1] ) aan in de woning. De verdachte was op dat moment niet meer in de woning. In de woning worden diverse bloedsporen aangetroffen. Verdachte wordt die avond om 23.29 uur aangehouden bij metrostation Spijkenisse Centrum. Niet is gebleken dat bij de verdachte bloedsporen/verwondingen zijn geconstateerd.
Vast dat tegen de aangever [slachtoffer 1] die avond fors geweld is gebruikt Of het de verdachte is geweest die dit geweld heeft toegepast, kan echter niet met de wettelijke vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld. Er waren die avond meerdere personen aanwezig in de woning. Naast de verdachte was ook [persoon A] aanwezig. Melder [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij rond 19 uur de woning heeft verlaten en dat er toen nog niets aan de hand was. Hij zou rond 22 uur thuis zijn gekomen, waarbij alle vier de personen ( [slachtoffer 1] , [naam getuige 1] , [persoon A] en verdachte) toen nog in de woning waren. Op dat moment trof hij aangever ernstig gewond aan in zijn bed.
Voor de verklaring van aangever dat het verdachte is geweest die hem heeft aangevallen, is geen verder steunbewijs voorhanden in het dossier. Bij deze stand van zaken laat het dossier de mogelijkheid open dat iemand anders dan de verdachte letsel heeft toegebracht aan aangever [slachtoffer 1] . De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering 10/216655-25
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich, met de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat de verdachte van hetgeen aan hem onder 10/216655-25 primair en subsidiair ten laste is gelegd, dient te worden vrijgesproken. De verdediging is tevens, anders dan de officier van justitie, van mening dat de verdachte ook van het meer subsidiair ten laste gelegde, dient te worden vrijgesproken. Weliswaar staat vast dat de verdachte heeft geslagen, maar op de beelden is niet te zien dat hij tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt. Verdachte ontkent dat te hebben gedaan. De verklaringen van de twee getuigen die hebben verklaard dat verdachte wel tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt, zijn als onbetrouwbaar aan te merken. Omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt, moet hij ook worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
4.3.2.
Beoordeling en conclusie
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het onder 10/216655-25 primair (poging doodslag) en subsidiair (zware mishandeling) ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de beelden van het incident blijkt dat de verdachte [slachtoffer 2] van achteren een klap geeft tegen het hoofd, waarna er tussen beiden een gevecht ontstaat. Verdachte heeft [slachtoffer 2] daarbij meermalen geslagen en gestompt in het gezicht, hem bij de keel gegrepen en hem een kopstoot gegeven in het gezicht. Verder is op de beelden te zien dat [slachtoffer 2] op enig moment op de grond terecht komt, waarna de verdachte met zijn linkerbeen een trap geeft richting de op de grond liggende [slachtoffer 2] , waarbij verdachte ook zijn slipper(s) verliest. Op de beelden is niet te zien of de verdachte met de trap het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geraakt. De getuige [naam getuige 3] verklaart over het door verdachte met een platte voet op het hoofd van [slachtoffer 2] trappen en de getuige [naam getuige 4] verklaart over het door de verdachte van boven naar beneden stampen op het hoofd van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] zelf heeft eveneens verklaard dat hij door de verdachte tegen zijn hoofd is getrapt. Er wordt dus door meerdere personen verklaard dat de verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft getrapt. Deze bewijsmiddelen ondersteunen elkaar in die vaststelling. Deze verklaringen worden ondersteund door de beelden waarop een trappende beweging is te zien, terwijl [slachtoffer 2] op de grond ligt. Anders dan de verdediging acht de rechtbank die getuigenverklaringen derhalve betrouwbaar.
Gelet op het door de verdachte gebruikte geweld komt de rechtbank tot het oordeel dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft met zijn handelen – waaronder het slaan en de trap tegen het hoofd van [slachtoffer 2] – bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bekomen. De meer subsidiair tenlastegelegde poging zware mishandeling is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/216655-25 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder parketnummer 10/207645-25 onder 2 bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/207645-25 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10/216655-25 meer subsidiair
hij op
of omstreeks14 juli 2025 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een ander, te weten [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal
- op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en
/of
- bij de keel heeft vastgepakt en
/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en/of
- op/tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
10/207645-25
2
hij op
of omstreeks6 juli 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] (werkzaam als agent bij de Politie Eenheid
Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening,
in zijn
/haar/huntegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "kankerhond"
, althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/216655-25 meer subsidiair
Poging tot zware mishandeling
10/207645-25
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] , waarbij deze een scheurwond boven zijn linker wenkbrauw en een oogkasbreuk heeft opgelopen. De aanleiding zou zijn dat aangever aan een blikje van de verdachte zou hebben gezeten. Dit heeft geresulteerd in een vechtpartij met dergelijk letsel tot gevolg. De rechtbank acht het handelen van de verdachte volkomen disproportioneel. Voorts heeft de verdachte zich vanuit het niets schuldig gemaakt aan een belediging van een ambtenaar in functie die hem vroeg even bij de deur van het politiebusje te wachten. Politieagenten moeten ongehinderd hun werk kunnen doen. Daarbij gaat het niet aan hen op een dergelijke wijze te bejegenen. Dat de verdachte op dat moment onder invloed was van alcohol zal een ontremmende rol hebben gespeeld bij zijn gedrag, maar dat verontschuldigt het allerminst.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit de justitiële documentatie van 25 september 2025 blijkt dat de verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld, waaronder voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 oktober 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De voornaamste zorgen liggen op de gebieden middelengebruik (alcoholproblematiek), psychosociaal functioneren en de bagatelliserende houding van de verdachte. Problemen worden door hem niet herkend en hij externaliseert zijn gedrag. Het risico op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat. In het verleden zijn meerdere reclasseringstoezichten en behandelopties voortijdig beëindigd, wegens gebrek aan motivering. Ook nu lijkt daarvan sprake te zijn, waardoor de reclassering onvoldoende mogelijkheden ziet om het recidiverisico terug te dringen middels een forensisch kader.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 1] ter zake van het onder 10/207645-25 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 830 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000 aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 10/207645-25 onder 1 ten laste gelegde feit, zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 266, 267 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/216655-25 primair en subsidiair en onder parketnummer 10/207645-25 onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/216655-25 meer subsidiair en onder parketnummer 10/207645-25 onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. B. Vaz en M.T.A. de Ridder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/216655-25
hij op of omstreeks 14 juli 2025 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
een ander, te weten [slachtoffer 2]
van het leven te beroven,
die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal
- op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en/of
- op/tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2025 te Rotterdam,
aan een ander, te weten [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht,
door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal
- op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) de keel dicht te knijpen en/of
- op/tegen het hoofd te schoppen/trappen
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2025 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een ander, te weten [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal
- op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel heeft dichtgeknepen en/of
- op/tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
10/207645-25
1
hij op of omstreeks 6 juli 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft
mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
- in/tegen/op het gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of
- op/tegen het lichaam te schoppen;
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge had, te weten een gebroken rib
en/of een klaplong;
(art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 6 juli 2025 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] (werkzaam als agent bij de Politie Eenheid
Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "kankerhond", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht)