ECLI:NL:RBROT:2025:13607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
10-169481-24, 10-349985-24 en 10-343185-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vrijheidsberoving van minderjarige pleegkinderen door pleegouders met ernstige gevolgen

Op 25 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte, een pleegvader, werd beschuldigd van ernstige mishandeling en vrijheidsberoving van zijn minderjarige pleegkinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn pleegdochter, [het oudste zusje], heeft mishandeld door haar te slaan, haar van haar vrijheid te beroven en haar in een hulpeloze toestand te brengen, wat heeft geleid tot ernstig lichamelijk letsel. Daarnaast heeft de verdachte ook andere pleegkinderen mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en heeft een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De zaak kwam aan het licht toen [het oudste zusje] in kritieke toestand naar het ziekenhuis werd gebracht, waar ernstige letsels werden vastgesteld, waaronder ribbreuken en hersenletsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn vrouw, die ook als pleegmoeder fungeerde, samen verantwoordelijk waren voor de mishandeling en verwaarlozing van de kinderen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummers: 10-169481-24, 10-349985-24 en 10-343185-24
Datum uitspraak: 25 november 2025
Datum zitting: 6, 7, 11 en 25 november 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [datum],
preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting [penitentiaire inrichting].
Advocaat van de verdachte: mr. S. Aarts
Officier van justitie: mrs. R.P.L. van Loon en W.J.B. ten Have
Benadeelde partijen: [het oudste meisje], [moeder van de meisjes], [het jongste meisje], [het oudste broertje] en [het jongste broertje]
Advocaten van de benadeelde partijen: mr. M.A. Oosterveen ([het oudste zusje]),
mr. F.J.M. Hamers ([moeder van de zusjes] en [het jongste zusje]) en mr. I.K. Oosterveen ([het oudste broertje] en [het jongste broertje])
Kern van het vonnis
Het is bewezen dat de verdachte zijn minderjarige pleegdochter [het oudste zusje] heeft mishandeld, haar van haar vrijheid heeft beroofd (gehouden) en dat hij haar in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten, waardoor zij ernstig en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bewezen is verder dat de verdachte daarnaast drie andere pleegkinderen heeft mishandeld. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf en hem wordt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.
Leeswijzer
De officier van justitie beschuldigt de verdachte van zware mishandeling van zijn minderjarige pleegdochter [het oudste zusje], mishandeling van [het oudste zusje] met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, wederrechtelijke vrijheidsberoving van [het oudste zusje] en het in hulpeloze toestand brengen en laten van [het oudste zusje]. Daarnaast beschuldigt de officier van justitie de verdachte van het mishandelen van zowel zijn minderjarige pleegdochter [het jongste zusje] (het jongere zusje van [het oudste zusje]) als het mishandelen van zijn minderjarige pleegzoontjes, de broers [het oudste broertje] en [het jongste broertje]. De volledige tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1.
De dagvaarding 10-169481-24 onder 1 en 2 is op onderdelen nietig. Deze beslissing wordt in hoofdstuk 2 uitgelegd.
De beschuldigingen zijn voor een belangrijk deel bewezen. De bespreking van het bewijs, de bewijsmiddelen en de argumenten die op onderdelen tot vrijspraak hebben geleid staan in hoofdstuk 3.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar. Deze beslissingen staan in hoofdstuk 4.
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf van acht jaar op. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op. Aan de verdachte wordt geen terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. In hoofdstuk 5 worden deze beslissingen uitgelegd.
In hoofdstuk 6 worden de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen uitgelegd.
In hoofdstuk 7 zijn de toegepaste wetsbepalingen vermeld en in hoofdstuk 8 staan alle beslissingen in het kort.

1.Tenlastelegging

De volledige tenlasteleggingen (hierna: beschuldigingen) houden in dat
Onder parketnummer 10-169481-24
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2023 tot en met 19 mei 2024 te Vlaardingen en/of Maassluis en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [het oudste zusje], zijnde een kind dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorende tot zijn gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere ribbreuken en/of meerdere wervelbreuken en/of een breuk in het linker kuitbeen en/of hersenletsel (encephalopathie en/of subduraal hematoom en/of een zwelling van de grote
hersenen) en/of (letsel leidend tot) botnieuwvorming in de weke delen van de bovenbenen (myositis ossificans) heeft toegebracht, door
- hard op de bovenbenen van [het oudste zusje] te stompen en/of te slaan en/of
- anderszins uitwendig geweld toe te passen op het lichaam van [het oudste zusje];
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2023 tot en met 19 mei 2024 te Vlaardingen en/of Maassluis en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [het oudste zusje], zijnde een kind dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorende tot zijn gezin, heeft mishandeld door
- hard op de bovenbenen van [het oudste zusje] te stompen en/of te slaan en/of
- anderszins uitwendig geweld toe te passen op het lichaam van [het oudste zusje]
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere ribbreuken en/of meerdere wervelbreuken en/of een breuk in het linker kuitbeen en/of hersenletsel (encephalopathie en/of subduraal hematoom en/of een zwelling
van de grote hersenen) en/of (letsel leidend tot) botnieuwvorming in de weke delen van de bovenbenen (myositis ossificans), ten gevolg heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2023 tot en met 20 mei 2024 te Vlaardingen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [het oudste zusje] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, en welk feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten
- striemen op de enkels en/of armen en/of
- doorligplekken op de voeten en/of
- uitdroging en/of
- ernstige ondervoeding door
- haar op/aan de armen en/of polsen en/of benen en/of enkels, in elk geval het lichaam (met boeien en/of tie-wraps) vast te maken (aan een meubel) en/of
- haar mond af te plakken met tape en/of
- haar te plaatsen en/of plaats te laten nemen in een zelfgemaakt bouwwerk gelijkend op een kooi waarbij dat bouwwerk en/of [het oudste zusje] aan stroomdraden was/waren, althans leek/leken te zijn gekoppeld en/of
- de deurklink van de kamer waar [het oudste zusje] op dat moment verbleef uit de deur te halen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2023 tot en met 20 mei 2024 te Vlaardingen en/of Maassluis en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk [het oudste zusje] tot wiens onderhoud en/of verzorging hij en/of zijn mededader verplicht waren, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten door [het oudste zusje]
- onvoldoende adequate lichamelijke verzorging en/of voeding te geven en/of
- onvoldoende de mogelijkheid te geven om naar het toilet te kunnen gaan en/of
- onvoldoende adequate bescherming tegen geweld te bieden en niets, althans onvoldoende, te doen om dit zo snel mogelijk te veranderen door medici, een gecertificeerde jeugdbeschermingsinstelling en/of de Raad voor de Kinderbescherming en/of anderen tijdig en adequaat te informeren over het op [het oudste zusje] uitgeoefende geweld terwijl hij wist dat in voornoemde periode
- [ het oudste zusje] met kracht op de bovenbenen werd geslagen en/of
- [ het oudste zusje] werd opgesloten op haar kamer en/of
- [ het oudste zusje] werd vastgeketend en/of
- [ het oudste zusje] werd vastgehouden in een kooiconstructie en/of
- [ het oudste zusje] onvoldoende gelegenheid kreeg om naar het toilet te gaan en/of
- [ het oudste zusje] werd geslagen en geschopt;
welke toestand heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel
te weten meerdere ribbreuken en/of meerdere wervelbreuken en/of een breuk in het linker kuitbeen en/of hersenletsel (encephalopathie en/of subduraal hematoom en/of een zwelling van de grote hersenen) en/of (letsel leidend tot) botnieuwvorming in de weke delen van de bovenbenen (myositis ossificans);
Onder parketnummer 10-349985-24
hij in of omstreeks de periode van 12 maart 2022 tot en met 31 december 2023 te Vlaardingen en/of Kaatsheuvel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (zijn pleeg)kind [het jongste zusje] (geboren op [datum]) dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorende tot zijn gezin
heeft mishandeld door die [het jongste zusje] (meermalen)
- te stompen, te slaan en/of te schoppen, althans opzettelijk geweld uit te oefenen op/tegen het hoofd, de armen en/of rug en/of billen, althans het lichaam, van die [het jongste zusje] en/of
- met kracht aan één arm omhoog en/of mee te trekken en/of
- ( half)naakt en/of zonder luier in een emmer (in haar eigen urine en/of faeces) te laten staan en/of
- de haren af te scheren/knippen;
Onder parketnummer 10-343185-24
hij in of omstreeks de periode van 20 juli 2021 tot en met 13 september 2021 te Vlaardingen en/of Groningen en/of Groenlo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, zijn (pleeg)kind(eren) [het oudste broertje] (geboren op [datum]) en/of [het jongste broertje] (geboren op [datum]) dat/die hij verzorgde en/of opvoedde als behorende tot zijn gezin heeft mishandeld door die [het oudste broertje] en/of [het jongste broertje] (meermalen)
- op/tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of
- brandende sigaretten op/in/tegen het lichaam uit te drukken en/of te gooien en/of
- een stoel en/of kruk, in elk geval een voorwerp op/tegen het lichaam te gooien en/of
- met onvoldoende kleding en of slaapbenodigdheden (deken en matras) te laten verblijven in een (honden)hok en/of
- eten te onthouden.

2.Geldigheid van de dagvaarding 10-169481-24 onder 1 en 2

In de zaak met parketnummer 10-169481-24 wordt de verdachte onder 1 en 2 ervan beschuldigd dat hij samen met zijn medeverdachte [het oudste zusje] in een periode van ruim elf maanden zwaar lichamelijk letsel van uiteenlopende aard heeft toegebracht en dat zij samen [het oudste zusje] in diezelfde periode hebben mishandeld waardoor zij zwaar lichamelijk letsel van uiteenlopende aard heeft opgelopen. Dit zou zijn gebeurd door hard op de bovenbenen van [het oudste zusje] te slaan/stompen, en door ‘anderszins uitwendig geweld toe te passen op het lichaam van [het oudste zusje]’.
De rechtbank is bij de beraadslaging over het
anderszins toegepaste uitwendige geweldvoor de vraag komen te staan of deze beschuldiging wel voldoende concreet is om daarover een gefundeerd oordeel te kunnen geven. In de beschuldiging moet immers – al was het maar tegen de achtergrond van het dossier – voldoende concreet en feitelijk zijn omschreven waartegen de verdachte zich heeft te verweren en waarover de rechtbank heeft te beslissen.
Dit is niet het geval omdat onvoldoende duidelijk is om wat voor geweld het gaat en wanneer dit zou zijn toegepast. Daarmee voldoet de dagvaarding niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding zal daarom nietig worden verklaard voor zover deze ziet op de woorden ‘anderszins uitwendig geweld toe te passen op het lichaam van [het oudste zusje]’, zoals is opgenomen onder 1 en 2.

3.Bewijs / Vrijspraak

3.1.
Vordering van de officier van justitie
De beschuldigingen zijn bewezen.
3.2.
Conclusie van de verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldiging onder parketnummer
10-169481-24 onder 1, 2 en 4. Het zwaar lichamelijk letsel dat onder dit parketnummer onder 3 ten laste is gelegd kan niet worden bewezenverklaard.
Vrijspraak is verzocht voor de beschuldigingen onder de parketnummers 10-349985-24 en 10-343185-24.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewezenverklaring en bewijsmiddelen
De beschuldiging onder parketnummer 10-169481-24
Bewezen is dat de verdachte zijn pleegkind [het oudste zusje] heeft mishandeld (onder 2), van haar vrijheid heeft beroofd (onder 3) en in hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen (onder 4).
De beschuldiging onder parketnummer 10-349985-24
Bewezen is dat de verdachte zijn pleegkind [het jongste zusje] heeft mishandeld door haar hoofd kaal te scheren.
De beschuldiging onder parketnummer 10-343185-24
Bewezen is dat de verdachte zijn pleegkinderen [het oudste broertje] en [het jongste broertje] heeft mishandeld door hen te schoppen en te slaan.
De volledige bewezenverklaring van alle hiervoor genoemde feiten is opgenomen in paragraaf 3.3.7.
3.3.2.
Bewijsmotivering feiten 2, 3 en 4, parketnummer 10-169481-24
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Algemeen
[het oudste zusje] (hierna: [het oudste zusje]), geboren op [datum] [1] , werd op 12 maart 2022 als pleegkind geplaatst in het gezin van de verdachte en zijn vrouw, de medeverdachte [medeverdachte]. [2]
Op 21 mei 2024, rond half een ’s nachts, bracht de verdachte [het oudste zusje] vanuit hun woning in Vlaardingen naar de huisartsenpost in het ziekenhuis. [3]
Bij binnenkomst in het ziekenhuis was [het oudste zusje] zeer cachectisch [4] en was er sprake van hypertonie aan armen en benen. [5] Haar bewustzijn was verlaagd, ze maakte geen contact, voerde geen opdrachten uit, sprak niet en ze liet een afwijkende houding zien. Er leek sprake te zijn van een ernstige bewustzijnsstoornis. Bij nader medisch onderzoek werden bij [het oudste zusje] vele letsels waargenomen, waaronder ribbreuken, een breuk van het linker onderbeen en hersenletsel. [6]
Analyse letsels
Een forensisch geneeskundige van het Nederlands Forensisch Instituut heeft de letsels die bij [het oudste zusje] zijn vastgesteld nader onderzocht en geanalyseerd. [7] Dit betrof onder meer de volgende letsels:
  • een breuk van de rechteronderarm (twijgbreuk van het rechterspaakbeen nabij de pols, en een dwarse breuk van de rechterellepijp nabij de pols);
  • uitgebreide afwijkingen van het hersenweefsel met verlies van de grijswitte
stof differentiatie beiderzijds, rechts meer dan links, passend bij uitgebreide
schade als gevolg van zuurstof/doorbloedingstekort beiderzijds [8] ;
- zwelling van de hersenschors en ook van het hersenparenchym (hersenweefsel
binnenwaarts van de schors);
- een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom) bij de
rechterhersenhelft en op het scheidingsvlies tussen grote en kleine hersenen;
- hersenfunctiestoornissen (encephalopathie) met een verlaagd bewustzijn en
afwijkende spierspanning;
- vijf ribbreuken met tekenen van genezing: 4de rib rechts, zijwaarts, en 6de, 7de, 9de en
10de rib links achter-zijwaarts;
- afwijkingen bij beide dijbenen, uiteindelijk getypeerd als myositis ossificans [9] ;
- een breuk van het linkerkuitbeen.
De breuken in de rechteronderarm zijn het oudste letsel. Uit de medische gegevens van [het oudste zusje] blijkt dit een polsbreuk van 13 juni 2023 te zijn. De overige letsels zijn op verschillende latere data ontstaan. Bij ziekenhuisopname op 21 mei 2024 verkeerde [het oudste zusje] in een zeer slechte voedingstoestand. Zij woog 19,5 kilogram en haar BMI was 11.1. Een dergelijk gewicht en BMI duiden op ernstige ondervoeding. EMV scores, als maat voor de mate van bewustzijnsstoornis, waren verlaagd, aanvankelijk tussen 7 en 9. Dit duidt op een ernstige bewustzijnsstoornis en valt in de categorie middelzwaar tot ernstig traumatisch hersenletsel.
Om de toedrachten van de letsels zoals hiervoor genoemd te beoordelen, heeft de NFI-deskundige, op basis van de in het dossier voorkomende toedrachten, verschillende hypothesen geformuleerd, (voor zover hier van belang) te weten:
  • H3: het letsel is toegebracht door [het oudste zusje] zelf;
  • H4: het letsel is toegebracht door iemand anders dan [het oudste zusje] zelf;
  • H5: achterhoofd met kracht tegen kast bewegen;
  • H6: vanuit staan, met een afstand van circa 130 cm, vallen op achterhoofd;
  • H7: klap met platte hand op achterhoofd door volwassene;
  • H8: val van trap (hoogte onduidelijk);
  • H8a: met kaptafel; hierbij is op basis van de processen-verbaal aangenomen dat
eerst de kaptafel viel en [het oudste zusje] hierop terechtkwam;
  • H8b: zonder kaptafel;
  • H9: sprong van trap van circa 1,5 meter hoogte;
  • H10: voorhoofd tegen muur/grond bewegen;
  • H11: val van bed;
  • H12: met gezicht tegen het bed aanlopen;
  • H13: tape over mond;
  • H14: touw om nek;
  • H18: slaan/schoppen door een volwassene (waaronder met vuist op borst) en daardoor vallen op de grond.
  • H19: squats maken;
  • H20: slaan door volwassenen met vuisten/platte hand op bovenbenen circa 5 tot 10 keer.
De bevindingen van de deskundige van het NFI luiden als volgt. Het genoemde hersenletsel is ontstaan door (forse) krachtsinwerkingen op het hoofd op verschillende momenten.
Het hersenletsel past niet bij H7, H10, H12, H13 en H14. Het is mogelijk dat milde hersenbeschadiging als gevolg van H5, H6, H8, H9 en H11 is opgetreden. Echter, omdat bewustzijnsverlies en het afwijkende functioneren zoals dit werd gezien bij opname op 21 mei 2024, daarbij niet werd genoemd, is het ernstige (en blijvende) hersenletsel niet het directe gevolg geweest van een van deze toedrachten.
Bij [het oudste zusje] werd een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies vastgesteld rechts over de bolling van de hersenen, doorlopend in de groeve tussen de grote hersenhelften aan de achterzijde en op het scheidingsvlies tussen de grote en de kleine hersenen rechts.
De bloeduitstorting onder het harde hersenvlies is het gevolg van een krachtsinwerking.
Het aantreffen van de bloeduitstorting onder het harde hersenvlies is ongeveer even waarschijnlijk in het geval van een accidentele krachtsinwerking als in het geval van een niet-accidentele krachtsinwerking. Vanuit de literatuur blijkt dat deze bloeduitstortingen onder het harde hersenvlies bij kinderen doorgaans worden gezien na hoogenergetische trauma's: krachtsinwerkingen zoals worden gezien bij vallen van meer dan 1,5-2 meter of bijvoorbeeld ernstige auto-ongelukken. De bloeduitstorting onder het harde hersenvlies is niet passend bij H7: klap met platte hand op achterhoofd door volwassene en H12: met gezicht tegen het bed aanlopen; de krachtsinwerkingen die hierbij optreden zijn te gering.
Voor het ontstaan van ribbreuken is forse krachtsinwerking vereist. De ribbreuken kunnen zowel bij H8 (a en b) als bij H18 passen, mits hierbij forse krachtsinwerking op de ribben plaatsvond. Ribbreuken zijn na een gewone val of sprong van een trap uiterst zeldzaam.
De myositis ossificans kan passen bij hypothesen H8. H8a, H8b,H9, H11, H19 en H20, als daarbij krachtsinwerking of herhaalde krachtsinwerking op de bovenbenen plaatsvond. Gelet op het beiderzijds voorkomen van het letsel op dezelfde locatie, namelijk de bovenbenen, is de myositis ossificans waarschijnlijker onder de hypothese H20, al dan niet in combinatie met H19, dan onder de hypothesen H8, H9, of H11. De myositis ossificans werd op het moment van radiologisch vaststellen op 21 mei 2024 door de radiologen beoordeeld als weken tot maanden oud.
Op de skeletstatus van 22 mei 2024 werd aan de schacht van het linkerkuitbeen, aan de kniezijde een genezende breuk gezien. Stressfracturen, dit wil zeggen botbreuken als gevolg van herhaalde krachtsinwerkingen, worden in de wetenschappelijke literatuur beschreven in het bovenste deel van het kuitbeen, zowel bij volwassenen als bij kinderen.
Over H19: squats maken verklaarde de medeverdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris op 8 mei 2025: “In het begin waren het 10 squats, later misschien 50 squats.” Dit zou hebben plaatsgevonden op 2 december 2023. Gezien het herhaaldelijk squatten, zou de breuk van het linker kuitbeen hier ook bij kunnen passen.
De veelheid van letsels, op moeilijk bereikbare lichaamslocaties, de aanwezigheid van vele botbreuken en het ernstige hersenletsel maakt dat deze combinatie van letsels niet past bij enkel H3 (toegebracht door [het oudste zusje] zelf).
Tussenconclusie rechtbank
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige ten aanzien van de toedracht van het letsel over. Hieruit volgt dat [het oudste zusje] in de periode dat zij bij de verdachte woonde veel (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen dat door een ander of anderen moet zijn veroorzaakt.
Duiding beelden en berichten
Zowel in de kamer van [het oudste zusje] als rondom zijn woning had de verdachte camera’s geïnstalleerd. De camera in de kamer van [het oudste zusje] was bedoeld om [het oudste zusje] in de gaten te houden. [10]
Uit de opnamen van de buitencamera’s blijkt dat [het oudste zusje] in ieder geval vanaf 26 maart 2024 vaak hele dagen alleen thuis was.
Op de telefoons van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] staan vele WhatsApp-gesprekken tussen beiden. [11] , [12] , [13] In sommige gesprekken staan screenshots [14] van opnamen van de in de slaapkamer van [het oudste zusje] geplaatste camera. Op de telefoon van de verdachte zijn meer screenshots aangetroffen. De verdachte maakte sommige van deze screenshots ’s ochtends vroeg, voordat hij naar zijn werk ging. [15]
De hierna opgenomen afbeeldingen zijn, op twee na, screenshots van de camera in de kinderslaapkamer van [het oudste zusje] in de woning aan de [woonadres] in Vlaardingen. De afbeeldingen 2405251351.D11 en 2406130818.D01 zijn elders in deze woning gemaakt.
Afbeelding 2406130818.D01 van 2-12-2023 11:26 uur
[het oudste zusje] houdt in haar handen een bevuild doekje vast.
Afbeelding 2405251351.D04 van 22-1-2024 09:49 uur
[het oudste zusje] staat met een handboei aan haar linkerarm vastgeketend aan een klimrek.
Afbeelding 2405251351.D05 van 22-1-2024 10:14 uur
[het oudste zusje] staat met een ketting aan haar linkerenkel vastgeketend aan een klimrek. Achter [het oudste zusje] staat een emmer.
De emmer was bedoeld voor [het oudste zusje] om haar behoeften in te doen, in het geval zij naar de wc moest en zij was alleen thuis of als de verdachte en/of de medeverdachte haar niet hoorden. [16]
Afbeelding 2406130818.D05 van 22-1-2024 19:26 uur
[het oudste zusje] staat met haar handen op haar rug en met een ketting aan haar linkerenkel vastgeketend aan een klimrek. Naast [het oudste zusje] staat een emmer.
Afbeelding 2405251351.D06 van 21-2-2024 15:53 uur
[het oudste zusje] staat met haar handen op haar rug en met zowel een ketting om haar borst als een ketting om haar linkerenkel vastgeketend aan een klimrek. Naast [het oudste zusje] staat een emmer.
Afbeelding 2406130818.D09 van 21-2-2024 18:37 uur
[het oudste zusje] staat met haar handen op haar rug en met zowel een ketting om haar borst als een ketting om haar linkerenkel vastgeketend aan een klimrek. Naast [het oudste zusje] staat een emmer.
Afbeelding 2406130818.D10 van 22-2-2024 08:49 uur
[het oudste zusje] staat met haar handen op haar rug en met zowel een ketting om haar borst als een ketting om haar linkerenkel vastgeketend aan een klimrek. Naast [het oudste zusje] staat een emmer.
Afbeelding 2405251351.D07 van 22-2-2024 22:37 uur
[het oudste zusje] staat, geheel naakt, met haar handen op haar rug en met zowel een ketting om haar borst als een ketting om haar linkerenkel vastgeketend aan een klimrek. Naast [het oudste zusje] staat een emmer.
Afbeelding 2406130818.D13 van 23-2-2024 06:09 uur
[het oudste zusje] staat, geheel naakt, met haar handen op haar rug en met zowel een ketting om haar borst als een ketting om haar linkerenkel vastgeketend aan een klimrek. Naast [het oudste zusje] staat een emmer.
Afbeelding 2406130818.D14 van 24-2-2024 05:45 uur
[het oudste zusje] ligt, geheel naakt en op haar knieën, met haar hoofd op de grond, met een ketting ter hoogte van haar heup vastgeketend aan de trap van het stapelbed.
Afbeelding 2406130818.D15 van 24-2-2024 05:48 uur
[het oudste zusje] ligt, geheel naakt en op haar knieën en handen, naast het stapelbed op de grond. Vanaf de bovenzijde van de trap van het stapelbed loopt een ketting naar [het oudste zusje].
Afbeelding 2406130818.D16, 25-2-2024 05:57 uur
[het oudste zusje] staat, geheel naakt, voorovergebogen naast het stapelbed, vastgeketend aan het stapelbed met een ketting om haar linkerpols.
Afbeelding 2405251351.D08 van 4-3-2024 20:04 uur
[het oudste zusje] zit, in een kleermakerszit, op het onderste bed van het stapelbed. Zij heeft haar ogen dicht en een deken om zich heen. Vanaf de trap van het stapelbed loopt een ketting naar [het oudste zusje], die onder de deken uit het zicht verdwijnt.
[het oudste zusje] zat hier daadwerkelijk met een ketting aan haar voet vastgebonden aan het stapelbed. [17]
Afbeelding 2405251351.D11 van 10-3-2024 21:52 uur
[het oudste zusje] staat met haar broek tot op haar knieën naar beneden, met in haar rechterhand een bevuilde luier en met een bevuilde luiers die onder haar onderbroek uitsteekt.
Afbeelding 2406130818.D21 van 21-3-2024 12:22 uur
[het oudste zusje] zit op de grond, ter hoogte van de touwladder van het klimrek. Zij zit op haar knieën met haar hoofd naar voren gebogen. Zij draagt handschoenen. Vanaf de linkerhandschoen loopt een ketting in de richting van de touwladder.
Afbeelding 2406050719.D01 van 23-3-2024 15:35 uur
[het oudste zusje] staat, geheel naakt en wijdbeens, vastgeketend aan zowel de trap van het stapelbed als de touwladder van het klimrek. [het oudste zusje] draagt handschoenen, met daaromheen een ketting die met de trap van het stapelbed is verbonden. Met een zwart bandje waaraan iets glimmends zit, is haar rechterenkel met de touwladder verbonden. Over haar mond en kruislings van haar neus naar haar voorhoofd, waardoor alleen haar neus zichtbaar is, zit (vermoedelijk) duct tape bevestigd.
Afbeelding 2405251351.D10 van 29-3-2024 20:40 uur
[het oudste zusje] staat voorover gebukt en steunend op haar linkerarm. Om haar rechterenkel zit een bandje en aan dit bandje zit iets dat oplicht.
Het hiervoor genoemde bandje is een stoffen riempje, waaraan de verdachte een ketting had bevestigd. Op die manier zette de verdachte [het oudste zusje] vast met de ketting. Zo ook wat betreft de constructie met de ketting om de borst van [het oudste zusje], zoals hiervoor bij afbeelding 2405251351.D06 beschreven. De ketting om de borst was bedoeld om te voorkomen dat [het oudste zusje] ging liggen. Zo ook wat betreft de hiervoor beschreven afbeelding 2405251351.D07, ook daarop is [het oudste zusje] aan haar borst vastgeketend omdat zij moest blijven staan. [18]
Afbeelding 2406130818.D25 van 31-3-2024 07:19 uur
[het oudste zusje] zit, volledig naakt en met haar hoofd voorovergebogen, op de grond tussen het stapelbed en het klimrek. Bij de touwladder staat een emmer.
Afbeelding 2406130818.D26 van 1-4-2024 05:31 uur
[het oudste zusje] ligt in het onderste bed van het stapelbed, aan haar voet vastgeketend aan een van de traptreden van het stapelbed.
Afbeelding 2406130818.D38 van 1-4-2024 23:55 uur
De linkerenkel van [het oudste zusje] staat met een donkerkleurig bandje waaraan een ketting zit vastgeketend aan de touwladder van het klimrek. Haar voeten zijn opgezet.
Afbeelding 2406130818.D28 van 2-4-2024 06:05 uur
[het oudste zusje] ligt naast het stapelbed onder een deken op de grond. Om haar linkerenkel zit een zwart bandje. Er staat een emmer naast haar hoofd.
Afbeelding 2406130818.D30 van 4-4-2024 05:32 uur
[het oudste zusje] zit naakt en ineengedoken op de grond naast de touwladder van het klimrek.
Afbeelding 2406130818.D39 van 4-4-2024 06:51 uur
[het oudste zusje] zit, geheel naakt, op de grond naast de touwladder van het klimrek. Om haar linkerenkel zit een zwart bandje.
Afbeelding 2406130818.D33 van 10-4-2024 00:00 uur
[het oudste zusje] staat, geheel naakt en met haar armen op haar rug, op een plaat. Op deze plaat zijn rondom horizontaal (stroom)draden bevestigd. Vanaf deze constructie loopt een (stroom)draad naar de muur achter [het oudste zusje]. In de wandcontactdoos van die muur zit een stekker. Om de linkerenkel van [het oudste zusje] zit een donkerkleurige band, met aan de linkerzijde daarvan een verdikking. Om haar borst zit een dikkere zwarte band met eveneens een verdikking aan de linkerzijde.
De hiervoor genoemde plaatconstructie had de verdachte bedacht en gemaakt, een ‘gevangenisje’ om [het oudste zusje] af te schrikken. [19]
Afbeelding 2405251351.D01 van 18-4-2024 01:03 uur
In de kamer staat een kooiconstructie, bestaande uit een lichtkleurige bak en lichtkleurige rechtopstaande stelen. Er lopen horizontale (stroom)draden in de bak en om de stelen. Vanaf deze constructie een loopt een (stroom)draad naar de muur achter [het oudste zusje]. In de wandcontactdoos van die muur zit een stekker. Op een van de stelen zit een donkerkleurig voorwerp. [het oudste zusje] staat in deze kooiconstructie met haar armen over elkaar. Zij draagt alleen een broekje. Om haar rechterenkel zit een zwart bandje.
Die kooiconstructie, een lekbak van een meter bij een meter, met op elke hoek een bezemsteel, waartussen de (stroom)draden, door de verdachte ‘touwtjes’ genoemd, had de verdachte bedacht en geconstrueerd met het doel om [het oudste zusje] daar voor straf in te zetten. [20] De lekbak was bedoeld om te voorkomen dat [het oudste zusje] ‘alles onder zou plassen’. [21]
Afbeelding 2406130818.D36A van 6-5-2024 05:31 uur
[het oudste zusje] zit op haar hurken en met haar hoofd tussen haar knieën in de hiervoor beschreven kooiconstructie. Zij heeft iets donkerkleurigs om haar middel.
Afbeelding 2406130818.D36 van 15-5-2024 06:45 uur
[het oudste zusje] ligt, geheel naakt en in een houding lijkend op een stabiele zijligging, op een matras op de grond tussen het stapelbed en het klimrek.
Op 2 december 2023 stuurde [medeverdachte] aan de verdachte de afbeelding van [het oudste zusje] die in haar handen een bevuild doekje vasthoudt (afbeelding 2406130818.D01). Vervolgens berichtte zij aan de verdachte: “Ze heeft van mij van de week een hapje kruiden gehad.” De verdachte antwoordde: “Ze heeft vanavond een probleem ik had gewaarschuwd om zich te gedragen”, waarop [medeverdachte] berichtte: “Ja zei ik ook tegen [het oudste zusje].”
Op 3 december 2023 berichtte [medeverdachte] aan de verdachte: “Badkamer nog helemaal vies hoor”, waarop de verdachte reageerde: “Ok al 4 uur bezig en nog vies. Dan is ze me aan het uitdagen. Mag je ook wel tegen haar zeggen hoor.” [medeverdachte] berichtte vervolgens aan de verdachte: “Gedaan”.
Op 3 december 2023 sprak [het oudste zusje] op straat in Vlaardingen een (onbekend gebleven) vrouw aan. Omdat [het oudste zusje] niet goed kon lopen vroeg de vrouw aan personeel van de supermarkt [supermarkt 1] of zij op [het oudste zusje] wilden letten. [het oudste zusje] had uitgedroogde lippen. Ook had ze uitgedroogde tranen, deze waren als gelig slijm. Ze zag er heel vermoeid uit. Ze vertelde de supermarktmanager dat ze thuis werd geslagen door haar pleegmoeder en pleegvader. Ze kon haar benen niet buigen en liep heel stijf. [het oudste zusje] vertelde aan de politie die inmiddels was gearriveerd dat haar pleegvader haar de dag ervoor en ook de dag daarvoor had mishandeld en dat ze die dag nog niets had gegeten. Zij moest de badkamer en haar eigen kamer schoonmaken, maar omdat dit nog niet was gebeurd, was hij boos geworden. Hij had haar met zijn vuisten meermalen op haar bovenbenen geslagen. Tussendoor moest zij squats doen en daarna sloeg hij weer verder. Ze had zo’n pijn aan haar bovenbenen dat zij niet meer goed kon lopen, aldus [het oudste zusje]. Op beide benen van [het oudste zusje] waren grote verkleuringen zichtbaar, die haar gehele bovenbenen bedekten. [het oudste zusje] kon van de pijn niet zelf naar de politieauto lopen. Op het politiebureau vertelde [het oudste zusje] dat haar pleegvader haar vaker sloeg en schopte, ook vaak met zijn vuist op haar borst. [22] , [23]
[medeverdachte] bevestigde dat [het oudste zusje] door de verdachte werd geslagen, zo ook op 2 december 2023. De verdachte was boos op [het oudste zusje] en sloeg haar met zijn platte hand op de bovenbenen, terwijl zij moest squatten, met blauwe plekken op haar bovenbenen tot gevolg. De verdachte sloeg [het oudste zusje] dan op de bovenbenen in de beweging naar beneden. Bij de rechter-commissaris verklaarde [medeverdachte] hierover dat het harde klappen waren, zo hard dat [medeverdachte] dit, daarnaar gevraagd, tijdens haar verhoor niet na durfde te doen op de tafel. [24]
Op 26 december 2023 stuurde [medeverdachte] aan de verdachte een bericht dat [het oudste zusje] kennelijk het kabeltje uit de camera op haar kamer heeft getrokken. Nadat [medeverdachte] dit weer had aangesloten, berichtte de verdachte aan [medeverdachte]: “Als ik het nog een keer merk breek ik de vingers.” Daarop reageerde [medeverdachte]: “Ja zeg maar tegen haar ik doe net de deur dicht”.
Op 22 januari 2024 stuurde de verdachte aan [medeverdachte] de afbeelding van [het oudste zusje], zoals hiervoor als afbeelding 2405251351.D05 beschreven, gevolgd door het bericht: “Om haar los te maken hangt de sleutel in de cv kast.”
Op 23 februari 2024 stuurde de verdachte aan [medeverdachte]: “Nou het gaat net zo lang door totdat ze breekt”, waarop [medeverdachte] antwoordde: “Ze moet wel wat eten anders heb je dat weer dus ik zal iets maken met veel calorieën.”
Op 24 februari 2024 stuurde de verdachte aan [medeverdachte] afbeeldingen zoals hiervoor als afbeeldingen 2406130818.D11, 2406130818.D13, 2406130818.D14 en 2406130818.D15 beschreven. Later die dag stuurde [medeverdachte] aan de verdachte: “[het oudste zusje] kan nu helpen als je thuis bent staat ze aan de ketting schat” en “Als je thuis bent staat ze boven en wij gaan lekker eten.”
Op 10 maart 2024 stuurde [medeverdachte] aan de verdachte de afbeelding zoals hiervoor als afbeelding 2405251351.D11 beschreven en bericht zij aan de verdachte: “Ze zegt (..) ik mag van [verdachte] niet naar de wc moet vragen”, waarop de verdachte antwoordt: “Ja tuurlijk wat een mafklapper joh, ze houd steeds minder kleding over.” [medeverdachte] bericht vervolgens aan de verdachte: “Meurt als een gek maar ik laat het in haar broek hoor.”
Op 19 maart 2024 berichtte [medeverdachte] aan de verdachte, op zijn vraag of het goed is gegaan: “Ja goed gegaan. Alleen plakband zit in der haar. Vast.” De verdachte reageerde vervolgens: “Heel goed, eigen schuld. Zat het nog goed vast?”, waarop [medeverdachte] antwoordde: “Ja”, gevolgd door schaterlachende smileys. De verdachte vroeg daarop: “En de handen?”, waarop [medeverdachte] antwoordde: “Ja nog vast.”
Met het hiervoor weergegeven antwoord “Ja nog vast” wordt gedoeld op de luier die [het oudste zusje] om had en die de verdachte bij haar met tape had omwonden en waarbij de verdachte ook haar pinken met die tape had vastgezet aan de luier. De verdachte had [het oudste zusje] op die wijze thuis in haar kamer achtergelaten. [25]
Op 21 maart 2024 berichtte de verdachte aan [medeverdachte]: “Moet je op de camera kijken ze moet blijven dansen van mij totdat ik zeg dat ze mag stoppen hahaha.” [medeverdachte] reageerde vervolgens met vijf schaterlachende smileys, waarop de verdachte berichtte: “Ja ze moet wakker blijven. [medeverdachte] reageerde hierop: “Lekker uurtje dansen” en “Lijkt wel een porno danseres.”
Op 23 maart 2024 berichtte [medeverdachte] aan de verdachte: “Zal ik haar los maken. Kan ze de keuken doen”, waarop de verdachte reageerde: “Moet je zelf weten, doe wel alles op slot en eventueel alarm erop.” De verdachte berichtte vervolgens aan [medeverdachte]: “ Ik heb gezegd dat dit allemaal net zo lang doorgaat totdat zei zelf naar jou toekomt met dat ze op geeft en normaal gaat doen.” [medeverdachte] berichtte daarop aan de verdachte: “Nou ze zegt niks hoor”, waarop de verdachte reageerde: “Ok, dan ken ze dadelijk weer terug.”
Op 10 april 2024 stuurde [medeverdachte] aan de verdachte een foto waarop een pak nachtbroekjes, speciaal voor jongens, van het merk [merknaam] te zien is. Deze nachtbroekjes zijn bestemd voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 7 jaar. De verdachte reageerde vervolgens met: “Ze gedraagt zich als een baby dan behandelen we haar als een baby. Lekker kleineren.” [medeverdachte] berichtte aan de verdachte: “Ik zat te denken. Een bandje maken zodat ze aan de plaat blijft staan”, waarop de verdachte antwoordde: “Komt goed.”
Op 15 april 2024 berichtte de verdachte aan [medeverdachte]: “Haar hoef je niet te doen vanmiddag dat die ik vanavond, ze zit weer helemaal onder de schijt”, waarop [medeverdachte] reageerde: “Is goed.”
Op 29 april 2024 berichtte [medeverdachte] aan de verdachte: “Roep jij eens door de camera dat ze nu gaat vreten en dat ze een probleem heeft. Ze vind de droge rijst niet lekker. En ze wilt het warm hebben daarom eet ze niet.”
Op 1 mei 2024 berichtte de verdachte aan [medeverdachte]: “Nu zat ze weer op die emmer.”
Op 9 mei 2024 berichtte de verdachte om 21:13 en 21:14 uur aan [medeverdachte]: “Ik heb haar laten zitten. Ze moet naar de camera kijken. [medeverdachte] berichtte dan om 21:44 uur aan de verdachte: “Ik ben thuis hoor lieffie.”
Tussenconclusie rechtbank
Uit de berichten en de foto’s blijkt dat [het oudste zusje] vaak en langdurig, al dan niet in een door de verdachte gefabriceerde kooiconstructie, vastgeketend in haar kamer stond. De verdachte zette haar vast en bedacht ook hoe zij werd vastgezet. [26] , [27] Uit de (zeer) vroege tijdstippen van sommige screenshots leidt de rechtbank af dat [het oudste zusje] regelmatig hele nachten vastgeketend is geweest.
Als er niemand thuis was, zat [het oudste zusje] op haar kamer, regelmatig ook vastgeketend of in de kooiconstructie, terwijl de deurklink aan de binnenzijde van haar kamerdeur door de verdachte was verwijderd, zodat zij haar kamer niet kon verlaten. Om gedurende die perioden haar behoefte te doen, had de verdachte een emmer in haar kamer gezet. [28] , [29]
Beelden buitencamera en onderzoek container
Op 20 mei 20204 om 21.03 uur zette [medeverdachte] een blauwe tas (vermoedelijk een tas van [supermarkt 2]) in de tuin, naast een vuilniszak. Om 21.26 uur droeg de verdachte een witte bak de tuin uit. Die bak leek op de lekbak van de hiervoor beschreven kooiconstructie. Kort daarna kwam hij zonder de bak weer terug. Om 23.50 uur verlieten de verdachte en [medeverdachte] de tuin, de verdachte had toen die vuilniszak en de blauwe tas in zijn handen. Om 23.54 uur kwamen beiden weer terug, zonder vuilniszak en blauwe tas. Op 21 mei 2024 om 00.57 uur liepen de verdachte en [medeverdachte] de tuin uit, de verdachte had [het oudste zusje] toen in zijn armen. [30]
In de ondergrondse afvalcontainer op twee minuten lopen van de woning van de verdachte is op 20 mei 2024 om 23:52 uur driemaal afval gestort. In deze container werd een blauwe bigshopper van [supermarkt 2] aangetroffen met daarin twee luiers, beide aan de rompzijde voorzien van (in een geval meerdere lagen) tape, delen van afgeknipte dan wel afgesneden tie-wraps en stukken duct tape. [31] , [32] Op deze luiers en delen tie-wrap zat DNA van [het oudste zusje]. [33] , [34]
3.3.3.
Medeplegen mishandeling, vrijheidsberoving en verwaarlozing
De verdachte en [medeverdachte] waren samen als pleegouders van [het oudste zusje] verantwoordelijk voor haar welzijn in de periode waarover het in de beschuldigingen gaat. Dit betekent dat zij beiden moesten zorgen voor voldoende adequate lichamelijke verzorging en voeding en bescherming tegen geweld.
De verdachte heeft verklaard dat hij steeds verdergaande straffen ontwikkelde, waarbij [het oudste zusje] uiteindelijk vastgeketend in haar kamer werd opgesloten. [35] , [36] Hierbij kreeg zij onvoldoende eten en drinken en moest zij haar behoefte in een emmer, luier of lekbak doen. [medeverdachte] was hiervan op de hoogte en verzette zich niet tegen deze straffen, integendeel. [37] , [38] Ook [medeverdachte] paste deze straffen toe en leverde er een bijdrage aan door suggesties te doen over de effectiviteit ervan. Zij kon [het oudste zusje] bovendien losmaken van de ketting en beslissen dat [het oudste zusje] weer uit haar kamer mocht komen en besprak dit via Whatsapp met de verdachte. Ook over het voeden van [het oudste zusje] en de manier waarop zij haar behoefte moest doen, hadden de verdachte en [medeverdachte] veelvuldig telefonisch (Whatsapp-)contact. Zij waren op de hoogte van elkaars handelen en van [het oudste zusje]’s toestand.
Een andere straf die de verdachte oplegde en uitvoerde, was het slaan op [het oudste zusje]’s bovenbenen, waarbij zij moest squatten. [medeverdachte] was hier naar eigen zeggen bij, maar heeft niets ondernomen om deze straf te voorkomen of te beëindigen.
Het berichtenverkeer tussen de verdachte en [medeverdachte] geeft op alle hiervoor besproken onderwerpen blijk van veelvuldige afstemming en instemming. Gedurende de periode waarin [het oudste zusje] bij hen verbleef is het straffen in ernst en frequentie toegenomen en heeft haar zichtbare achteruitgang er niet toe geleid dat één van hen maatregelen heeft genomen om hier verandering in te brengen. Om deze reden oordeelt de rechtbank dat de verdachte en [medeverdachte] bewust en nauw hebben samengewerkt in de gezamenlijke uitvoering van de mishandeling, de vrijheidsberoving en de ernstige verwaarlozing. Daarmee is de beschuldiging van het medeplegen van de feiten 2, 3 en 4 bewezen.
Conclusies rechtbank
[het oudste zusje] zag er bij aanvang van haar opname in het pleeggezin van de verdachte uit als een vrolijk en gezond meisje van (toen) negen jaar, met bolle wangen en een stralende lach. Bij het pleeggezin veranderde zij in een kwetsbaar, vermagerd, mishandeld en in alle opzichten gebroken meisje. [39]
Op basis van het voorgaande is bewezen dat de verdachte samen met zijn vrouw [het oudste zusje] heeft mishandeld door haar met kracht op haar bovenbenen te slaan (waarbij niet kan worden vastgesteld dat deze mishandeling tot zwaar lichamelijk letsel heeft geleid, zie daarvoor onder 3.3.4.), haar van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden en dat hij [het oudste zusje] zorg heeft onthouden en haar in hulpeloze toestand heeft gebracht en gehouden, dit laatste met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
3.3.4.
Vrijspraak beschuldiging onder parketnummer 10-169481-24 onder 1
De verdachte wordt kort gezegd ervan beschuldigd, dat hij [het oudste zusje] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar hard op de bovenbenen te stompen en/of te slaan, en dat dat heeft geleid tot myositis ossificans. Het is niet vast te stellen of bij [het oudste zusje] langduriger beperkingen als gevolg van de myositis ossificans aanwezig zijn. Dat komt doordat zij beperkt functioneert als gevolg van de neurologische schade. Daardoor kan niet worden vastgesteld of dit letsel is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De verdachte moet op dit punt daarom van de zware mishandeling worden vrijgesproken.
3.3.5.
Bewijsmotivering parketnummer 10-349985-24
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Berichten, beeld, duiding en medeplegen
[het jongste zusje] (hierna: [het jongste zusje]), geboren op [datum] [40] , werd op 12 maart 2022 als pleegkind geplaatst in het gezin van de verdachte en zijn vrouw, de medeverdachte [medeverdachte]. [41]
Zoals hiervoor onder 3.3.2. overwogen, staan op de telefoons van de verdachte en [medeverdachte] vele WhatsApp-gesprekken tussen hen beiden. Voor de beoordeling van de beschuldiging ten aanzien van [het jongste zusje] zijn de volgende berichtenwisselingen tussen de verdachte en [medeverdachte] van belang. [42]
Op 29 augustus 2022 berichtte de verdachte aan [medeverdachte]: “Gewoon millimeter toch? Alles eraf”, waarop [medeverdachte] antwoordde: “Ja hoor.” De verdachte stuur twintig minuten later een foto naar [medeverdachte] waarop [het jongste zusje] te zien is met gemillimeterd haar. [medeverdachte] en de verdachte reageren vervolgens over een weer naar elkaar met schaterlachende smileys.
In deze berichtenwisseling is ook te lezen dat de eigen dochter van de verdachte en [medeverdachte] ook luizenvrij gemaakt moet worden, maar in haar geval niet door haar kaal te scheren, maar met behulp van (kennelijk beschikbare) luizenshampoo (“dat spul”).
Conclusies rechtbank
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht niet alleen moet worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, maar onder omstandigheden ook het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam. [43] Het gedwongen afscheren van het haar brengt bij een ander een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam op. Onder de gegeven omstandigheden, waarin het alternatief van een behandeling met shampoo voorhanden is en dit alternatief wél wordt toegepast op de eigen dochter, levert het afscheren van het haar mishandeling op.
Het stompen, slaan of schoppen van [het jongste zusje] zoals in de beschuldiging staat, kan op basis van het onderzoek op de terechtzitting en het dossier niet worden vastgesteld, zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Over het met kracht aan één arm omhoog trekken van [het jongste zusje], waarvan de verdachte ook wordt beschuldigd het volgende. Niet kan worden vastgesteld dat dit pijn of letsel bij [het jongste zusje] heeft veroorzaakt, op zo’n manier dat er sprake was van mishandeling. Van dit deel van de beschuldiging zal de verdachte ook worden vrijgesproken.
Het laten staan in een emmer is op zichzelf geen mishandeling. Onder omstandigheden kan ook dit een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam teweegbrengen. Het kan niet worden vastgesteld dat daarvan bij [het jongste zusje] toen sprake was. De verdachte zal ook van dit onderdeel van de beschuldiging worden vrijgesproken.
3.3.6.
Bewijsmotivering parketnummer 10-343185-24
[het oudste broertje] (hierna: [het oudste broertje]), geboren op [datum] en [het jongste broertje] (hierna: [het jongste broertje]), geboren op [datum] werden op 16 juni 2021 als pleegkind geplaatst in het gezin van de verdachte en zijn vrouw. [44] Zij hebben gedurende drie maanden in het pleeggezin verbleven. [45]
Bij lichamelijk onderzoek van [het jongste broertje] op 4 oktober 2021 werd een hematoom [46] linksonder op de rug van ongeveer twee tot tweeëneenhalve centimeter vastgesteld en waarvan werd geconcludeerd dat dit kan passen bij mishandeling. [47] Ook bij [het oudste broertje] werd bij lichamelijk onderzoek op 4 oktober 2021 een hematoom linksonder op de rug van ongeveer één centimeter vastgesteld. Hierbij werd opgemerkt dat dit een niet gebruikelijke locatie is. [48]
Zowel [het oudste broertje] als [het jongste broertje] werden door de verdachte geslagen. [49] , [50] Niet kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] hierin een aandeel had, zodat de verdachte op dit punt van het medeplegen zal worden vrijgesproken.
Ook van de beschuldiging van andere vormen van (mis)handeling zal de verdachte worden vrijgesproken, omdat er geen (steun)bewijs is dat die handelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
3.3.7.
Volledige bewezenverklaring
Bewezen is dat:
Onder parketnummer 10-169481-24
2.
hij op 2 december 2023 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander, [het oudste zusje], zijnde een kind dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorende tot zijn gezin, heeft mishandeld door
- hard op de bovenbenen van [het oudste zusje] te stompen en/of te slaan;
3.
hij in de periode van 1 december 2023 tot en met 20 mei 2024 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [het oudste zusje] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door
- haar aan de armen en/of polsen en/of benen en/of enkels vast te maken aan een meubel en/of
- haar te plaatsen en/of plaats te laten nemen in een zelfgemaakt bouwwerk gelijkend op een kooi waarbij dat bouwwerk en/of [het oudste zusje] aan stroomdraden was/waren, althans leek/leken te zijn gekoppeld en/of
- de deurklink van de kamer waar [het oudste zusje] op dat moment verbleef uit de deur te halen;
4.
hij in de periode van 1 december 2023 tot en met 20 mei 2024 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [het oudste zusje] tot wier onderhoud en verzorging hij en zijn mededader verplicht waren, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten door [het oudste zusje]
- onvoldoende adequate lichamelijke verzorging en voeding te geven en
- onvoldoende de mogelijkheid te geven om naar het toilet te kunnen gaan en
- onvoldoende adequate bescherming tegen geweld te bieden en niets te doen om dit zo snel mogelijk te veranderen door medici, een gecertificeerde jeugdbeschermingsinstelling en/of de Raad voor de Kinderbescherming en/of anderen tijdig en adequaat te informeren over het op [het oudste zusje] uitgeoefende geweld terwijl hij wist dat in voornoemde periode
- [ het oudste zusje] met kracht op de bovenbenen werd geslagen en
- [ het oudste zusje] werd opgesloten op haar kamer en
- [ het oudste zusje] werd vastgeketend en
- [ het oudste zusje] werd vastgehouden in een kooiconstructie en
- [ het oudste zusje] onvoldoende gelegenheid kreeg om naar het toilet te gaan en
- [ het oudste zusje] werd geslagen en geschopt;
hetgeen heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere ribbreuken en een breuk in het linker kuitbeen en hersenletsel (encephalopathie en/of subduraal hematoom en/of een zwelling van de grote hersenen) en letsel leidend tot botnieuwvorming in de weke delen van de bovenbenen (myositis ossificans);
Onder parketnummer 10-349985-24
hij op 29 augustus 2022 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander, zijn pleegkind [het jongste zusje] (geboren op [datum]) dat hij verzorgde en opvoedde als behorende tot zijn gezin, heeft mishandeld door die [het jongste zusje]
- de haren af te scheren;
Onder parketnummer 10-343185-24
hij in de periode van 20 juli 2021 tot en met 13 september 2021 te Vlaardingen, zijn pleegkinderen [het oudste broertje] (geboren op [datum]) en [het jongste broertje] (geboren op [datum]) die hij verzorgde en opvoedde als behorende tot zijn gezin heeft mishandeld door die [het oudste broertje] en [het jongste broertje] (meermalen)
- op/tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren het de volgende strafbare feiten op:
Onder parketnummer 10-169481-24
2.
medeplegen van mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
3.
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
4.
medeplegen van opzettelijk iemand tot wiens onderhoud en verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en laten, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, meermalen gepleegd;
Onder parketnummer 10-349985-24
medeplegen van mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin;
Onder parketnummer 10-343185-24
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.
4.2.
Strafbaarheid van de feiten en van de verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf en maatregel

5.1.
Eis van de officier van justitie
De verdachte moet voor de beschuldigingen onder parketnummer 10-169481-24 onder 1, 2, 3 en 4, onder parketnummer 10-349985-24 en onder parketnummer 10-343185-24 worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaar met aftrek van voorarrest, (ongemaximeerde) terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege, met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht met daarin een contactverbod met betrekking tot [het oudste zusje], [het jongste zusje], [het oudste broertje] en [het jongste broertje] voor de duur van vijf jaar. Ten slotte geeft de officier van justitie oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht in overweging.
5.2.
Oordeel van de rechtbank
5.2.1.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte en zijn vrouw waren pleegouders van onder anderen de broertjes [het oudste broertje] en [het jongste broertje] en van de halfzusjes [het jongste zusje] en [het oudste zusje].
[het oudste broertje] was bijna tien jaar oud toen hij in dit pleeggezin kwam en [het jongste broertje] was toen vijf jaar. De broertjes zijn ruim twee maanden bij het pleeggezin geweest.
[het jongste zusje] en [het oudste zusje] waren anderhalf en acht jaar oud toen zij bij het pleeggezin kwamen. [het jongste zusje] is na ongeveer een jaar en tien maanden uit het pleeggezin vertrokken en [het oudste zusje] is ruim twee jaar in het pleeggezin geweest, totdat zij in zeer slechte toestand naar de spoedeisende hulp is gebracht.
Voor elk van deze kinderen was plaatsing in een pleeggezin nodig, omdat in hun eigen gezin de zorg voor een stabiele en veilige omgeving ontbrak. Zij zijn daarom aan de pleegzorg van de verdachte en zijn medeverdachte toevertrouwd. Voor deze kinderen – en in wel heel ernstige vorm voor [het oudste zusje] – pakte dat verkeerd uit.
De verdachte heeft [het oudste broertje] en [het jongste broertje] geschopt en geslagen. Ook werden zij regelmatig vernederd in het pleeggezin.
[het jongste zusje] is regelmatig vernederd door de verdachten en zij hebben haar mishandeld door haar haren af te scheren.
[het oudste zusje] is door de verdachten stelselmatig vernederd en herhaaldelijk en steeds langer opgesloten in een slaapkamer, waar zij haar vaak aan een ketting hebben vastgezet en waarbij haar gezicht en handen werden beplakt met duct tape. Zij stond langdurig naakt of bijna naakt in een kooi gemaakt van stokken, schrikdraad en een lekbak voor een wasmachine. Op zijn minst werd de indruk gewekt dat de schrikdraden onder spanning stonden. Ze moest blijven dansen tot ze niet meer kon, toen ze niet bleef stilstaan toen haar dat was opgedragen. Het was de bedoeling dat [het oudste zusje] zou ‘breken’ en de verdachten maakten zich onderling vrolijk over wat zij [het oudste zusje] aandeden. De verdachten hebben in de loop van de tijd steeds hardere maatregelen tegen [het oudste zusje] getroffen, omdat zij haar gedrag steeds problematischer vonden. Ook hebben zij haar te weinig eten gegeven zodat zij ernstig ondervoed was toen zij uiteindelijk in het ziekenhuis werd opgenomen.
In het pleeggezin heeft [het oudste zusje] vele letsels opgelopen, waaronder divers ernstig hersenletsel, ribbreuken, wervelbreuken, spierletsel en blauwe plekken. Als gevolg van het hersenletsel zal [het oudste zusje] nooit zelfstandig kunnen leven. Zij functioneert op het niveau van een vierjarige en heeft tal van beperkingen. De letsels zijn onbehandeld gebleven doordat de verdachte en zijn medeverdachte geen hulp hebben ingeschakeld. Weliswaar hebben zij met enige regelmaat bij instanties aan de bel getrokken over moeilijk hanteerbaar gedrag van [het oudste zusje], maar nooit hebben zij er melding van gemaakt dat er als reactie op het gedrag van [het oudste zusje] steeds hardere fysieke strafmaatregelen volgden. Een verzoek tot wijziging van de verblijfplaats hebben zij zelfs met succes aangevochten. Voor de buitenwereld hielden zij de schijn op een liefdevol gezin te zijn.
Dat instanties zijn tekortgeschoten in de begeleiding en het toezicht op de pleegkinderen en het gezin is geen excuus voor hetgeen de verdachte en zijn medeverdachte deze pleegkinderen en in het bijzonder [het oudste zusje] hebben aangedaan. Daarvoor is de verdachte verantwoordelijk. De verdachte en zijn medeverdachte hebben elk van deze kinderen geschaad. In het geval van [het oudste zusje] is de grote psychische en lichamelijke schade zeer waarschijnlijk onherstelbaar.
5.2.2.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapport van deskundigen
Over de verdachte is een rapport namens het Pieter Baan Centrum van 29 juli 2025 uitgebracht. Daarin is onder meer verslag gedaan van een psychologisch en psychiatrisch onderzoek, opgemaakt door de GZ-psycholoog [psycholoog] en de psychiater [psychiater].
De deskundigen concluderen dat de verdachte een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis heeft, waarbij hij geen besef heeft van eigen en andermans gevoelens, het perspectief van de ander niet in ogenschouw kan nemen, geen adequate emotieregulatie heeft, een verstoorde agressieregulatie en zich niet adequaat kan aanpassen aan de (veranderende) omgeving door gebrekkige vaardigheden om daarmee om te gaan. Het gaat hierbij om langdurig bestaande, chronische problematiek, die ook aanwezig was ten tijde van de feiten waarvan de verdachte wordt beschuldigd.
Deze persoonlijkheidsstoornis was van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde (en bewezen verklaarde) feiten. De verdachte was en is onvoldoende in staat zich emotioneel af te stemmen en zich te voegen naar de emotionele behoeften van de kinderen. Hij is niet goed in staat om zich te verplaatsen in de gevoelens van de kinderen, maar richt zich vanuit zijn persoonlijkheidspathologie juist onmiddellijk op eenzijdige, praktische oplossingen. Zodra deze oplossingen niet het gewenste effect hebben, voelt de verdachte zich onmachtig en gefrustreerd en gaat hij zich (nog) dwingender opstellen. Hij is onvoldoende flexibel om andere oplossingen te bedenken en de gevoelens van onmacht versterken zijn rigide coping. Zijn loyaliteit aan zijn partner zorgde ervoor dat de verdachte haar wilde ondersteunen in de opvoeding. Dit heeft zijn boosheid dusdanig doen toenemen dat hij kwetsbaar is geworden voor het uitleven van zijn frustratie en onmacht in de vorm van grensoverschrijdende gedragingen, zoals mishandeling of vrijheidsberoving.
Dit alles leidt tot het advies om de verdachte de feiten indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt als laag tot matig ingeschat. In de situatie dat er kwetsbare kinderen aan hem zijn toevertrouwd, ontstaat er – zonder zijn partner – een matig risico op geweld, omdat hij zich niet goed kan inleven in emoties en behoeften van anderen, hij gevoelens van machteloosheid in de opvoeding en daaruit voortkomende boosheid niet goed kan herkennen en zich dan niet kan onttrekken aan de situatie die hem boven het hoofd groeit. Hij gaat dan op grond van zijn verstoorde agressieregulatie op rigide-dwangmatige wijze steeds meer controle uitoefenen en harder straffen. Met zijn partner erbij kan de verdachte zich niet alleen niet onttrekken aan de kinderen, maar ook niet aan het dwingende beroep dat zij op hem doet. Hij gaat, in zijn pathologie door zijn partner aangejaagd, steeds verder in het toepassen van agressie en hiermee wordt het risico op herhaling van een soortgelijk delict als hem bij ten tijde van de opdracht tot het onderzoek – en grotendeels nog steeds – is ten laste gelegd, indien bewezen verklaard zeer hoog.
Bij de verdachte is sprake van evidente persoonlijkheidspathologie die heeft bijgedragen aan het plegen van ernstige feiten. Behandeling van deze pathologie, ter beperking van het hiervoor omschreven risico op recidive kan niet anders dan binnen het kader van een maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met bevel tot verpleging van overheidswege worden gerealiseerd.
5.2.3.
Redelijke termijn
De verdachte moet binnen een redelijke termijn worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 27 mei 2024, omdat de verdachte toen in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van achttien maanden verstreken.
Omdat de verdachte in deze zaak vast zit en er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is de redelijke termijn in deze zaak zestien maanden. Dit betekent dat de redelijke termijn met twee maanden is overschreden. Deze overschrijding van de redelijke termijn is zeer beperkt. Daarom volstaat de rechtbank met de vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
5.2.4.
Oplegging straf en maatregel
Straf
Gelet op de ernst van de strafbare feiten is een gevangenisstraf de enige passende reactie.
De maximumduur van de gevangenisstraf is, vanwege samenloop van de bewezenverklaarde feiten tien jaar en acht maanden. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan houdt de rechtbank ook rekening met straffen die in min of meer soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Op basis van het hiervoor besproken rapport stelt de rechtbank vast dat bij de verdachte een psychische stoornis bestond en dat deze het gedrag van de verdachte tijdens het begaan van de strafbare feiten beïnvloedde. De feiten worden daarom in verminderde mate aan de verdachte toegerekend. Dit heeft een enigszins matigend effect op de hoogte van de vrijheidsstraf die aan de verdachte wordt opgelegd.
Alles afwegend wordt daarom een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd.
De gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting, totdat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend.
Maatregel
De kans dat de verdachte opnieuw vergelijkbare strafbare feiten zal plegen is grotendeels afhankelijk van externe factoren. Op dit moment is niet te voorspellen hoe de persoonlijke situatie van de verdachte is op het moment dat hij zijn straf heeft uitgezeten. De verwachting is dat er nooit meer kinderen aan de langdurige zorg van de verdachte zullen worden toevertrouwd, terwijl juist in die situatie het herhalingsgevaar zeer hoog is. In een situatie waarin geen kinderen aan zijn zorg zijn toevertrouwd, wordt het herhalingsgevaar als matig ingeschat. Daarbij speelt ook een rol of de verdachte en [medeverdachte] samen zullen blijven of komen. Hierover valt op dit moment niets met zekerheid te zeggen. Er kan nu dan ook geen goede inschatting gemaakt worden van het herhalingsgevaar over enkele jaren.
Op dit moment kan dan ook niet worden vastgesteld dat, wanneer de verdachte vrij komt, de veiligheid van anderen in gevaar komt, zodat niet wordt voldaan aan de voorwaarden om een tbs-maatregel op te leggen. Om ervoor te zorgen dat de verdachte – indien dat dán aan de orde is – niet onbehandeld op straat komt te staan, wordt de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opgelegd. Bij de tenuitvoerlegging van deze maatregel kunnen aan de verdachte voorwaarden worden opgelegd om het herhalingsgevaar te beperken. Deze voorwaarden kunnen onder meer een behandeling en langdurig toezicht inhouden. Door deze maatregel kan er langdurig zicht worden gehouden op de verdachte.
Voor oplegging van een contactverbod met de slachtoffers bestaat onvoldoende grond omdat er geen reden is om aan te nemen dat de verdachte contact met hen zal opnemen.

6.Vorderingen van de benadeelde partijen

6.1.
Vordering [het oudste zusje]
[het oudste zusje heeft als benadeelde partij voor de feiten onder parketnummer 10-169481-24 € 500.000,- gevorderd als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van deze schade.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan volledig worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte moet hoofdelijk met de medeverdachte worden veroordeeld tot vergoeding van de schade.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij moet bij toewijzing daarvan substantieel worden gematigd.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
6.4.1.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van de onder parketnummer 10-169481-24 onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade geleden als gevolg van het ernstige lichamelijke letsel dat zij heeft opgelopen.
Bij het bepalen van de hoogte van de schade is van belang de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van de aan de verdachte te maken verwijten, de aard en ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting over het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij. Kijkend naar deze factoren is in ieder geval € 200.000 toewijsbaar.
De benadeelde partij wordt in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat een oordeel over dat meerdere een nader onderzoek vergt en de behandeling van de vordering voor dat gedeelte een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Dit deel van de vordering kan daarom bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Dit betekent dat de verdachte € 200.000,- als vergoeding van immateriële schade aan de benadeelde partij moet betalen. Dit bedrag dient, gelet op de jonge leeftijd van het slachtoffer, te worden gestort op een ten behoeve van het slachtoffer te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen).
6.4.2.
Hoofdelijke veroordeling
De verdachte heeft de strafbare feiten waarvoor de schadevergoeding wordt toegewezen samen met [medeverdachte] gepleegd. Zij zijn daarom beiden hoofdelijk aansprakelijk voor deze schadevergoeding. Als [medeverdachte] de schadevergoeding (voor een deel) heeft betaald, hoeft de verdachte (dat deel) niet meer aan de benadeelde partij te betalen.
6.4.3.
Wettelijke rente en proceskosten
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 14 oktober 2025, de datum van indiening van de vordering.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken, omdat de vordering van de benadeelde partij (voor een belangrijk deel) wordt toegewezen. Deze kosten worden tot vandaag begroot op nihil.
6.5.
Vordering [de moeder van de zusjes]
[de moeder van de zusjes] heeft als benadeelde partij voor alle feiten onder parketnummer
10-169481-24 gevorderd: € 1.805,98 als vergoeding voor materiële schade, € 87.500,- (bestaande uit € 40.000,- aan schokschade, € 30.000,- vanwege inbreuk op het vertrouwen en € 17.500,- aan affectieschade) als vergoeding voor immateriële schade en € 10.000,- als vergoeding voor nader te onderbouwen (materiële en/of immateriële) schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van deze schade.
6.6.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot € 89.305,98 (de gevorderde materiële schade en de gevorderde immateriële schade, exclusief de gevorderde nader te onderbouwen schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de schade.
6.7.
Standpunt van de verdediging
De benadeelde partij moet:
  • niet-ontvankelijk worden verklaard in de gevorderde materiële schade omdat deze schade niet is onderbouwd;
  • niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering wat betreft de schokschade omdat niet is voldaan aan de daaraan gestelde eisen, subsidiair bij gebrek aan onderbouwing van de gestelde schade, meer subsidiair is dit deel van het gevorderde slechts in ernstig gematigde vorm toewijsbaar;
  • niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering wat betreft de affectieschade omdat er geen sprake is van aan de verdachte te wijten blijvend en ernstig letsel, subsidiair bij gebrek aan onderbouwing van de gestelde schade;
  • niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering wat betreft de schade vanwege inbreuk op het vertrouwen omdat dit een dubbeltelling in de gevorderde schade is, subsidiair omdat niet is voldaan aan de daaraan gestelde eisen, meer subsi[het oudste zusje]ir bij gebrek aan voldoende onderbouwing van de gestelde schade, meest subsidiair is dit deel van het gevorderde slechts in ernstig gematigde vorm toewijsbaar;
  • niet ontvankelijk worden verklaard in de gevorderde nader te onderbouwen schade omdat deze schade in het geheel niet is onderbouwd.
6.8.
Oordeel van de rechtbank
6.8.1.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade bestaat uit € 1.254,90 aan reiskosten en mantelzorg ten behoeve van [het jongste zusje], € 506.28 aan reiskosten ten behoeve van [het oudste zusje] en € 44,80 aan reiskosten naar een psycholoog. (deze passage geldt voor verstekvonnissen)De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij reiskosten heeft gemaakt ten behoeve van bezoeken aan [het oudste zusje]. Dit betekent dat de verdachte € 506,28 als vergoeding van materiële schade aan de benadeelde partij moet betalen. De andere onderdelen van de vordering materiële schade worden afgewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat deze onderdelen het rechtstreekse gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
6.8.2.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van de onder parketnummer 10-169481-24 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade, in de zin van affectieschade, geleden. De benadeelde partij is de moeder van [het oudste zusje]. Zij heeft op grond van artikel 6:107, tweede lid onder c van het Burgerlijk Wetboek recht op een vergoeding van affectieschade. Dat [het oudste zusje] al langere tijd uit huis was geplaatst maakt de band die zij als moeder met haar dochter heeft niet wezenlijk anders.
De benadeelde partij wordt in de vordering tot van schokschade niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren, omdat daarvoor nader onderzoek zou moeten plaatsvinden. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het resterende deel van de gevorderde immateriële schade wordt afgewezen. De gevorderde vergoeding voor schade in verband met inbreuk op het vertrouwen is niet toewijsbaar omdat de gestelde schade geen rechtstreeks gevolg is van de bewezen feiten. De gevorderde vergoeding voor nader te onderbouwen schade moet worden afgewezen omdat deze niet is onderbouwd.
6.8.3.
Hoofdelijke veroordeling
De verdachte heeft de strafbare feiten waarvoor de schadevergoeding wordt toegewezen samen met [medeverdachte] gepleegd. Zij zijn daarom beiden hoofdelijk aansprakelijk voor deze schadevergoeding. Als [medeverdachte] de schadevergoeding (voor een deel) heeft betaald, hoeft de verdachte (dat deel) niet meer aan de benadeelde partij te betalen.
6.8.4.
Wettelijke rente en proceskosten
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 16 oktober 2025, de datum waarop de vordering is ingediend.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken, omdat de vordering van de benadeelde partij (grotendeels) wordt toegewezen. Deze kosten worden tot vandaag begroot op nihil.
6.9.
Vordering [het jongste zusje]
[het jongste zusje] heeft als benadeelde partij voor het onder parketnummer 10-349985-24 ten laste gelegde feit € 15.000,- gevorderd als vergoeding voor immateriële schade en
€ 20.000,- als vergoeding voor nader te onderbouwen (materiële en/of immateriële) schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van deze schade.
6.10.
Standpunt van de officier van justitie
De gevorderde immateriële schade van € 15.000,- kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij kan niet-ontvankelijk worden verklaard in de gevorderde nader te onderbouwen schade van € 20.000,-.
6.11.
Standpunt van de verdediging
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering, primair omdat vrijspraak is bepleit in de zaak onder parketnummer 10-349985-24, subsidiair omdat een causaal verband tussen het ten laste gelegde en de gestelde immateriële schade niet is vast te stellen, meer subsidiair dient dit deel van de vordering bij toewijzing daarvan substantieel worden gematigd.
6.12.
Oordeel van de rechtbank
6.12.1.
Immateriële schade
(deze passage geldt voor verstekvonnissen)De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van de mishandeling die onder parketnummer 10-349985-24 bewezen is verklaard. Die schade wordt naar billijkheid begroot op € 500,-. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen. Het resterende deel van de vordering, hetgeen ook betreft de in het geheel niet onderbouwde ‘nader te onderbouwen schade’, wordt afgewezen.
6.12.2.
Hoofdelijke veroordeling
De verdachte heeft de strafbare feiten waarvoor de schadevergoeding wordt toegewezen samen met [medeverdachte] gepleegd. Zij zijn daarom beiden hoofdelijk aansprakelijk voor deze schadevergoeding. Als [medeverdachte] de schadevergoeding (voor een deel) heeft betaald, hoeft de verdachte (dat deel) niet meer aan de benadeelde partij te betalen.
6.12.3.
Wettelijke rente en proceskosten
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 16 oktober 2025, de datum van het indienen van de vordering.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken, omdat de vordering van de benadeelde partij (deels) wordt toegewezen. Deze kosten worden tot vandaag begroot op nihil.
6.13.
Vordering [het oudste broertje]
[het oudste broertje] heeft als benadeelde partij voor het onder parketnummer 10-343185-24 ten laste gelegde feit € 10.000,- gevorderd als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van deze schade.
6.14.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan geheel worden toegewezen , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de schade.
6.15.
Standpunt van de verdediging
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering, primair omdat vrijspraak is bepleit in de zaak onder parketnummer 10-343185-24, subsidiair omdat een causaal verband tussen het ten laste gelegde en de gestelde immateriële schade niet is vast te stellen.
6.16.
Oordeel van de rechtbank
6.16.1.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van de onder parketnummer 10-343185-24 bewezenverklaarde mishandeling. Die schade wordt naar billijkheid begroot op € 500,-. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen. Het resterende deel van de vordering wordt afgewezen.
6.16.2.
Wettelijke rente en proceskosten
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 15 oktober 2025, de dag waarop de vordering is ingediend.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken, omdat de vordering van de benadeelde partij (deels) wordt toegewezen. Deze kosten worden tot vandaag begroot op nihil.
6.17.
Vordering [het jongste broertje]
[het jongste broertje] heeft als benadeelde partij voor het onder parketnummer 10-343185-24 ten laste gelegde feit€ 10.000,- gevorderd als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van deze schade.
6.18.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte moet hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de schade.
6.19.
Standpunt van de verdediging
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering, primair omdat vrijspraak is bepleit in de zaak onder parketnummer 10-343185-24, subsidiair omdat een causaal verband tussen het ten laste gelegde en de gestelde immateriële schade niet is vast te stellen.
6.20.
Oordeel van de rechtbank
6.20.1.
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van de onder parketnummer 10-343185-24 bewezen verklaarde mishandeling. Die schade wordt naar billijkheid begroot op € 500,-. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen. Het resterende deel van de vordering wordt afgewezen.
6.20.2.
Wettelijke rent en proceskosten
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 15 oktober 2025, de datum waarop de vordering is ingediend.
De rechtbank veroordeelt de verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken, omdat de vordering van de benadeelde partij (deels) wordt toegewezen. Deze kosten worden tot vandaag begroot op nihil.
6.21.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank legt met betrekking tot alle hiervoor besproken vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel op als bedoeld in artikel 36f Sr. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoedingen aan de staat moet betalen en de staat het bedrag uitkeert aan de benadeelde partijen.
Als dwangmiddel kan gijzeling worden toegepast. Gelet op de hoogte van de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen en de manier waarop de duur van de gijzeling in de meeste gevallen wordt berekend zal de totale duur van de gijzeling het toegestane maximum van een jaar overstijgen. Om dit te voorkomen zal de rechtbank het maximaal aantal dagen gijzeling naar evenredigheid vaststellen. Dit betekent dat voor de toegewezen vordering van benadeelde partij [het oudste zusje] gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 329 dagen, dat voor de toegewezen vordering van de benadeelde partij [de moeder van de zusjes] gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 30 dagen en dat voor de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen [het jongste zusje], [het oudste broertje] en [het jongste broertje] gijzeling kan worden toegepast van telkens maximaal 2 dagen. De toepassing van de respectieve gijzelingen heft de betalingsverplichtingen niet op.

7.Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf en maatregelen is gebaseerd op de artikelen 36f, 38z, 47, 57, 255, 257, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissingen

De rechtbank:
Voorvragen
verklaart de dagvaarding onder parketnummer 10-169481-24 nietig voor zover het betreft de onder de feiten 1 en 2 opgenomen zinsnede ‘anderszins uitwendig geweld toe te passen op het lichaam van [het oudste zusje]’;
Vrijspraak
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-169481-24 onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10-169481-24 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer 10-349985-24 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 10-343185-24 ten laste gelegde feit, zoals in hoofdstuk 3 is omschreven, heeft gepleegd;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de in hoofdstuk 4 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf en maatregel
Gevangenisstraf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 (acht)jaar;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Gedragsbeïnvloedende maatregel (38z Wetboek van Strafrecht)
legt de verdachte voor de hiervoor genoemde bewezen verklaarde feiten op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Vorderingen benadeelde partijen
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, aan de
benadeelde partij [het oudste zusje](parketnummer 10-169481-24, feiten 2, 3 en 4) te betalen
€ 200.000,-, als vergoeding van immateriële schade en de wettelijke rente hierover vanaf
14 oktober 2025 tot de dag van volledige betaling. Dit bedrag dient te worden gestort op een ten behoeve van het slachtoffer te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule (Belegging, Erfenis en andere gelden Minderjarigen). Als en voor zover er al door de mededader (deels) is betaald, wordt de verdachte (in zoverre) van die betalingsverplichting bevrijd;
verklaart de benadeelde partij [het oudste zusje] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [het oudste zusje] gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot op nihil en in de nog te maken kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis
)en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
(toelichting: alleen indien gevorderd];
legt aan de verdachte voor parketnummer 10-169481-24, feiten 2, 3 en 4
de maatregel tot schadevergoedingop, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [het oudste zusje] aan de staat
€ 200.000,-te betalen, en de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
329 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader de schade aan de benadeelde partij [het oudste zusje] of aan de staat heeft/hebben vergoed;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, aan de
benadeelde partij [de moeder van de zusjes], te betalen € 18.006,28, bestaande uit € 506,28 als vergoeding van materiële schade (parketnummer 10-169481-24, feiten 2, 3 en 4) en € 17.500,- als vergoeding van immateriële schade (parketnummer 10-169481-24, feit 4), en de wettelijke rente hierover vanaf 16 oktober 2025 tot de dag van volledige betaling. Als en voor zover er al door de mededader (deels) is betaald, wordt de verdachte (in zoverre) van die betalingsverplichting bevrijd;
wijst af het resterende deel van de gevorderde materiële schade;
verklaart de benadeelde partij [de moeder van de zusjes] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de gevorderde immateriële schade (parketnummer 10-169481-24, feit 4); bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [de moeder van de zusjes] gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot nihil en in de nog te maken kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis
)en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
(toelichting: alleen indien gevorderd];
legt aan de verdachte voor parketnummer 10-169481-24, feiten 2, 3 en 4
de maatregel tot schadevergoedingop, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [de moeder van de zusjes] aan de staat
€ 18.006,28te betalen, en de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
30 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader de schade aan de benadeelde partij [de moeder van de zusjes] of aan de staat heeft/hebben vergoed;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, aan de benadeelde partij
[het jongste zusje](parketnummer 10-349985-24), te betalen € 500,- als vergoeding van immateriële schade, en de wettelijke rente hierover vanaf 16 oktober 2025 tot de dag van volledige betaling. Als en voor zover er al door de mededader (deels) is betaald, wordt de verdachte (in zoverre) van die betalingsverplichting bevrijd;
wijst af het door de benadeelde partij [het jongste zusje] meer of anders gevorderde (parketnummer 10-349985-24);
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [het jongste zusje] gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot op nihil en in de nog te maken kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis
)en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
(toelichting: alleen indien gevorderd];
legt aan de verdachte voor het feit onder parketnummer 10-349985-24
de maatregel tot schadevergoedingop, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [het jongste zusje] aan de staat
€ 500,-te betalen, en de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2025 tot aan de dag van de gehele betaling.
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
2 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader de schade aan de benadeelde partij [het jongste zusje] of aan de staat heeft/hebben vergoed;
veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij
[het oudste broertje](parketnummer
10-343185-24), te betalen € 500,- als vergoeding van immateriële schade, en de wettelijke rente hierover vanaf 15 oktober 2025 tot de dag van volledige betaling.
wijst af het door de benadeelde partij [het oudste broertje] meer of anders gevorderde (parketnummer 10-343185-24);
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [het oudste broertje] gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot op nihil en in de nog te maken kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis
)en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
(toelichting: alleen indien gevorderd];
legt aan de verdachte voor het feit onder parketnummer 10-343185-24
de maatregel tot schadevergoedingop, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [het oudste broertje] aan de staat
€ 500,-te betalen, en de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
2 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij
[het jongste broertje](parketnummer
10-343185-24), te betalen een bedrag van € 500,- als vergoeding van immateriële schade, en de wettelijke rente hierover vanaf 15 oktober 2025 tot de dag van volledige betaling.
wijst af het door de benadeelde partij [het jongste broertje] meer of anders gevorderde (parketnummer 10-343185-24);
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [het jongste broertje] gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot op nihil en in de nog te maken kosten voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis
)en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
(toelichting: alleen indien gevorderd];
legt aan de verdachte voor het feit onder parketnummer 10-343185-24
de maatregel tot schadevergoedingop, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [het jongste broertje] aan de staat
€ 500,-te betalen, en de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
2 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 25 november 2025.

Voetnoten

1.Medische informatie van Erasmus Medisch Centrum betreffende [het oudste zusje], pagina’s 2 tot en met 8 in dossier 2408220950.DOS.
2.Verklaring van getuige [de moeder van de zusjes], pagina’s 1353 tot en met 1361 in dossier 2408220950.DOS.
3.Verklaring [verdachte], pagina’s 183 tot en met 207 in dossier 2408220950.DOS.
4.Uitgemergeld, erg dun.
5.Verhoogde spierspanning, wat ertoe leidt dat spieren stijf en moeilijk te bewegen zijn.
6.Medische informatie van Erasmus Medisch Centrum betreffende [het oudste zusje], pagina’s 2 tot en met 8 in dossier 2408220950.DOS.
7.Het rapport ‘Forensisch-medisch onderzoek inzake en 10 jaar oud meisje’ van 18 juli 2025, nummer 2024.05.24.127 (aanvraag 003), opgemaakt door [arts], kinderarts, NFI deskundige forensische geneeskunde minderjarigen.
8.De hersenen worden onderverdeeld in gebieden met grijze stof en gebieden met witte stof. In de grijze stof (in de hersenschors, cortex gelegen) liggen de cellichamen van de zenuwcellen, in de witte stof liggen de uitlopers, de kabels die verbinden en signalen transporteren. Normaal gesproken zijn deze grijze en witte stof op scans van het hoofd duidelijk van elkaar gescheiden.
9.Myositis ossificans kenmerkt zich door de vorming van bot in zachte weefsels, meestal spierweefsel, een locaties waar geen bot hoort te zitten. Botvorming in spierweefsel kan optreden als een bloeduitstorting in spierweefsel en omringende
10.Verklaring [verdachte], pagina’s 183 tot en met 207 in dossier 2408220950.DOS.
11.Proces-verbaal van politie, pagina’s 294 tot en met 313 in dossier 2408220950.DOS.
12.Proces-verbaal van politie, pagina’s 450 tot en met 497 in dossier 2408220950.DOS.
13.Proces-verbaal van politie, pagina’s 512 tot en met 525 in dossier 2408220950.DOS.
14.Proces-verbaal van politie, pagina’s 1391 tot en met 1434 in dossier 2408220950.DOS.
15.Verklaring [verdachte] op de terechtzitting van 6 november 2025.
16.Verklaring [verdachte], pagina’s 248 tot en met 266 in dossier 2408220950.DOS.
17.Verklaring [verdachte], pagina’s 248 tot en met 266 in dossier 2408220950.DOS.
18.Verklaring [verdachte], pagina’s 248 tot en met 266 in dossier 2408220950.DOS.
19.Verklaring [verdachte], pagina’s 1224 tot en met 1246 in dossier 2408220950.DOS.
20.Verklaring [verdachte], pagina’s 183 tot en met 207 in dossier 2408220950.DOS.
21.Verklaring [verdachte], pagina’s 248 tot en met 266 in dossier 2408220950.DOS.
22.Proces-verbaal van politie, pagina’s 1196 tot en met 1199 in dossier 2408220950.DOS.
23.Verklaring [getuige], pagina’s 391 tot en met 394 in dossier 2408220950.DOS.
24.Proces-verbaal van de rechter-commissaris van 8 mei 2025, verklaring [medeverdachte].
25.Verklaring [medeverdachte], pagina’s 1256 tot en met 1283 in dossier 2408220950.DOS.
26.Verklaring [verdachte] op de terechtzitting van 6 november 2025.
27.Verklaring [verdachte], pagina’s 1224 tot en met 1246 in dossier 2408220950.DOS.
28.Verklaring [verdachte], pagina’s 183 tot en met 207 in dossier 2408220950.DOS.
29.Verklaring [medeverdachte], pagina’s 225 tot en met 247 in dossier 2408220950.DOS.
30.Proces-verbaal van politie, pagina’s 614 tot en met 634 in dossier 2408220950.DOS.
31.Proces-verbaal van politie, pagina’s 62 en 63 in dossier 2408220950.DOS.
32.Proces-verbaal van politie, pagina’s 67 tot en met 72 in dossier 2408220950.DOS.
33.Deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina’s 314 tot en met 324 in dossier 2408220950.DOS.
34.Verklaring [verdachte], pagina’s 248 tot en met 266 in dossier 2408220950.DOS.
35.Verklaring [verdachte], pagina’s 248 tot en met 266 in dossier 2408220950.DOS.
36.Verklaring [verdachte], pagina’s 1206 tot en met 1223 in dossier 2408220950.DOS.
37.Verklaring [medeverdachte], pagina’s 225 tot en met 247 in dossier 2408220950.DOS.
38.Verklaring [medeverdachte], pagina’s 1284 tot en met 1308 in dossier 2408220950.DOS.
39.De ‘voor en na-foto’s’ door de verbalisanten aan de verdachte getoond tijdens diens verhoor van 7 augustus 2024, zie verklaring [verdachte], pagina’s 1224 tot en met 1246 in dossier 2408220950.DOS.
40.Medische informatie van Erasmus Medisch Centrum betreffende [het jongste zusje], pagina’s 254 tot en met 262 in dossier 2409290900.DOS.
41.Verklaring van getuige [de moeder van de zusjes], pagina’s 1 tot en met 9 in dossier 2409290900.DOS.
42.Proces-verbaal van politie, pagina’s 130 tot en met 177 in dossier 2409290900.DOS.
43.Hoge Raad 9 september 2014,
44.Proces-verbaal van politie met bijlage, pagina’s 135 tot en met 158 in dossier 2408221330.DOS.
45.Verklaring van aangeefster [moeder van de broertjes], pagina’s 1 tot en met 9 in dossier 2408221330.DOS.
46.Een bloeduitstorting of blauwe plek.
47.Medische informatie van Erasmus Medisch Centrum betreffende [het jongste broertje], pagina’s 160 en 161 in dossier 2408221330.DOS.
48.Medische informatie van Erasmus Medisch Centrum betreffende [het oudste broertje], pagina’s 162 en 163 in dossier 2408221330.DOS.
49.Proces-verbaal van politie, pagina’s 20 tot en met 68 in dossier 2408221330.DOS.
50.Proces-verbaal van politie, pagina’s 321 tot en met 368 in dossier 2408221330.DOS.