ECLI:NL:RBROT:2025:13666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1935 - FT RK 25/1936
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorlopige voorziening in het kader van een huurkwestie met beschermingsbewind

Op 19 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd op grond van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw). Verzoeker, die sinds 29 september 2025 een PW-uitkering ontvangt, heeft op 23 oktober 2025 een verzoekschrift ingediend om te voorkomen dat verweerster, Stichting Havensteder, het proces-verbaal van ontruiming van zijn huurwoning ten uitvoer zou leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verweerster op 30 oktober 2025 zou overgaan tot ontruiming. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject doorloopt, zwaarder laten wegen dan die van verweerster. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsproces-verbaal opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
[rekestnummer 1] / FT RK 25/1935 – [rekestnummer 2] / FT RK 25/1936
uitspraakdatum: 19 november 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [plaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 23 oktober 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 28 oktober 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 10 november 2025.
Ter zitting van 10 november 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer E. van Es, werkzaam bij Geldplein (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer D. Koendanlal en de heer T. Dreessen, beiden werkzaam bij MDL Beschermingsbewind B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerders).
Mevrouw mr. K.D. Staat, werkzaam bij Hafkamp Groenewegen Gerechtsdeurwaarders heeft namens Stichting Havensteder (hierna: verweerster) voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden. Verweerster is niet ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het proces-verbaal van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft – sinds 29 september 2025 – inkomen uit een PW-uitkering. De kale huur bedraagt € 664,66 per maand. Op 24 oktober 2025 is de huurtermijn van november 2025 – door verzoeker zelf – voldaan. Nu het beschermingsbewind vanaf 28 oktober 2025 is uitgesproken, zal de beschermingsbewindvoerder zorg dragen voor tijdige betaling van de lopende huurtermijnen.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft verweerster aangegeven zicht te refereren aan het oordeel van de rechtbank. Verweerster is niet ter zitting verschenen.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het proces-verbaal van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2024 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 4 augustus 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 30 oktober 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het proces-verbaal van 5 juli 2024 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende huurtermijnen kunnen en zullen worden voldaan. Op 24 oktober 2025 is de huurtermijn van november 2025 – door verzoeker zelf – voldaan. Daarnaast is sinds 28 oktober 2025 sprake van beschermingsbewind, waardoor ook voldoende is gewaarborgd dat de lopende huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 5 juli 2024 op verzoek van verweerster uitgesproken proces-verbaal van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] , [postcode] te [plaats] , voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
28 oktober 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende huurtermijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025.