Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.MADE IN SCOTLAND B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 juni 2025, met bijlagen 1 tot en met 55;
- de akte houdende overlegging producties van Made in Scotland c.s., met bijlagen 56 tot en met 59;
- de conclusie van antwoord tevens houdende een exceptie van relatieve onbevoegdheid ex artikel 110 Rv en een verzoek in incident strekkende tot inzage ex artikel 195 Rv, met bijlagen 1 tot en met 28;
- de conclusie van antwoord in het (bevoegdheids)incident ex art. 110 Rv en het incident strekkende tot inzage ex art. 195 Rv, met bijlage 60.
2.Het geschil in de hoofdzaak
Vorderingen van Made in Scotland B.V. met betrekking tot de Arbeidsovereenkomst The Dutch
[gedaagde] te veroordelen om binnen een termijn van veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis een bedrag van EUR 57.280 (zegge: zevenenvijftigduizend tweehonderdtachtig euro) primair vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2017, subsidiair vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2020 op grond van artikel 6:119 BW juncto artikel 6:82 lid 1 BW, althans vanaf de dag van de Dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te voldoen aan Made in Scotland B.V.;
[gedaagde] te veroordelen om binnen een termijn van veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis een bedrag van EUR 5.866 (zegge: vijfduizend achthonderdzesenzestig euro) primair vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2017, subsidiair vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2020 op grond van artikel 6:119 BW juncto artikel 6:82 lid 1 BW, althans vanaf de dag van de Dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te voldoen aan Made in Scotland B.V.;
te verklaren voor recht dat [gedaagde] op grond van artikel 2:9 BW aansprakelijk is voor de schade die Made in Scotland B.V. heeft geleden en nog zal lijden in verband met i) het achterhouden van informatie voor het Management Team en/of de Aandeelhouders en/of de Raad van Commissarissen en/of ii) het aangaan van de Aannemingsovereenkomst op 6 september 2017 en/of iii) het niet sluiten van de CAR-verzekering;
[gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door Made in Scotland B.V. geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf de datum van verzuim, althans vanaf de dag van de Dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de datum van algehele voldoening;
te verklaren voor recht dat [gedaagde] op grond van artikel 2:9 BW aansprakelijk is voor de schade die The Dutch Business Sport and Recreation Development II B.V. heeft geleden en nog zal lijden in verband met i) het achterhouden van informatie voor het Management Team en/of de Aandeelhouders en/of de Raad van Commissarissen en/of ii) het aangaan van de Aannemingsovereenkomst op 6 september 2017 en/of iii) het niet sluiten van de CAR-verzekering;
[gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door The Dutch Business Sport and Recreation Development II geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf de datum van verzuim, althans vanaf de dag van de Dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de datum van algehele voldoening;
[gedaagde] op grond van ongerechtvaardigde verrijking te veroordelen om binnen een termijn van veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan The Dutch Business Sport and Recreation Development II B.V. te voldoen een bedrag van EUR 5.993.259,13 (zegge: vijf miljoen negenhonderddrieënnegentigduizend tweehonderdnegenenvijftig euro en dertien eurocent) primair vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2020 op grond van artikel 6:119 BW juncto artikel 6:82 lid 1 BW, althans vanaf de dag van Dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
[gedaagde] op grond van ongerechtvaardigde verrijking te veroordelen om binnen een termijn van veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan The Dutch Business Sport and Recreation Development II B.V. te voldoen een bedrag van EUR 2.744.759,13 (zegge: twee miljoen zevenhonderdvierenveertigduizend zevenhonderdnegenenvijftig euro en dertien eurocent) primair vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2020 op grond van artikel 6:119 BW juncto artikel 6:82 lid 1 BW, althans vanaf de dag van Dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
[gedaagde] op grond van ongerechtvaardigde verrijking te veroordelen om binnen een termijn van veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan The Dutch Business Sport and Recreation Development II B.V. te voldoen een bedrag van EUR 2.047.656,63 (zegge: twee miljoen zevenenveertigduizend zeshonderdzesenvijftig euro en drieënzestig eurocent) primair vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2020 op grond van artikel 6:119 BW juncto artikel 6:82 lid 1 BW, althans vanaf de dag van Dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
[gedaagde] op grond van ongerechtvaardigde verrijking te veroordelen om binnen een termijn van veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan The Dutch Business Sport and Recreation Development II B.V. te voldoen een bedrag van EUR 443.933,93 (zegge: vierhonderddrieënveertigduizend negenhonderddrieëndertig euro en drieënnegentig eurocent) primair vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2020 op grond van artikel 6:119 BW juncto artikel 6:82 lid 1 BW, althans vanaf de dag van Dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding onder de bepaling dat (i) de proceskosten voldaan dienen te worden binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt - (ii) te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede (iii) met veroordeling van gedaagde in de nakosten van EUR 178 (zegge: honderd achtenzeventig euro), dan wel, indien betekening plaatsvindt, de somma van EUR 270 (zegge: tweehonderd zeventig euro).”
3.De beoordeling in de incidenten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
primaireen afschrift van, dan wel
subsidiairinzage in de volgende gegevens te verstrekken:
hierbij voldoende belang [heeft], omdat deze documenten behulpzaam zijn voor de verdere ondersteuning van zijn verweer”, dat “
veel informatie die samenhangt met de verleende publiekrechtelijke toestemmingen en
hij zijn verweer, mocht de rechtbank dat nodig achten voor haar oordeel, nader [zou] kunnen onderbouwen” met de gevorderde gegevens. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] met deze algemene stellingen onvoldoende concreet heeft uitgelegd waarom hij voldoende belang bij deze specifieke gevorderde gegevens heeft. Zijn aanvullende stelling dat “
hij met de opgevraagde gegevens kan aantonen dat hij de Interne Betrokkenen binnen The Dutch genoegzaam heeft
te meer [geldt] voor de verzochte e-mails die [gedaagde] in de genoemde periode heeft verzonden en heeft ontvangen op zijn zakelijke emailadres van The Dutch, waartoe hij sinds zijn vertrek bij The Dutch geen toegang meer heeft.” geldt niet als een dergelijke concretisering. Ook die stelling is namelijk algemeen geformuleerd. Bovendien zijn de e-mails waar [gedaagde] aan refereert al door Made in Scotland c.s. in het geding gebracht, zodat van [gedaagde] had mogen worden verwacht dat hij – los van het melden dat Made in Scotland c.s. al een aantal gegevens aan hem hebben verstrekt – nader had uitgelegd waarom hij (ook) voldoende belang heeft bij afschriften van of inzage in de gevorderde gegevens met nummers 5 en 9 en dus waarom Made in Scotland c.s. die gegevens ten onrechte nog niet aan [gedaagde] zouden hebben verstrekt. Dat heeft [gedaagde] echter niet gedaan. De vordering van [gedaagde] om afschriften van of inzage in de gevorderde gegevens met nummer 5 en 9 te verstrekken, wordt daarom afgewezen.
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
4.De beslissing
10 december 2025voor beraad rolrechter over het plannen van een mondelinge behandeling.
3349 / 3455