Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 juli 2025, met bijlagen E1 tot en met E16;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met bijlagen V1 tot en met V3;
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident.
2.Het geschil in de hoofdzaak
3.Het geschil in het incident
4.De beoordeling in het incident
is voor de afnemer gemakkelijk elektronisch toegankelijk op een door de dienstverrichter meegedeeld adres”. De rechtbank volgt VeggieHouse niet in haar standpunt dat artikel 6:234 lid 1 BW in dit geval niet relevant is. Hoewel VeggieHouse terecht stelt dat artikel 6:230c BW alleen van toepassing is op dienstverrichters in de zin van de Dienstenrichtlijn en dus niet op de tussen partijen gesloten overeenkomsten, heeft dit niet tot gevolg dat de in artikel 6:234 lid 1 BW in samenhang met artikel 6:230c BW beschreven methode van terhandstelling in dit geval niet van toepassing is. Dat volgt niet uit (de tekst van) artikel 6:234 lid 1 BW.
het vervoervan goederen over zee. Daarmee is bedoeld het vervoer van goederen per zeeschip als bedoeld in artikel 8:370 BW en per binnenschip als bedoeld in artikel 8:890 BW. De vordering van Sealiner in de hoofdzaak is niet zo’n vordering. Die vordering strekt immers tot betaling van twee facturen met betrekking tot
het doen vervoerenvan goederen van Nederland naar Afrika over zee, zoals geregeld in artikel 8:60 BW (de expeditie-overeenkomst). Het vervoer van goederen op grond van een expeditie-overeenkomst valt niet onder het bereik van artikel 625 lid 1 sub a Rv.
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
5.De beslissing
31 december 2025voor conclusie van antwoord.
3349 / 2459