ECLI:NL:RBROT:2025:1382

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
10055008 \ CV EXPL 22-25555
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bewijs in een huurovereenkomst met betrekking tot overlast en agressief gedrag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een gedaagde, die wordt beschuldigd van het veroorzaken van overlast en agressief gedrag. De eiseres, Woonbron, heeft bewijs gepresenteerd van overlast door de gedaagde, waaronder getuigenverklaringen van omwonenden en medewerkers van Woonbron. De kantonrechter heeft de procedure en de bewijslevering uitvoerig beoordeeld, waarbij de gedaagde ook getuigen heeft aangedragen die haar verdedigen. De kantonrechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de gedaagde zodanige overlast heeft veroorzaakt dat dit ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde groot belang heeft bij het behoud van haar woning en dat de incidenten niet van dien aard zijn dat ontbinding gerechtvaardigd is. De vorderingen van Woonbron zijn afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van Woonbron. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10055008 CV EXPL 22-25555
datum uitspraak: 31 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.J. Glen-Boedhram,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Claassen.
De partijen worden hierna: “Woonbron” en “ [gedaagde] ” genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het vonnis van 31 maart 2023 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte houdende uitlating bewijsmiddelen van Woonbron, met producties 22 tot en met 24;
  • het e-mailbericht van 13 februari 2024 van [gedaagde] met verhinderdata en productie 12;
  • het e-mailbericht van 11 september 2024 van Woonbron en productie 25;
  • het proces-verbaal van het op 12 september 2024 gehouden getuigenverhoor aan de zijde van Woonbron;
  • de akte uitlaten contra-enquête;
  • de processen-verbaal van de op 29 augustus 2024 en 21 oktober 2024 gehouden contra-enquêtes aan de zijde van [gedaagde] ;
  • het e-mailbericht van 28 oktober 2024 van Woonbron waarin zij bericht dat zij geen conclusie na enquête wenst te nemen;
  • de conclusie na enquête van [gedaagde] .

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter handhaaft hetgeen zij in het vonnis van 31 maart 2023 heeft overwogen en beslist.
2.2.
Bij voornoemd vonnis is Woonbron toegelaten om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [gedaagde] overlast (heeft) veroorzaakt en/of zich agressief heeft gedragen ten opzichte van omwonenden en/of medewerkers van Woonbron of door Woonbron ingeschakelde partijen. Het gaat dan (onder meer) om het gedrag zoals omschreven in de in 2.6 en 2.7 van het vonnis van 31 maart 2023 deels geciteerde brieven, te weten schreeuwen naar omwonenden en betreden van de tuin en woning, bonken op de deuren en ramen, privé conflicten die gepaard gaan met schreeuwen in en rond de woning, het onheus bejegenen van medewerkers van Woonbron of derde partijen die Woonbron heeft ingeschakeld en deze lelijk te woord staan.
2.3.
Woonbron heeft bewijs geleverd door het horen van getuigen en het overleggen van (aanvullende) producties. [gedaagde] heeft tegenbewijs geleverd door het horen van getuigen en het overleggen van een aanvullende productie.
De beoordeling van het bewijs: geen zodanige overlast en/of agressief gedrag dat daardoor ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd is
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat na bewijslevering niet is komen vast te staan dat [gedaagde] dermate ernstige en structurele overlast (heeft) veroorzaakt en/of agressief gedrag heeft vertoond, dat daardoor ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd is. Hierna zal worden uitgelegd hoe de kantonrechter aan dit oordeel komt.
Bewijslevering Woonbron
2.5.
Woonbron heeft in het kader van de bewijsopdracht drie verklaringen overgelegd, namelijk van:
  • [naam 1] (hierna: [naam 1] ), bewoonster van [huisnummer 1] , buurvrouw van [gedaagde] ; zij heeft diverse overlastklachten bij Woonbron ingediend;
  • [naam 2] (hierna: [naam 2] ), sociaal beheerder van 2014-2019 en nu eigenaar vertegenwoordiger bij Woonbron;
  • [naam 3] (hierna: [naam 3] ), mutatie-opzichter bij Woonbron.
2.6.
Ook heeft Woonbron in het kader van de bewijsopdracht drie getuigen doen horen, namelijk:
  • [naam 1] , voornoemd;
  • [naam 2] , voornoemd;
  • [naam 4] (hierna: [naam 4] ), wijkagent.
2.7.
Daarnaast heeft Woonbron een aanvulling op de bestuurlijke rapportage van de politie met twee recente meldingen over overlast ten aanzien van het adres [adres] op 15 augustus 2023 overgelegd.
2.8.
De voor de beoordeling en bewijswaardering meest relevante aspecten van de bewijslevering worden hierna (samengevat) weergegeven.
2.9.
[naam 1] heeft schriftelijk onder meer het volgende verklaard (productie 22)
: “(…) Ongeveer zomer 2017 ging ik met mijn oudste dochter, toen 17 jaar oud, de deur uit, de buurvrouw stond in haar eigen voortuin, pakte een baksteen en dreigde die naar mijn dochter en mij te gooien, wij hebben niks tegen haar gezegd, zijn snel de tuin uitgelopen en gelijk overgestoken.
Als ik de buurvrouw buiten tegen kwam, kwam zij meerdere malen op haar scootmobiel naar mij toe gereden, bedreigde mij met de woorden dat ik mijn kinderen kwijt zou raken en/of maakte met haar hand een snijbeweging langs haar keel terwijl zij mij boosaardig aan keek. Ik negeerde dat altijd en liep door.
(…)
Bij vrijwel elke onderlinge familieruzie verplaatste het van binnenshuis naar buitenshuis en draaide het er bijna altijd op uit dat [gedaagde] bij ons de tuin in kwam (zowel de voortuin als de achtertuin) om dan schreeuwend tekeer te gaan dat ik naar buiten moest komen.
(…)
Zaterdag 8-5-2021 is de onderlinge ruzie bij [gedaagde] thuis geëscaleerd. De ruzie is binnen begonnen, heeft zich naar hun achtertuin verplaatst en verplaatste zich naar mijn achtertuin. Op het moment dat mijn toenmalige partner en ik naar buiten kijken wat er aan de hand is, ziet [gedaagde] ons kijken, draait helemaal door en komt via de achterdeur (die niet op slot was) ons huis binnen. Zij heeft geprobeerd een baksteen naar mijn toenmalige partner te gooien, hij heeft meerdere keren gezegd dat zij naar buiten moest gaan, maar zij gaf hier geen gehoor aan. (…) Hiervan heb ik aangifte bij de politie gedaan.
(…)
Momenteel is het de laatste paar maanden een stuk rustiger, richt [gedaagde] haar woede niet op mij, maar ik durf door alles wat er gebeurd is nog steeds niet in mijn eigen tuin te zitten en/of het onderhoud van de tuin te doen. Ik ben doodsbang dat [gedaagde] naar buiten komt en zij haar woede op mij richt. Het is onvoorspelbaar wanneer ze weer een bui heeft en/of dat ze haar woede dan op mij richt. Als [gedaagde] binnenshuis ruzie heeft en ik hoor de herrie ben ik gespannen, op mijn hoede, ben ik aan het trillen van angst of [gedaagde] haar woede weer op mij zal richten ja of nee”.
2.10.
Als getuige heeft [naam 1] het onder meer volgende verklaard: (…) “
Ik heb angst voor de buurvrouw. Ik ben bang omdat zij in het verleden meerdere malen stond te schreeuwen in de tuin dat ik naar buiten moest komen en omdat zij op de ramen stond te bonken bij mij. Zij heeft ook meerdere malen een snijdende beweging langs haar keel gemaakt. Zij heeft ruzie uit lopen lokken en gedreigd met een steen naar mij te gooien. Zij is ook een keer mijn huis binnengedrongen.
U laat mij productie 22 zien. Dat is mijn verklaring, die heb ik geschreven. Ik heb dat op verzoek van Woonbron gedaan voor de zomer. Wat daarin staat klopt nog steeds.
Met de aangifte die ik in mijn verklaring noem kon de politie niet veel. Ze hebben onderzoek gedaan maar er was niet genoeg om een rechtszaak van te maken.
Na het incident waar de aangifte over gaat is het een stuk rustiger geworden. Als het daar al escaleerde richtte het zich niet op mij of mijn gezinsleden. Het was dan onderling bij hen. Dat was tot het laatste incident. Ik weet de precieze datum niet meer, twee weken geleden ofzo. Het is toen twee keer in korte tijd geëscaleerd. (…) Dat was dus eind augustus ongeveer. (…)
Over de laatste twee incidenten kan ik nog het volgende vertellen. Er was een hoop geschreeuw, ze kwamen naar buiten, ze renden met zijn allen en er zijn stenen gegooid. Dat weet ik omdat aan de overkant van de straat de volgende dag een steen lag. We hebben die avond de steen ook op de grond terecht horen komen. Ik heb hem niet zien gooien. De ambulance is de tweede keer gekomen om een van hen te behandelen. (…) Wat ik wel heb gezien: ik meen mij te herinneren dat bij het tweede incident [naam 5] door drie personen naar buiten is gedragen en dat een vierde zei: “je hebt je moeder geslagen”. Daarna is het verder geëscaleerd”.
2.11.
[naam 2] heeft schriftelijk verklaard (productie 23) dat, toen zij sociaal beheerder was, sprake was van overlastklachten over en weer tussen [gedaagde] en de toenmalige bewoonster van [huisnummer 1] ( [naam 6] ). Over de nieuwe buurvrouw ( [naam 1] ) heeft [gedaagde] ook geklaagd. Er hebben zich diverse incidenten voorgedaan bij [gedaagde] , ruzies met haar eigen kinderen, intrappen van de voordeur, veel geschreeuw van [gedaagde] en haar kinderen tot in de nachtelijke uren. Omwonenden durfden niet over [gedaagde] te klagen. [gedaagde] was ook verbaal erg agressief, aldus [naam 2] .
2.12.
Als getuige heeft [naam 2] verklaard dat zij de incidenten die zij in haar schriftelijke verklaring noemt zelf nooit heeft gezien. Ook heeft zij verklaard dat zij meerdere malen [gedaagde] telefonisch heeft gesproken en dat [gedaagde] toen niet fatsoenlijk/agressief was. Zij heeft verklaard dat zij met “agressief” bedoelt: iemand een vuile racist noemen of zeggen dat Woonbron een keer deze kut woning moet oplossen. Verder heeft zij verklaard dat [gedaagde] haar nooit heeft bedreigd en ook nooit anderen heeft bedreigd tijdens de gesprekken. Wel was sprake van algemene verbale uitingen van boosheid. [naam 2] heeft niet van collega’s gehoord dat zij door [gedaagde] zijn bedreigd; zij heeft wel gehoord dat een collega was uitgescholden.
2.13.
[naam 3] heeft schriftelijk verklaard (productie 24) dat hij op 22 juni 2022 [gedaagde] heeft bezocht om de keuken die vervangen moest worden op te meten. De communicatie met [gedaagde] verliep toen onrustig, zij maakte een gespannen en boze indruk en riep met een verheven stem dingen naar hem. Voor [naam 3] voelde het onprettig en dreigend. [gedaagde] is toen ook op [naam 3] afgestapt en probeerde de rolmaat uit zijn handen te trekken. [naam 3] was hier erg van geschrokken, hij voelde zich onveilig en om verdere escalatie te voorkomen is hij direct gestopt met het uitvoeren van zijn werkzaamheden en vertrokken. [naam 3] heeft aangegeven dat hij bereid is om de schriftelijke verklaring ook mondeling toe te lichten.
2.14.
Als getuige heeft [naam 4] verklaard dat hij tot zijn overplaatsing twee maanden voor het verhoor werkzaam is geweest in de wijk en dat hij weet dat [gedaagde] op [adres] woont. [naam 4] is niet betrokken geweest bij het opstellen van de rapportages die Woonbron heeft overgelegd. Hij is wel bekend met de incidenten op het adres, vanwege de meldingen. [naam 4] heeft ter zake onder meer verklaard:
“De meeste overlast wordt veroorzaakt door de bewoners op dat adres. In het BRP staat [naam 5] nog ingeschreven op het adres. Als we een melding krijgen en er wordt niet open gedaan dan weten we niet precies wie er binnen zijn. Ik heb zelf nooit de deur eruit geramd. Daar was de aard van de melding niet naar. Als de deur niet wordt opengedaan kijk ik of alles goed is en dan ga ik weg. Soms kan ik niet zien of alles goed is. We krijgen meldingen over gillen en ruzie, dat [naam 5] niet binnen wordt gelaten. Soms belt zij hier zelf over. Het gaat dus over geluidsoverlast.
U vraagt mij of er steeds sprake is van één melder of dat er verschillende melders zijn. Dat weet ik niet, daar kijk ik niet naar. (…) U vraagt mij of ik zelf het gillen of schreeuwen heb geconstateerd. Nee. Vaak is het rustig als ik daar aankom. (…) U vraagt mij of het vanaf begin dit jaar tot circa twee maanden geleden rustiger geweest. Ja. In de afgelopen twee maanden is er alleen rond vorige week, of iets langer geleden, een redelijke ruzie geweest met familie voor de woning. Ik was er niet bij maar heb dat de dag erna teruggelezen.
Wat ik nog kwijt wil is dat sprake is van structurele overlast. Al jaren is [adres] bij ons een vast adres. Alle collega’s weten wie er zitten en wat er is qua overlast. De deur wordt niet opengedaan, er is aan de ene kant een hulproep en aan de andere kant weer niet. Soms houdt [gedaagde] [naam 5] uit de woning, andere keren weer niet. Soms wordt ze uitgeschreven, nu is ze weer ingeschreven. Dat ze daar in de woning zijn met elkaar versterkt hun psyche, waardoor er incidenten plaatsvinden, zoals ruzies en geluidsoverlast. Daarin is [gedaagde] niet weerbaar genoeg. [naam 5] is buiten [gedaagde] de enige die nog in de woning staat ingeschreven. (…)
Er is een melding geweest dat [gedaagde] onenigheid had met een buurjongen. Ik weet niet precies wat er toen is geconstateerd. Ik ben er zelf toen niet bijgeweest, er werd gezegd dat iemand zou worden doodgemaakt maar welke partij het is weet ik niet. (…) Het klopt dat ik zelf geen overlast heb geconstateerd maar ik ken wel alle meldingen. Het is niet zo dat er geen overlast is als we die niet constateren bij meldingen. (…) Er zijn dusdanig veel meldingen.”
2.15.
In de aanvullende bestuurlijke rapportage van 22 augustus 2023 staat onder meer het volgende:
“Recente meldingen:
15 augustus 2023 19:15 uur (…)
Melding dat dochter genaamd[naam 5] , geboren op [geboortedatum 1] 1998,aan het schreeuwen zou zijn voor en in de woning. Zou ruzie maken met familieleden. Politiemedewerkers constateren dat [naam 5] aan het schreeuwen en gillen is en dat ze daadwerkelijk overlast veroorzaakt voor de omwonenden.
Hoofdbewoonster genaamd[gedaagde] , geboren op [geboortedatum 2] 1967, verklaarde dat [naam 5] stiekem naar binnen zou zijn geglipt. [naam 5] zou niet verblijven in de woning en onlangs zelfs een locatieverbod voor de woning hebben gehad. Deze zou alleen sinds 3 augustus zijn afgelopen. [gedaagde] verklaarde [naam 5] niet in de woning te willen hebben.(…)
15 augustus 2023 20:20 (…)
(…) Politiemedewerkers die ter plaatse komen zien [naam 5] en een man genaamd [naam 7], geboren op [geboortedatum 3] 1997tegenover de woning aan de overkant van de straat op het trottoir staan. Ze horen dat [naam 5] en [naam 7] hard schreeuwen. Voor de woning staan[naam 8] , geboren op [geboortedatum 4] 1991en[naam 9] , geboren op [geboortedatum 5] 2000. Politiemedewerkers zien en horen dat ook [naam 8] en [naam 9] hard aan het gillen en schreeuwen zijn. Diverse buurtbewoners zijn naar buiten gekomen en afgekomen op het geschreeuw en gegil. Wederom daadwerkelijk sprake van overlast voor de omwonenden. (…)”.
2.16.
Tegenover deze verklaringen staan de verklaringen van de door [gedaagde] aangedragen getuigen:
  • [naam 10] , bewoner van [huisnummer 2] ;
  • [naam 11] , bewoner van [huisnummer 3] ;
  • [naam 9] , dochter van [gedaagde] , die tot 2017/2018 in het gehuurde heeft gewoond en nu regelmatig haar moeder in het gehuurde bezoekt.
2.17.
[naam 10] heeft als getuige onder meer verklaard geen overlast van [gedaagde] of haar huisgenoten te (hebben) ervaren, dat er geen andere mensen bij hem hebben geklaagd over [gedaagde] en dat hij [gedaagde] als een rustig persoon ervaart als hij haar buiten treft. [naam 11] heeft als getuige onder meer verklaard dat hij [gedaagde] gemiddeld één keer per week spreekt, dat hij dat contact als prettig ervaart, dat zij nooit agressief tegen hem is geweest, dat hij haar ook nooit agressief tegen andere mensen heeft gezien en dat hij zelf persoonlijk nooit heeft ervaren dat [gedaagde] overlast veroorzaakt. [naam 9] heeft als getuige verklaard dat de politie wel eens aan de deur kwam vanwege [naam 5] , dat zij niet weet waar [naam 5] nu woont en dat zij denkt dat [naam 5] in 2024 één of twee keer bij haar moeder is langs geweest. Zij heeft ook verklaard dat er nu afspraken zijn gemaakt met haar broers en zussen over bezoeken aan haar moeder met het doel om elkaar daar niet aan te treffen en dat dit tot dan toe goed is gegaan. Zij heeft haar moeder nooit vreemd gedrag zien vertonen en ook geen agressie.
2.18.
[naam 12] , werkzaam bij Stichting Humanitas, heeft op 4 februari 2024 schriftelijk verklaard dat hij begeleider is van [gedaagde] en haar ervaart als een aardige vrouw die eigenlijk niemand tot last wil zijn, het beste met iedereen voor heeft en dat hij zich niet kan voorstellen dat [gedaagde] vervelend gedrag gaat vertonen bij onenigheid met een buurvrouw.
2.19.
De kantonrechter stelt voorop dat aan de verklaring van [naam 9] beperkte waarde wordt gehecht omdat zij de dochter is van [gedaagde] . De kantonrechter stelt verder vast dat alleen omwonende [naam 1] als getuige verklaart dat zij overlast ervaart van [gedaagde] . De verklaring van [naam 1] wordt door [gedaagde] betwist en wordt op dit punt door geen enkele andere verklaring van omwonenden ondersteund. Weliswaar verklaart getuige [naam 4] dat hij als wijkagent veel meldingen met betrekking tot de woning van [gedaagde] heeft ontvangen en dat dit adres bij alle collega’s bekend is in verband met overlast, maar hij verklaart dat hij zelf nooit iets heeft waargenomen. Niet bekend is wie de meldingen heeft gedaan, meer in het bijzonder is niet duidelijk geworden of er mogelijk sprake is van één melder. Daardoor kan niet worden uitgesloten dat de meldingen steeds of in hoofdzaak door [naam 1] zijn gedaan, met wie [gedaagde] een moeizame verhouding heeft. Getuige [naam 2] heeft zelf nooit waargenomen dat [gedaagde] overlast heeft veroorzaakt. Er is weliswaar een incident geweest op 15 augustus 2023 maar zowel [naam 1] als [naam 4] hebben verklaard dat het na dit incident (waarbij [naam 5] betrokken was) rustiger is geworden. De kantonrechter acht het ook van belang dat [gedaagde] op 15 augustus 2023 tegenover de politie heeft verklaard dat zij [naam 5] niet in haar woning wil hebben. Dit strookt met de eerder door [gedaagde] opgestarte procedure tegen [naam 5] en het daaruit voortvloeiende locatieverbod. Ook kan hieruit worden opgemaakt dat [gedaagde] zich (nog steeds) inspant om de overlast die verband houdt met (de psychische gesteldheid van) dochter [naam 5] te stoppen/gestaakt te houden. In het vonnis van 31 maart 2023 heeft de kantonrechter reeds geoordeeld dat de veroorzaakte overlast door [naam 5] onvoldoende is om ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen.
2.20.
Alleen [naam 1] heeft als getuige verklaard dat [gedaagde] zich tegenover haar agressief heeft gedragen. [naam 3] , mutatie-opzichter heeft alleen schriftelijk verklaard dat hij op 22 juni 2022 onheus is bejegend door [gedaagde] . Het is niet duidelijk waarom [naam 3] niet onder ede is gehoord, terwijl hij daar kennelijk wel toe bereid was. Dit brengt mee dat aan zijn schriftelijke verklaring niet dezelfde (minder) waarde wordt gehecht als aan de onder ede afgelegde verklaringen. Maar ook al zou [gedaagde] zich op 22 juni 2022 inderdaad zo hebben gedragen jegens [naam 3] als hij beschrijft, dan gaat het slechts om een éénmalig incident. Weliswaar heeft ook [naam 2] als getuige verklaard dat [gedaagde] meermaals niet fatsoenlijk/agressief was aan de telefoon, maar [naam 2] heeft ook verklaard dat zij nooit is bedreigd door [gedaagde] en dat [gedaagde] ook geen anderen heeft bedreigd in die gesprekken. Wat volgens [naam 2] wél gezegd is, kan weliswaar als ernstig en ongepast worden aangemerkt maar is naar het oordeel van de kantonrechter niet dusdanig agressief dat dit ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning rechtvaardigt.
2.21.
Dit betekent dat gelet op de afgelegde (getuigen)verklaringen niet is komen vast te staan dat [gedaagde] dusdanig ernstige en structurele overlast (heeft) veroorzaakt en/of zich dusdanig agressief heeft gedragen ten opzichte van omwonenden en/of medewerkers van Woonbron of door Woonbron ingeschakelde partijen, dat hierdoor ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] en ontruiming van haar woning gerechtvaardigd is. Daarbij weegt mee dat [gedaagde] groot belang heeft bij het behoud van de voor haar aangepaste woning. Het incident op 15 augustus 2023 leidt niet tot een ander oordeel omdat niet gebleken is dat [gedaagde] daarvan een (ernstig) verwijt gemaakt kan worden en er – klaarblijkelijk met succes – afspraken zijn gemaakt om te voorkomen dat haar kinderen elkaar bij haar thuis treffen. De primaire vordering van Woonbron wordt afgewezen.
Gedragsaanwijzing
2.22.
Woonbron heeft subsidiair gevorderd een gedragsaanwijzing aan [gedaagde] te geven bij wijze van ordemaatregel, zoals omschreven onder punt 3 van het petitum in de dagvaarding. Gelet op de hierboven gegeven oordeel bestaat geen aanleiding om [gedaagde] een gedragsaanwijzing te geven. Bovendien is de gevorderde gedragsaanwijzing te vaag omschreven, zodat deze ook om die reden niet toewijsbaar is.
Proceskosten
2.23.
De proceskosten komen voor rekening van Woonbron, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Woonbron aan [gedaagde] moet betalen op € 816,- aan salaris voor de gemachtigde (4 punten x € 204,00), op € 6,00 aan taxe voor getuige [naam 10] (de taxe van € 15,- voor de door Woonbron voorgedragen getuige [naam 1] blijft voor rekening van Woonbron) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 960,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in het dictum vermeld.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.24.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt Woonbron in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 960,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
821