ECLI:NL:RBROT:2025:13851

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
C/10/708209 / KG ZA 25-1015
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-partners over vestiging van een tweede hypotheek op reeds verkochte woning

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, is er een geschil tussen twee ex-partners over de vestiging van een tweede hypotheek op hun reeds verkochte woning. De man heeft een appartement gekocht en heeft een overbruggingskrediet nodig om deze aankoop te financieren. Hij heeft de vrouw gevraagd om haar medewerking te verlenen aan de vestiging van de hypotheek, maar zij is hier niet toe bereid. De man vordert in conventie dat de voorzieningenrechter de vrouw gelast om haar medewerking te verlenen, en dat het vonnis in de plaats treedt van de vereiste medewerking. De vrouw voert verweer en vordert in reconventie dat de man de notaris een volmacht geeft voor de levering van de woning. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw haar medewerking moet verlenen op basis van redelijkheid en billijkheid, en dat de risico's voor haar klein zijn. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten worden gecompenseerd. De vorderingen van de vrouw in reconventie worden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/708209 / KG ZA 25-1015
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2025
in de zaak van
[naam man],
wonende in [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J.C. Heijmann,
tegen
[naam vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. R. van Venetiën.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 oktober 2025, met producties 1 tot en met 8,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties 1 en 2,
  • de aanvullende producties 9 tot en met 12 van de man.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2025. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Heijmann namens de man een conceptleveringsakte in het geding gebracht, die als productie 13 wordt aangemerkt.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Op 3 oktober 2025 hebben partijen hun woning aan het adres [adres 1] , [postcode 1] in [plaats] (hierna: de woning) verkocht voor een bedrag van € 575.000,00. De levering van de woning staat gepland op 3 maart 2026.
2.3.
De man heeft voor een bedrag van € 343.500,00 een appartementsrecht gekocht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van het appartement aan het [adres 2] , [postcode 2] in [plaats] (hierna: het appartement). De levering van het appartement staat gepland op 29 oktober 2025 om 11:30 uur. Bij een tekortkoming in de nakoming hiervan is de man aan de verkoper een boete van 10% van de koopsom verschuldigd.
2.4.
Om de aankoop van het appartement te kunnen financieren, heeft de man een overbruggingskrediet nodig van € 162.000,00. Als zekerheid voor de terugbetaling van dit krediet wil de man ten gunste van kredietverstrekker NIBC Direct Hypotheken B.V. (hierna: NIBC) een overbruggingshypotheek op de woning vestigen.
2.5.
De man heeft aan zijn hypotheekadviseur gevraagd of het nodig is dat de vrouw haar toestemming geeft voor het vestigen van de overbruggingshypotheek op de woning. Bij e-mail van 9 oktober 2025 heeft de hypotheekadviseur dit bevestigd:
“Het is en blijft nodig.
Soms hoeft het van de bank niet maar wil de notaris het alsnog, ik kan daar echt niet omheen
Daarnaast was NIBC de enige partij die ook jouw uitkering mee wilde nemen”
2.6.
De man heeft de vrouw gevraagd om haar medewerking te verlenen aan het vestigen van de overbruggingshypotheek. Daartoe is zij niet bereid gebleken.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
de vrouw gelast om op 29 oktober a.s. om 11.30 uur bij Van Leussen Van den Broek Notarissen haar medewerking te verlenen aan de levering van het appartement, waarvoor het noodzakelijk is dat zij haar handtekening plaatst onder de akte van vestiging van hypotheek ten behoeve van het verkrijgen van het overbruggingskrediet, dan wel tijdig een machtiging afgeeft daarvoor,
een dwangsom oplegt van € 34.350,00,
subsidiair:
1. dit vonnis in de plaats laat treden van de vereiste medewerking van de vrouw ten behoeve van het vestigen van een tweede recht van hypotheek door de man op de woning, welke vestiging vereist is voor de levering van het appartement en waarmee een overbruggingskrediet door de man verkregen kan worden,
primair en subsidiair:
de vrouw veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de man in de proceskosten.
in reconventie
3.3.
De vrouw vordert, samengevat, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de man veroordeelt om de behandelend notaris een onherroepelijke en onvoorwaardelijke volmacht te geven tot levering van de woning op 3 maart 2026, bij gebreke waarvan dit vonnis voor de medewerking van de man in de plaats treedt, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.4.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
De man heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, omdat de levering van de woning gepland staat op 29 oktober 2025 om 11:30 uur. Als de man de woning dan niet afneemt, verbeurt hij een boete van € 34.350,00 (10% van de koopsom).
4.2.
De voorzieningenrechter moet in dit kort geding beoordelen of de vorderingen van de man in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Daarbij heeft hij de bevoegdheid om zijn beslissing mede te doen afhangen van een belangenafweging.
4.3.
Voorop gesteld wordt dat de woning een eenvoudige gemeenschap is en dat de deelgenoten van een gemeenschap zich tegenover elkaar overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid dienen te gedragen (artikel 3:166 lid 3 BW in combinatie met artikel 6:2 BW). Op grond hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat de vrouw haar medewerking aan het vestigen van de overbruggingshypotheek op de woning dient te verlenen. Om de aankoop van het appartement te kunnen financieren, heeft de man de toestemming van de vrouw nodig. Hoewel de vrouw stelt dat zij dan onverplicht mogelijke aansprakelijkheden op zich neemt, is voorshands aannemelijk dat de risico’s klein zijn. Het overbruggingskrediet beperkt zich namelijk tot de helft van de verwachte overwaarde. Daarnaast tekent de vrouw enkel voor de vestiging van de overbruggingshypotheek en is de woning inmiddels definitief verkocht (de bedenktijd is voorbij en er zijn geen voorbehouden gemaakt). Dat de vrouw, als zij vóór 3 maart 2026 een woning wenst te kopen, geen overbruggingshypotheek zou kunnen verkrijgen is overigens op dit moment niet gegeven.
Het is de vraag of de vrouw heden tijdig in staat zal zijn om aan het primair gevorderde uitvoering te geven. Onder deze omstandigheden wordt het subsidiair gevorderde toegewezen op de in de beslissing te melden wijze.
4.4.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.5.
In de dagvaarding heeft de man het spoedeisend belang bij zijn vorderingen (in conventie) onderbouwd. In dat kader is opgemerkt:
“(…) Indien de man geen alternatieve woonruimte heeft voor 3 maart 2026 zal hij op straat staan en is het de vraag of dat hij zijn medewerking zal kunnen verlenen aan de levering van de gezamenlijke woning aan de koper. (…)”
De vrouw leidt hieruit af dat de man in de nakoming van zijn verplichting tot levering van de woning tekort zal schieten en vordert daarom dat de man de notaris een volmacht geeft tot levering van de woning op 3 maart 2026.
4.6.
De voorzieningenrechter wijst de vordering af bij gebreke van een (spoedeisend) belang. Uit de stellingen van de man blijkt immers niet dat hij voornemens is om de levering van de woning te frustreren. Integendeel. Gelet op de aangegane financiële verplichtingen heeft hij er alle belang bij dat levering van de woning plaatsvindt.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
bepaalt dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats treedt van de vereiste medewerking van de vrouw voor het vestigen van een tweede recht van hypotheek op de woning aan het adres [adres 1] , [postcode 1] in [plaats] , welke vestiging van hypotheek vereist is voor de levering van het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van het appartement aan het [adres 2] , [postcode 2] in [plaats] en waarmee een overbruggingskrediet door de man verkregen kan worden,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van de vrouw af,
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. Th. Veling op 29 oktober 2025. [2971/676]