ECLI:NL:RBROT:2025:13863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
C/10/707628 / JE RK 25-2021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over de spoedbeslissing en vervolg uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 13 oktober 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, betreffende de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2013. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden. De moeder van [voornaam minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en heeft haar instemming gegeven met de voorlopige ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de inhoud van het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd, en dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad en de gecertificeerde instelling (GI) hebben hun verzoeken ter zitting toegelicht, waarbij de GI zich aansluit bij het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft de beslissing op schrift gesteld op 6 november 2025, en tegen de eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/707628 / JE RK 25-2021
Datum uitspraak: 13 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over het horen op de spoedbeslissing en een vervolg uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad.
over
[naam minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R.A.A.H. van Leur, kantoorhoudende te Rotterdam;
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 30 september 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het e-mailbericht van [voornaam minderjarige] van 7 oktober 2025;
  • de brief van de moeder, ter zitting voorgelezen en overgelegd.
1.2.
Op 13 oktober 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft bij e-mailbericht van 7 oktober 2025 zijn mening gegeven. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een crisisgroep van [naam instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 september 2025 [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 30 december 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij diezelfde beschikking een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, met ingang van 30 september 2025 tot 28 oktober 2025. De beslissing is voor het overige aangehouden.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Hierover is reeds beslist. Thans dienen de partijen hierop nog te worden gehoord. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van drie maanden. Hiervan zijn reeds met spoed vier weken verleend. Over de periode tot 30 december 2025 moet nog worden beslist.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft zijn verzoek ter zitting en licht dit nader toe. De Raad erkent dat er te lang geen passende hulpverlening voor [voornaam minderjarige] is ingezet, omdat dit werd overgelaten aan de gemeente. De Raad gaat binnenkort starten met zijn onderzoek en vindt het daarbij belangrijk dat het verhaal van de moeder meegenomen wordt.
4.2.
De GI sluit zich ter zitting aan bij het verzoek van de Raad. De GI is op huisbezoek bij de moeder geweest en ziet een welwillende moeder die meewerkt aan de hulpverlening. Het is belangrijk dat er de komende tijd een geschikte plek voor [voornaam minderjarige] wordt gevonden, waar hij een langere tijd kan blijven.
4.3.
Door en namens de moeder wordt ter zitting, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht. De moeder stemt in met de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] , maar verzet zich tegen de feitelijke inhoud van het verzoek. Er staan veel fouten en onjuistheden in het verzoekschrift van de Raad. De moeder vindt het erg hoe zowel zij als [voornaam minderjarige] daarin worden omschreven. [voornaam minderjarige] is op traumatische wijze uit huis geplaatst op een moment dat er geen sprake was van een acute crisis. De moeder zet zich al jaren in om de beste medische zorg en opvoedondersteuning voor [voornaam minderjarige] te realiseren. Doordat [voornaam minderjarige] een complexe zorgvraag heeft, wordt hij door verschillende instanties afgewezen of belandt hij op lange wachtlijsten. Voor [voornaam minderjarige] is het leven met een verstandelijke beperking zwaar. Sinds het voorjaar wordt hij, vanwege zijn beperking, stelselmatig mishandeld door kinderen uit de wijk. De moeder hoopt dat er voor [voornaam minderjarige] een plek gevonden wordt op een deeltijdwoongroep zodat hij goed contact kan houden met zijn familie en de resterende dagen van de week de begeleiding en zorg krijgt die hij nodig heeft.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting heeft de kinderrechter het ernstige vermoeden dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling wordt dus voldaan. [1] De uitgesproken voorlopige ondertoezichtstelling, zoals verzocht en ter zitting niet weersproken, is daarom nog steeds passend en geboden.
5.2.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.3.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds enkele weken op de crisisgroep van [naam instelling] waar het op dit moment goed met hem gaat. Hoewel [voornaam minderjarige] in het begin niet begreep waarom hij op de groep was geplaatst, is hij hier inmiddels tot rust gekomen. [voornaam minderjarige] heeft een verstandelijke beperking en heeft behoefte aan een gespecialiseerde plek waar hij de benodigde hulp kan krijgen. De opvoeding van [voornaam minderjarige] vraagt meer van de moeder dan zij op dit moment kan bieden. [voornaam minderjarige] loopt weg en er zijn fysieke conflicten tussen hem en de moeder, waardoor er zorgen zijn over de acute fysieke en emotionele veiligheid van zowel [voornaam minderjarige] als de moeder. Door het gedrag van [voornaam minderjarige] lukt het de moeder onvoldoende om zich aan de veiligheidsafspraken te houden. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat hij de komende tijd op de crisisgroep van [naam instelling] kan blijven. In de tussentijd is het aan de GI om, in overleg met de moeder, een passende vervolgplek te vinden.
5.4.
Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarom nodig. De kinderrechter verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de resterende periode, te weten tot 30 december 2025.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
handhaaft de spoedbeschikking van 30 september 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 30 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van E.N. Laurensse als griffier, en op schrift gesteld op 6 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 en 1:257 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.