ECLI:NL:RBROT:2025:13865

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
C/10/706870 / JE RK 25-1922 en C/10/706878 / JE RK 25-1924
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 13 oktober 2025, wordt een voorwaardelijke machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend voor een minderjarige, geboren in 2009, die onder toezicht staat. De kinderrechter oordeelt dat naast de voorwaardelijke machtiging ook een machtiging in de zin van artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek noodzakelijk is, omdat de minderjarige onder toezicht staat en er geen ruimte is voor vrijwillige uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige op een gesloten groep verblijft en dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die haar ontwikkeling belemmeren. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie met de jeugdhulpaanbieder is verslechterd. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om een voorwaardelijke machtiging en een machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders, de jeugdhulpaanbieder en de minderjarige om verdere positieve ontwikkeling te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/706870 / JE RK 25-1922 en C/10/706878 / JE RK 25-1924
Datum uitspraak: 13 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. H.M. Schwab, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] en [naam vader]
hierna te noemen: de ouders, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.P.M. Castelein, kantoorhoudende te Dordrecht,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de verzoekschriften met bijlagen, ontvangen op 18 september 2025;
  • het vastgestelde hulpverleningsplan van [naam instelling] van 17 september 2025, ontvangen op 7 oktober 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 24 september 2025, ontvangen op 7 oktober 2025;
  • het weekverslag van [naam instelling] , ontvangen op 7 oktober 2025;
  • de brief van [minderjarige] , tijdens het kindgesprek voorgelezen en overgelegd aan de kinderrechter.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] met haar advocaat;
  • de vader;
  • de advocaat van de ouders;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover voorafgaand aan de zitting in het bijzijn van haar advocaat een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een gesloten groep van [naam groep] in [plaatsnaam] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 april 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 16 april 2026. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend tot 16 oktober 2025.

3.De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/706878 / JE RK 25-1924
3.1.
De GI verzoekt een voorwaardelijke machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De jeugdhulpaanbieder heeft in het hulpverleningsplan van 17 september 2025 de voorwaarden opgenomen en de jeugdhulpaanbieder genoemd die bereid is [minderjarige] op te nemen. Ook is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.
Het verzoek met zaaknummer C/10/706870 / JE RK 25-1922
3.3.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft de verzoeken ter zitting en brengt het volgende naar voren. Hoewel de ouders gedurende het verblijf van [minderjarige] op de open groep van [naam groep] een goede communicatie hadden met de groep, is dit contact sinds de overplaatsing van [minderjarige] naar de gesloten groep ernstig verslechterd. Vanuit zowel de ouders als de groep wordt de communicatie als onprettig ervaren. Vanwege de verslechterde communicatie tussen de groep en de ouders, maar ook tussen [minderjarige] zelf en de ouders, lukt het niet om beslissingen te nemen, zoals beslissingen ten aanzien van school en verlof. De GI wil hier binnenkort zelf knopen in doorhakken om duidelijkheid te creëren voor [minderjarige] .
4.2.
Door en namens [minderjarige] wordt ter zitting geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI. [minderjarige] hoopt dat de communicatie tussen haar en de ouders in de komende maanden verbetert. Het gaat goed met [minderjarige] bij [naam groep] maar zij wilt het liefst terug naar huis.
4.3.
Namens de ouders wordt ter zitting geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI. De vader erkent dat het contact met de groep is verslechterd. De ouders ervaren de samenwerking als onprettig. De vader vindt het jammer dat er een beeld van de ouders wordt geschetst, waarin zij zich zelf niet kunnen vinden. Daarnaast vindt de vader de gestelde voorwaarden waaraan [minderjarige] zich dient te houden niet concreet genoeg. Dit schept voor zowel de ouders als [minderjarige] onvoldoende helderheid. De vader wil meer duidelijkheid over wat de afspraken, en de eventuele consequenties daarvan, inhouden. De ouders willen het beste voor [minderjarige] en haar toekomst.

5.De beoordeling

Het verzoek met zaaknummer C/10/706878 / JE RK 25-1924
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Buiten de gesloten accommodatie kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
[minderjarige] verblijft sinds april 2025 op een gesloten afdeling binnen de groep [naam groep] van [naam instelling] . In de afgelopen periode heeft [minderjarige] hier een positieve ontwikkeling laten zien. [minderjarige] volgt therapie en doet actief mee met de activiteiten op de groep. Daarnaast hebben er in de afgelopen maanden geen grote incidenten meer plaatsgevonden. Tegelijkertijd is de positieve ontwikkeling nog pril en is het van belang dat [minderjarige] verder stabiliseert binnen een hybride setting van [naam groep] . In de tussentijd is het belangrijk dat er een passende vervolgplek voor [minderjarige] op een open groep wordt gevonden. Om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en om een terugval van [minderjarige] te voorkomen, acht de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp in het belang van [minderjarige] noodzakelijk. Op deze manier kan [minderjarige] in een rustige omgeving stapsgewijs toewerken naar meer vrijheden en zelfstandigheid. Alle betrokkenen zijn het er met elkaar over eens dat dit het meest in het belang van [minderjarige] is. Daarbij acht de kinderrechter het van belang dat de communicatie tussen de ouders, de groep en [minderjarige] in de komende periode verbetert. Om de positieve ontwikkeling verder te kunnen voortzetten en belangrijke beslissingen te kunnen nemen met betrekking tot de toekomst van [minderjarige] , is een goede communicatie tussen alle betrokkenen vereist. De kinderrechter verwacht van alle partijen dat zij zich hiervoor zullen inzetten.
5.3.
[minderjarige] heeft kenbaar gemaakt de jeugdhulp te aanvaarden, zoals opgenomen in het overgelegde hulpverleningsplan:
  • [minderjarige] houdt zich aan haar verlofafspraken en blijft in contact over waar en met wie zij is
  • [minderjarige] houdt zich aan de afspraken die gelden over haar telefoongebruik en geeft desgewenst inzage in haar contacten.
  • [minderjarige] zet zich in om geen drugs te gebruiken.
  • [minderjarige] zet zich in voor een zinvolle dagbesteding. Dit kan zijn werk, maar in de toekomst hoort school hier ook bij.
  • [minderjarige] geeft inzicht in haar financiën.
  • [minderjarige] zet zich in voor haar behandeling en voor de werkrelatie met de pedagogisch medewerkers.
5.4.
Gelet op het voorgaande en op het feit dat ook de onafhankelijke gedragswetenschapper in de instemmingsverklaring van 24 september 2025 te kennen geeft dat een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is, zal de kinderrechter de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van de verzochte drie maanden, te weten tot 13 januari 2026.
Het verzoek met zaaknummer C/10/706870 / JE RK 25-1922
5.5.
Uit de wet en de parlementaire geschiedenis volgt dat een voorwaardelijke machtiging geen machtiging is in de zin van artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Nu de minderjarige onder toezicht staat en de wet geen ruimte laat voor een vrijwillige uithuisplaatsing van een onder toezicht gestelde minderjarige, is de kinderrechter van oordeel dat naast een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp eveneens een machtiging in de zin van artikel 1:265b BW verleend moet worden. Een machtiging tot plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is daarom noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De kinderrechter verleent daarom de verzochte machtiging in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Het verzoek met zaaknummer C/10/706878 / JE RK 25-1924
6.1.
verleent een voorwaardelijke machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 13 oktober 2025 tot 13 januari 2026, onder de voorwaarden welke aan [minderjarige] in het aangehechte hulpverleningsplan zijn gesteld;
Het verzoek met zaaknummer C/10/706870 / JE RK 25-1922
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 13 oktober 2025 tot 13 april 2026.
6.3.
verklaart de beschikking onder 6.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2025 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van E.N. Laurensse als griffier, en op schrift gesteld op 6 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet (Jw).