ECLI:NL:RBROT:2025:13875

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
29 november 2025
Zaaknummer
10-220491-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en het witwassen van een groot geldbedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van ongeveer vier kilo cocaïne, alsook van het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag van € 10.080,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 juli 2025 in Rotterdam als bijrijder in een auto is gestapt en een tas met cocaïne in ontvangst heeft genomen, waarbij hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat deze tas illegale goederen bevatte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in nauwe samenwerking met een onbekende derde handelde, wat leidde tot de bewezenverklaring van het eerste feit.

Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een aanzienlijk contant geldbedrag bij zich had, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De verdachte had wisselende verklaringen gegeven over de herkomst van het geld, wat de rechtbank deed concluderen dat het geld vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank achtte ook dit feit bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag bevolen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-220491-25
Datum uitspraak: 28 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting in [naam P.I.] ,
raadsman mr. A. Çatbaş, advocaat in Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feit 1)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 31 juli 2025 in Rotterdam als bijrijder in een auto is gestapt bij een voor hem (naar eigen zeggen) onbekend persoon, waarna dit voertuig is gaan rijden. Nadat de auto een korte afstand had gereden, is de verdachte uitgestapt met een tas. In deze tas bevond zich 4.038 gram cocaïne. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de tas drugs bevatte. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne.
De verdachte heeft verklaard dat hij, voorafgaand aan de overdracht, telefonisch via een derde de opdracht ontving om in een auto te stappen en een tas aan te nemen. Deze derde was volgens de verdachte een andere chauffeur, maar van deze persoon had de verdachte geen verdere gegevens. Hij zou voor deze handelingen een geldbedrag ontvangen. De politie heeft geverbaliseerd dat bij het staande houden van de verdachte, de tas (een bigshopper) die de verdachte vasthield, open stond en dat één van de agenten in de tas meerdere met tape omwikkelde blokken met vermoedelijk verdovende middelen zag. Gelet op de beschreven omstandigheden - de instructies van een onbekende derde, het vooruitzicht op een geldelijke beloning, de wijze van overdracht en de zichtbare inhoud van de tas - is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, zag dan wel had moeten weten dat de tas illegale goederen bevatte. Door de tas desondanks in ontvangst te nemen en mee te nemen heeft de verdachte op z’n minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij cocaïne vervoerde.
Gelet op de samenwerking tussen de verdachte en de (onbekende) derde(n), te weten de door een derde aan de verdachte gegeven instructies en de overdracht van de tas aan de verdachte door een derde, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en die derde(n). De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
Het onder 1 ten laste gelegde feit zal daarom bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 2)
In de vrachtwagen waarin de verdachte reed alsmede in zijn broekzak zijn grote contante geldbedragen aangetroffen voor een totaalbedrag van € 10.080,-. Het geld is aangetroffen in bundels, omwikkeld met elastieken en bestaande uit biljetten van 50, 20 en 10 euro. De omvang van dit bedrag en de wijze waarop het geld is aangetroffen rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden van witwassen. Dit vermoeden wordt versterkt door het veiligheidsrisico dat gepaard gaat met het in contanten voorhanden hebben van een dergelijk bedrag dat een legale herkomst van dit geld minder waarschijnlijk maakt. De verdachte heeft over die herkomst in eerste instantie verklaard dat dit contante geldbedragen waren die hij had opgehaald bij bedrijven die dit geld nog aan zijn werkgever verschuldigd waren. Later heeft hij verklaard dat dit geld afkomstig was van de (illegale) verkoop van sigaretten. Niet alleen heeft verdachte wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. Geen van die verklaringen wordt bovendien ondersteund door enig objectief controleerbaar gegeven. Nu een min of meer concrete, verifieerbare verklaring ontbreekt, komt de rechtbank in dit geval tot het oordeel dat het dan ook niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte hiervan wetenschap had. De rechtbank merkt ten overvloede op dat die wetenschap ook zou moeten worden verondersteld zowel als de verdachte dit geld heeft gekregen voor het vervoeren van drugs als ook in het geval de rechtbank de meest recente verklaring van de verdachte zou volgen, te weten dat hij dit geld heeft verdiend met de handel in illegale sigaretten.
Het onder 2 ten laste gelegde feit zal daarom bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op
of omstreeks31 juli 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
opzettelijk
heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
4.038 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
hij op
of omstreeks31 juli 2025 te Rotterdam,
(van)een geldbedrag van 10.080 euro,
Sub b
-
heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
terwijl hij, verdachte, wist
, althans redelijkerwijs moest vermoedendat dat
/die
voorwerp
(en)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
/warenuit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Hij is in een auto gestapt en korte tijd later uitgestapt met een tas waarin zich ongeveer vier kilogram cocaïne bevond. De verdachte heeft verklaard dat hij deze tas met inhoud in zijn vrachtwagen wilde vervoeren naar Turkije. Met zo’n voornamelijk uitvoerende rol vormt de verdachte echter toch een onmisbare schakel in de keten van de drugshandel. Hij heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de verspreiding van harddrugs. Cocaïne is een zeer verslavende stof en brengt grote schade toe aan de volksgezondheid. Bovendien brengt de handel in verdovende middelen andere (ernstige) vormen van criminaliteit mee. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door een aanzienlijk geldbedrag van € 10.080,- voorhanden te hebben. Witwassen is een ernstig misdrijf omdat het de onderliggende criminaliteit bevordert. Buiten het zicht van de rechtmatige controle houden van zulke geldbedragen tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte heeft een baan en woont met zijn gezin in Turkije. Uit de justitiële documentatie van 30 september 2025, blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Dit heeft geen verhogende of verlagende invloed op de straf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van vier kilo harddrugs dan wel het vervoeren van vier kilo harddrugs gevangenisstraffen voorgesteld tussen de twaalf en twintig maanden. Daarnaast geldt voor witwassen van substantiële bedragen eveneens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passend uitgangspunt.
Gelet op het voorgaande, waaronder de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, acht de rechtbank een gevangenisstraf van veertien maanden en de hierna te noemen verbeurdverklaring passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoons terug te geven aan de verdachte. Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag heeft de officier van justitie geen standpunt ingenomen omdat de verdachte afstand hiervan heeft gedaan.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen omtrent de beslagen. Zij heeft aangegeven het beklag omtrent de beslagen in te trekken.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag zal worden verbeurd verklaard. Het onder 2 bewezen verklaarde feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoons zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2:
1) 8.925,00 EUR Geld Euro (Omschrijving: [beslagnummer 1] ) en
2) 1.155,00 EUR Geld Euro (Omschrijving: [beslagnummer 2] )
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1) mobiele telefoon (goednummer: [beslagnummer 3] ) en
2) mobiele telefoon (goednummer: [beslagnummer 4] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. N. van Esch en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 november 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 31 juli 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
4.038 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
hij op of omstreeks 31 juli 2025 te Rotterdam,
(van) een geldbedrag van 10.080 euro,
Sub b
-heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.