ECLI:NL:RBROT:2025:13876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
29 november 2025
Zaaknummer
10-065212-25 en 10-278327-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belaging van de ex-partner en het voorhanden hebben van een nepvuurwapen met strafoplegging en schadevergoeding

Op 28 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner en het voorhanden hebben van een nepvuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van vier maanden stelselmatig contact heeft gezocht met de aangeefster, ondanks een eerder contactverbod. Dit gedrag heeft geleid tot een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 98 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met de aangeefster. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 175,96 voor het voorhanden hebben van het nepvuurwapen. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte € 2.057,66 aan schadevergoeding moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan in het kader van de gevoegde zaken met parketnummers 10-065212-25 en 10-278327-24.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-065212-25, 10-278327-24
Datum uitspraak: 28 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1984 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S. Aarts, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I.E. de Graaff heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10-065212-25 (feit 1) en onder parketnummer 10-278327-24 (feit 2) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 94 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, alsmede oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van twee jaar, inhoudende een contactverbod met de aangeefster, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met de omgangsregeling voor de kinderen van de verdachte en de aangeefster, en een locatieverbod voor de straat waarin de aangeefster woont.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1 (10-065212-25)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Niet kan worden bewezen dat de verdachte wederrechtelijk een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verdachte was er niet van op de hoogte dat de aangeefster geen contact meer met hem wenste te hebben. Evenmin blijkt uit het dossier dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster noch dat hij het oogmerk had haar te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen. De verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte aangeefster heeft achtervolgd. Voor dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken. Dat geldt ook voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op het benaderen van kennissen van de aangeefster anders dan [persoon A] . De rechtbank ziet ook daarvoor geen bewijs in het dossier.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de periode van 24 oktober 2024 tot en met 25 februari 2025 veelvuldig contact heeft gezocht met de aangeefster door haar te bellen en tekstberichten te sturen. Daarnaast heeft hij in die periode meerdere keren verbleven vlakbij en in de gezamenlijke woning aan de [naam locatie] , het kinderdagverblijf bezocht waar de kinderen van de verdachte en aangeefster verbleven en
[persoon A] benaderd over de aangeefster. De verdachte heeft deze gedragingen bekend. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze gedragingen belaging opleveren en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat bij deze beoordeling de door de verdachte verrichte gedragingen, zoals die onder de verschillende gedachtestreepjes ten laste zijn gelegd, in onderling verband en in samenhang moeten worden bezien. De hoeveelheid van de door de verdachte ondernomen pogingen om met de aangeefster in contact te komen, in combinatie met de aard en intensiteit daarvan, overschrijdt ruimschoots wat in het kader van een verbroken relatie gebruikelijk of aanvaardbaar is. Zo heeft de verdachte over de ten laste gelegde periode alleen al 2139 WhatsApp-berichten en 202 sms-berichten aan de aangeefster gestuurd. Anders dan de verdachte zelf heeft verklaard, hadden die berichten voornamelijk betrekking op hemzelf en de relatie met de aangeefster en niet op de kinderen. De in deze periode (omgekeerd) door aangeefster aan de verdachte verstuurde berichten waren niet alleen in aantal aanzienlijk lager maar ook beperkt tot een zakelijk contact. Daarnaast is bij ‘beschikking voorlopige voorzieningen’ van 24 oktober 2024 bepaald dat de verdachte niet langer in de gezamenlijke woning mocht verblijven. Toch moest hij daarna herhaaldelijk door de politie uit die woning worden verwijderd. Door aldus contact te blijven zoeken met aangeefster en zich niet te houden aan de getroffen voorlopige voorziening alsmede door het kinderdagverblijf te bezoeken en de heer [persoon A] te benaderen over de aangeefster heeft de verdachte wederrechtelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Die gedragingen hebben bovendien - in onderling verband en in samenhang bezien - een stelselmatig karakter. Het gedrag van de verdachte had zo’n omvang en impact dat hij moest begrijpen dat de aangeefster dit niet wilde. Daar was geen stopgesprek voor nodig.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de verdachte met zijn gedragingen het oogmerk had om de aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen. De verdachte heeft met zijn handelen de aangeefster gedwongen te dulden dat hij stelselmatig contact met haar zocht. Daarnaast blijkt uit de inhoud van de berichten van de verdachte aan de aangeefster en uit zijn verklaring op de terechtzitting dat hij erop uit was te bereiken dat hij alsnog in de woning mocht verblijven.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van de aangeefster.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 (10-278327-24)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder feit 2 ten laste gelegde. Het balletjespistool dat de verdachte voorhanden had, lijkt niet zodanig op een wapen dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is.
4.2.2.
Beoordeling
De politie beschrijft in haar proces-verbaal (nummer [nummer proces-verbaal] ) dat het bij de verdachte aangetroffen wapen een sprekende gelijkenis vertoont met een Glock. De rechtbank ziet, gelet op de inhoud van dit proces-verbaal in combinatie met de foto’s van het wapen die zich in het dossier bevinden, geen reden om aan deze conclusie te twijfelen. Zij stelt vast dat het aangetroffen balletjespistool zodanig op een wapen lijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10-278327-24 (feit 2) heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 2 heeft begaan op die wijze dat:
10-065212-25
1
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 24 oktober 2024 tot en
met 25 februari 2025 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door veelvuldig, althans een- of meermalen
- via sms en
/ofWhatsapp berichten naar die [slachtoffer] te sturen en
/of
- te bellen naar die [slachtoffer] en
/of
- die [slachtoffer] te achtervolgen en/of
- het kinderdagverblijf van de kinderen van hem, verdachte, en die [slachtoffer] te
bezoeken
, althans zich op te houden in de omgeving van dat kinderdagverblijfen
/of
- de woning van die [slachtoffer] te bezoeken, althans zich op de houden in de
omgeving van die woning en
/of
-
kennissen van die [slachtoffer] en/of[persoon A] te benaderen over die [slachtoffer]
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
10-278327-24
2
hij op
of omstreeks30 augustus 2024 te Capelle aan den IJssel,
(een
)wapen
(s)als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en
munitie gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op
een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een
nabootsing van een vuurwapen, welke door vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoont met een Glock (17 GEN 4 Austria 9x19), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..belaging (10-065212-25);

2.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie(10-278327-24).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer vier maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Hij heeft haar veelvuldig gebeld en berichten gestuurd, zich opgehouden bij en in de woning, het kinderdagverblijf bezocht en een bekende van aangeefster benaderd. Door zijn handelen heeft de verdachte op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, wat ook is gebleken uit haar verklaring als slachtoffer ter zitting. Daarnaast had de verdachte een nepvuurwapen bij zich op straat. Het dragen van een dergelijk wapen kan leiden tot gevaarlijke situaties, omdat derden niet kunnen zien dat het om een nepwapen gaat. Daar worden mensen bang van.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 30 september 2025, blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft geen invloed op de straf.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 oktober 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Gelet op het psychosociaal functioneren van de verdachte, met name zijn gebrekkige copingsmechanisme en de alcoholproblematiek, concludeert de reclassering dat de verdachte baat zal hebben bij toezicht en begeleiding van de reclassering. De verdachte
is daarvoor reeds aangemeld bij Fivoor. Bij een veroordeling wordt dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • meldplicht bij reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • alcoholverbod;
  • meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit, de belaging, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in zulke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf beperken tot de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Het overige deel van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Daarmee wordt de noodzakelijke hulp en begeleiding in een gedwongen kader geboden. De rechtbank acht dit voorwaardelijk strafdeel verder van belang om nieuwe strafbare feiten door de verdachte tegen te gaan.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt daarnaast aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid (38v-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de straat waar zij woonachtig is. Bij iedere overtreding wordt vervangende hechtenis toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. Het contactverbod geldt niet voor zover contact noodzakelijk is in verband met de omgangsregeling met de kinderen. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens mevrouw [slachtoffer] wordt bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank ten aanzien van de belaging passend en geboden: een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen waarvan 98 dagen voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, alsmede oplegging van de 38v-maatregel, inhoudende het hiervoor genoemde contact- en locatieverbod.
Ten aanzien van het bezit van het nepwapen zal een geldboete worden opgelegd van € 175,96. Dit bedrag heeft de verdachte reeds betaald.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen telefoon verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de inbeslaggenomen telefoon aan de verdachte terug te geven.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de inbeslaggenomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer] , ter zake van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10-065212-25 (feit 1). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.148,09 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
Gevorderd is een bedrag van € 57,66 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
9.2.
Standpunt verdediging
Primair wordt verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair wordt verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering wegens het ontbreken van een causaal verband tussen de schadeposten en het bewezenverklaarde feit, dan wel omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
9.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat door het bewezenverklaarde strafbare feit (feit 1) rechtstreeks materiële schade aan de benadeelde partij is toegebracht. Deze vordering zal, ondanks de betwisting door de verdediging, gedeeltelijk worden toegewezen, namelijk voor zover deze ziet op de kosten voor medicatie wegens slaapgebrek (€ 34,33) en de parkeer- en reiskosten naar de GGZ (€ 23,33). Dit deel van de vordering is genoegzaam onderbouwd.
Voor het meerdere zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering omdat de betreffende kostenposten geen rechtstreekse schade ten gevolge van het bewezenverklaarde betreffen. Voor wat betreft de aanschafkosten van de cameradeurbel is de rechtbank van oordeel dat deze, in een in tijd te ver verwijderd verband tot het bewezen verklaarde feit staan.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte, gezien de aard, frequentie, intensiteit en impact van het bewezen verklaarde feit, een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij gemaakt en levert dit een persoonsaantasting op andere wijze op (artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek). Het is evident dat de benadeelde partij hierdoor immateriële schade heeft opgelopen. De rechtbank schat de omvang van de immateriële schade als gevolg van die aantasting naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, op een bedrag van € 2.000,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 oktober 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.057,66, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36f, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het feit ten laste gelegd onder parketnummers 10-065212-25 (feit 1) en het feit ten laste gelegd onder parketnummer 10-278327-24 (feit 2), zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
T.a.v. het feit ten laste gelegd onder parketnummer 10-065212-25:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
98 (achtennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich bij [naam reclassering] Reclassering, op het adres [adres 2] , [postcode 2] [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt de veroordeelde mee aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt de veroordeelde de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. de veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde wordt ondersteund door urinecontroles en/of de Alcoholmeter. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
4. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van twee jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
  • zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1986, tenzij het contact noodzakelijk is in verband met de omgangsregeling met de kinderen;
  • zich niet op te houden in de straat waarin de aangeefster woont, te weten de [naam locatie] in [woonplaats] ;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 (twee)weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste
6 (zes) maandenbedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving:
[beslagnummer] , Blauw, merk: Oppo);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 2.057,66 (zegge: tweeduizend zevenenvijftig euro en zesenzestig eurocent), bestaande uit € 57,66 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de aanschafkosten cameradeurbel;
wijst af de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van een bedrag € 8.000,- aan immateriële schade.
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 2.057,66(hoofdsom,
zegge:
tweeduizend zevenenvijftig euro en zesenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.057,66 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
30 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
T.a.v. het feit tenlastegelegd onder parketnummer 10-278327-24
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 175,96 (honderdvijfenzeventig euro en zesennegentig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
3 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 november 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
10-065212-25
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 oktober 2024 tot en
met 25 februari 2025 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
door veelvuldig, althans een- of meermalen
- via sms en/of Whatsapp berichten naar die [slachtoffer] te sturen en/of
- te bellen naar die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] te achtervolgen en/of
- het kinderdagverblijf van de kinderen van hem, verdachte, en die [slachtoffer] te
bezoeken, althans zich op te houden in de omgeving van dat kinderdagverblijf en/of
- de woning van die [slachtoffer] te bezoeken, althans zich op de houden in de
omgeving van die woning en/of
- kennissen van die [slachtoffer] en/of [persoon A] te benaderen over die [slachtoffer]
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
10-278327-24
2
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te Capelle aan den IJssel,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en
munitie gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op
een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een
nabootsing van een vuurwapen, welke door vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoont met een Glock (17 GEN 4 Austria 9x19), voorhanden heeft gehad.