3.5.In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de bedrijfsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 8 augustus 2024 geconcludeerd dat eiseres op de datum in geding arbeidsgeschikt te achten is voor de maatstaf “zijn arbeid”, zijnde de geduide functies van de WIA-beoordeling van 15 december 2021. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen.
4. In beroep voert eiseres aan dat het medisch onderzoek niet volledig en niet zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (de rechtbank begrijpt: de bedrijfsarts bezwaar en beroep) heeft nagelaten om recente medische informatie op te vragen, terwijl bij eiseres sprake is van de Ziekte van Lyme, OSAS, ME/CVS en scoliose. Ook ontbreekt volgens eiseres een actuele en diepgaande beoordeling van haar psychische problematiek. Volgens eiseres was een multidisciplinair overleg ook noodzakelijk geweest, gezien de complexiteit van haar klachten en de gelaagdheid van haar medische aandoeningen. Zo is ten onrechte geen psychiater, revalidatiearts of andere behandelaar met expertise op het gebied van haar specifieke aandoeningen betrokken. In de FML wordt volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden met haar vermoeidheidsklachten, slaapproblemen, rugklachten en psychische klachten. De in het kader van de WIA-beoordeling geduide functies zijn ook niet meer geschikt voor eiseres, omdat haar medische situatie in de loop der jaren is verslechterd. Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
5. De wet- en regelgeving die van belang is voor deze zaak, staat in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling van het bestreden besluit
6. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat de in het kader van de WIA-beoordeling opgestelde FML en de daarop gebaseerde functies het uitgangspunt vormen in deze procedure. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad)volgt dat als de verzekeringsarts naar aanleiding van een nieuwe ziekmelding vaststelt dat de medische beperkingen van een betrokkene sinds de eerdere WIA-beoordeling niet zijn toegenomen, daarmee is gegeven dat de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht ook op de datum in geding voor betrokkene geschikt zijn. Deze vaststelling is dan voldoende om een weigering van ziekengeld op grond van artikel 19 van de ZW te kunnen dragen. Indien de medische beperkingen van betrokkene ten opzichte van de WIA-beoordeling op een of meer punten van de FML zijn toegenomen, dan moet worden beoordeeld in hoeverre dit consequenties heeft voor de geschiktheid van de oorspronkelijk bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies. Daarbij staat in het bijzonder ter beoordeling of het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen.
7. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, anamnese, psychisch onderzoek door de primaire arts, medisch onderzoek door de bedrijfsarts bezwaar en beroep tijdens de hoorzitting van 7 augustus 2024, het gestelde in het bezwaarschrift en de medische informatie afkomstig van de behandelend sector. Het medisch onderzoek heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank op zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De stelling van eiseres dat het UWV geen recente informatie heeft opgevraagd bij de behandelend sector ten aanzien van haar psychische klachten, leidt niet tot een ander oordeel. De arts van het UWV heeft in de rapportage van 23 mei 2024 gemotiveerd toegelicht dat geen verdere informatie is opgevraagd, omdat voldoende informatie in het dossier aanwezig was. Uit de rapportage van de bedrijfsarts bezwaar en beroep van 8 augustus 2024 blijkt dat tijdens de hoorzitting nieuwe medische informatie vanuit de curatieve sector is ingebracht, waaronder een brief van de praktijkondersteuner GGZ bij de huisarts, [persoon C] , van 19 juli 2024, waaruit blijkt dat eiseres wordt doorverwezen voor behandeling en diagnostiek bij de Basis-GGZ in verband met een vermoeden van een aanpassingsstoornis. Deze informatie is bij de heroverweging in bezwaar betrokken. Tijdens de zitting heeft het UWV toegelicht dat de bedrijfsarts bezwaar en beroep geen reden zag om meer informatie op te vragen vanuit de curatieve sector. Uit het dossier is ook niet gebleken dat eiseres op dat moment behandelingen volgde voor haar psychische klachten bij de GGZ. Ook blijkt niet dat door de bedrijfsarts bezwaar en beroep informatie zou zijn gemist, zodat er geen reden is om te twijfelen aan het medisch onderzoek. Daarnaast blijkt uit vaste rechtspraak van de Raaddat een (verzekerings-)arts in beginsel op zijn eigen oordeel mag varen. Het benaderen van de behandelend sector is alleen aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of als een betrokkene stelt dat de behandelend artsen een beredeneerd afwijkend standpunt hebben over de beperkingen. Die situatie heeft zich hier niet voorgedaan.
8. Ook de beroepsgrond van eiseres dat multidisciplinair overleg noodzakelijk zou zijn geweest, slaagt niet. In het verweerschrift van 13 oktober 2025 heeft het UWV gemotiveerd toegelicht dat de bedrijfsarts bezwaar en beroep geen aanleiding heeft gezien om een deskundige, zoals een psychiater of andere specialist, in te schakelen. Dit is alleen gebruikelijk als sprake is van onduidelijkheid over de situatie van een cliënt of om te onderzoeken of er nog behandelmogelijkheden zijn. Gelet op de gegeven toelichting en de rapportage van de bedrijfsarts bezwaar en beroep, volgt de rechtbank het UWV op dit punt.
9. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat in de FML onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten zodat de geduide functies niet meer passend zijn. In de rapportage van 8 augustus 2024 heeft de bedrijfsarts bezwaar en beroep overwogen dat door de primaire arts reeds voldoende rekening is gehouden met een verminderde belastbaarheid op basis van de psychische klachten, vermoeidheidsklachten en de pijnklachten van de wervelkolom in relatie tot de functiebelasting binnen de maatstaf. Volgens de bedrijfsarts bezwaar en beroep wordt de belastbaarheid op lichamelijk vlak niet overschreden gezien de aard van de maatstaf, die een geringe fysieke en energetische belasting kent zonder het hoeven hanteren van zware lasten, frequent buigen en/of de hele dagen achtereen (trap)lopen en/of staan. Daarnaast zijn de werkzaamheden ook passend bij de afgenomen psychische spankracht, omdat sprake is van onder andere voorspelbare, van tevoren afgebakende deeltaken zonder blootstelling aan conflicten of emotioneel belastende situaties in persoon, diepgaand klant- of patiëntcontact en/of het dragen van eindverantwoordelijkheid. De beperkte maatmanomvang van 17,01 uur per week biedt daarbij ook voldoende recuperatieruimte over de week. Volgens de bedrijfsarts bezwaar en beroep is er daarom ook geen objectiveerbare medische grondslag om een beperking op dit vlak te rechtvaardigen die zou leiden tot arbeidsongeschiktheid voor de maatstaf.
10. Gezien het bovenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat de in de FML van
9 december 2021 weergegeven beperkingen juist zijn. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om zelf nadere medische stukken in te brengen. Zij heeft hier ook gebruik van gemaakt. Deze medische stukken zijn reeds bij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek betrokken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres verder geen stukken heeft overgelegd die maken dat aan het oordeel van de bedrijfsarts bezwaar en beroep worden getwijfeld. Gelet op het zorgvuldig uitgevoerde verzekeringsgeneeskundige onderzoek en het feit dat geen twijfel bestaat over de juistheid van het medisch oordeel, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen, zoals door eiseres is verzocht.
11. Voor wat betreft namens eiseres tijdens de zitting naar voren is gebracht met betrekking tot de geduide functie telefonisch verkoper (outbound), heeft het UWV terecht opgemerkt dat dit een reservefunctie betreft. Slechts de eerste drie geduide functies vormen de maatstaf waarop de WIA-beoordeling gebaseerd is. Omdat het onderzoek naar oordeel van de rechtbank zorgvuldig is geweest, zijn de eerder geduide functies geschikt te achten voor eiseres.
12. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres met ingang van 16 mei 2024 geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat zij geschikt moet worden geacht voor ‘haar arbeid’, zijnde de eerder bij de WIA-beoordeling geduide functies.