ECLI:NL:RBROT:2025:13937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
11623016 CV EXPL 25 - 8094
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverdeling na echtscheiding en toeslagenaffaire

In deze zaak vordert eiseres de helft van een compensatiebedrag dat gedaagde heeft ontvangen van de Belastingdienst, omdat hij is aangemerkt als slachtoffer van de toeslagenaffaire. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat zij in de periode dat gedaagde de belastingschuld moest terugbetalen geen onderdeel uitmaakte van zijn gezin en daardoor geen hinder ondervond van de schulden. Eiseres had ook een geslaagd beroep gedaan op de compensatie voor ex-toeslagpartners, wat haar recht op de gevorderde helft van de compensatie ondermijnt. De kantonrechter oordeelt dat de compensatie niet in de huwelijksgemeenschap valt, omdat deze is toegekend na de ontbinding van het huwelijk. De rechter wijst de eisen van eiseres af en compenseert de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11623016 CV EXPL 25 - 8094
datum uitspraak: 10 oktober 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Berkel en Rodenrijs,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie
gemachtigde: mr. L.A.E. Timmer,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Bleiswijk,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie
gemachtigde: [naam].
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 juli 2024, met bijlagen;
  • het antwoord met voorwaardelijke eis in reconventie (tegeneis), zonder bijlagen;
  • de brief van [eiseres] van 13 maart 2025, met bijlagen;
  • de brief van [gedaagde] van 13 maart 2025, met bijlagen;
  • de brief van [eiseres] dat partijen zijn overeengekomen dat de zaak verwezen kan worden naar de kantonrechter;
  • het vonnis van rechtbank Rotterdam van 26 maart 2025 waarin zij de zaak naar de kantonrechter verwijst.
1.2.
Op 8 september 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [eiseres] met haar gemachtigde aanwezig alsook de vrouw van [gedaagde] die als zijn gemachtigde optreedt.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op [datum] met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Op 16 maart 2015 hebben zij een gezamenlijk verzoek ingediend bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant om de echtscheiding uit te spreken. Op 14 april 2015 is de echtscheiding uitgesproken en op 3 november 2015 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen hebben samen drie kinderen. In de jaren 2011 tot en met 2014 is er kinderopvangtoeslag (KOT) ontvangen. De toeslagen zijn door [gedaagde] aangevraagd en op zijn naam toegekend.
2.3.
[gedaagde] heeft een aanslag ontvangen van de Belastingdienst, op grond waarvan hij een bedrag van € 36.874,00 aan ontvangen toeslagen moest terugbetalen.
2.4.
In verband met een procedure tussen partijen hebben zij in 2018 afspraken gemaakt over de terugbetaling van de belastingaanslag. Afgesproken is dat [gedaagde] voor aflossing van deze schulden aan de Belastingdienst zou zorgen en dat [eiseres] een bedrag van € 8.000,00 aan [gedaagde] zou betalen, middels een betalingsregeling van € 100,00 per maand.
2.5.
In 2021 is een besluit genomen, waarbij aan [gedaagde] een compensatie is toegekend van € 30.000,00. Deze compensatie staat bekend als de Catshuisregeling en is bedoeld voor slachtoffers van de toeslagenaffaire. De tussen partijen getroffen betalingsregeling werd gestaakt. [eiseres] had op dat moment € 3.550,00 aan [gedaagde] betaald in het kader van de terugbetaling van de toeslagen.
2.6.
[eiseres] eist in deze procedure dat [gedaagde] de helft van de compensatie, dus een bedrag van € 15.000,00, met rente aan haar betaalt. Volgens haar valt de compensatie in de huwelijksgemeenschap, omdat deze ziet op de kinderopvangtoeslag die partijen hebben ontvangen over de huwelijksperiode. Om die reden komt volgens [eiseres] de helft van de door [gedaagde] ontvangen € 30.000,00 toe aan haar.
[eiseres] eist ook dat [gedaagde] wordt veroordeeld om bewijsstukken te overleggen van – kort samengevat – het in totaal door [gedaagde] ontvangen en eventueel nog te ontvangen compensatiebedrag. Tot slot eist [eiseres] een verklaring voor recht dat zij steeds gerechtigd is tot de helft van alle compensatiebedragen die [gedaagde] heeft of nog zal ontvangen en de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.7.
[gedaagde] betwist dat de compensatie in de huwelijksgemeenschap valt. Hij merkt op dat de compensatie die hij heeft ontvangen een vergoeding is voor het geleden leed ten tijde van de terugvorderingen van de belastingdienst. Het terugbetalen van de toeslag speelde pas na de scheiding en alleen [gedaagde] werd in dat kader aangesproken, waardoor [gedaagde] stelt dat [eiseres] de nadelige gevolgen van de toeslagenaffaire niet heeft ervaren. Zij is volgens hem dus terecht niet als gedupeerde aangemerkt. Het zou volgens [gedaagde] in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn als hij de helft van de compensatie aan [eiseres] moest voldoen. Bovendien heeft [eiseres] de aanspraak op de compensatie voor ex-toeslagpartners benut, waardoor zij al gecompenseerd is.
[gedaagde] hoeft de compensatie niet met [eiseres] te delen
2.8.
De kantonrechter wijst de eisen van [eiseres] af, omdat de ontvangen compensatie niet in de huwelijksgemeenschap valt. Dit wordt hierna uitgelegd.
De compensatie valt buiten de gemeenschap
2.9.
De vraag die hier moet worden beantwoord is of de compensatie heeft te gelden als nagekomen bate en daarom tussen partijen verdeeld moet worden. Dat is niet het geval. Uit de stellingen van partijen volgt niet dat sprake is geweest van het stopzetten van de kinderopvangtoeslag tijdens de duur van de huwelijksgemeenschap. Ook de aanslag die aan [gedaagde] is opgelegd dateert van na de peildatum waarop de huwelijksgemeenschap tussen partijen is ontbonden (16 maart 2015). Was dit anders geweest, dan zouden partijen hierover in het convenant al afspraken hebben gemaakt. In artikel 4.7 van het convenant hebben partijen niet meer afgesproken dan dat belastingaanslagen of teruggaven tot de peildatum worden gedeeld, ieder voor de helft.
Uit het voorgaande volgt dat de aanspraak van [gedaagde] op het bedrag van € 30.000,00 voortvloeit uit een handeling (het opleggen van een belastingaanslag) nadat de huwelijksgemeenschap al was ontbonden. Daarom is de compensatie geen nagekomen bate die alsnog verdeeld moet worden.
2.10.
Ook de stelling van [eiseres] dat ook haar leed is aangedaan, is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat [gedaagde] de compensatie met haar moet delen. De kantonrechter overweegt dat artikel 2.1 lid 1 van de Wet hersteloperatie toeslagen bepaalt dat de compensatie wordt toegekend aan de aanvrager van de kinderopvangtoeslag. Dat was in dit geval [gedaagde]. Dat de compensatie alleen voor [gedaagde] is, blijkt ook uit het feit dat er een Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen is gekomen. Deze wet is (onder andere) gericht op ex-partners die niet in aanmerking komen voor de compensatie van
€ 30.000,00. [1] Juist voor hen is een aparte compensatieregeling van € 10.000,00 in het leven geroepen. De kantonrechter begrijp dat deze regeling is bedoeld voor de situatie waarbij ex-toeslagpartners deelgenoot waren van de toeslagenproblematiek, maar die (nog) geen compensatie hebben ontvangen. [eiseres] behoort tot die groep. Zij heeft immers een deel van € 3.550,00 aan [gedaagde] betaald in het kader van de toeslagenproblematiek. [eiseres] heeft echter ook gebruik gemaakt van deze regeling en dit bedrag van € 10.000,00 is door haar ontvangen.
De stelling van [eiseres] dat ook aan haar kant sprake is geweest van leed, aangedaan door de Belastingdienst, geeft - voor zover dat zij dat zo bedoeld heeft - geen grondslag voor een vordering tegen [gedaagde]. Hij is niet degene die [eiseres] het leed heeft aangedaan, maar de Belastingdienst. Dat is inmiddels ook ingezien en om die reden is voornoemde ex-partnerregeling in het leven geroepen.
Geen belang bij gevorderde inzage van bewijsstukken en de verklaring voor recht
2.11.
Nu de kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] geen recht heeft op de door [gedaagde] ontvangen compensatie, vervalt het belang van [eiseres] voor de geëiste verklaring voor recht alsook voor de eis om bewijsstukken in dat kader te overleggen.
2.12.
Omdat een geldige grondslag voor de vorderingen van [eiseres] ontbreekt, worden deze afgewezen. De kantonrechter hoeft daarom niet te oordelen over de tegeneis van [gedaagde].
De kantonrechter compenseert de proceskosten
2.13.
De hoofdregel is dat de kosten in zaken tussen ex-echtgenoten worden gecompenseerd (artikel 237 Rv). De rechter ziet geen gronden om hiervan af te wijken. De kantonrechter bepaalt dan ook dat de partijen de eigen proceskosten dragen. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen van [eiseres] af;
3.2.
compenseert de proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.3.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
62574

Voetnoten

1.Zie de Memorie van Toelichting bij wetsvoorstel Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, in het bijzonder hoofdstuk 2