ECLI:NL:RBROT:2025:13989

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door een verzoeker met een aanzienlijke schuldenlast. De verzoeker had op 1 juli 2025 een verzoek ingediend om een vijftal schuldeisers, waaronder Zorg en Zekerheid en Hef Wonen, te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker een schuld van € 47.752,13 had, maar dat het aangeboden akkoord een nul-aanbod betrof, wat inhoudt dat er geen uitdeling aan de schuldeisers zou plaatsvinden. Tijdens de zitting op 22 oktober 2025 zijn de betrokken partijen gehoord, maar Hef Wonen is niet verschenen. Zorg en Zekerheid heeft het verzoek betwist en aangevoerd dat het niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat het verzoek niet aan de formele eisen voldeed.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de belangen van de schuldeisers, met name Hef Wonen en Zorg en Zekerheid, zwaarder wegen dan die van de verzoeker. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat het voorstel het uiterste is waartoe de verzoeker in staat moet worden geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verzoeker niet in staat was om te werken en dat de huidige afloscapaciteit niet blijvend was. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 29 oktober 2025
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [plaatsnaam],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 1 juli 2025, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een vijftal schuldeisers, te weten:
  • Intrum Nederland B.V., in behandeling bij Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso (hierna: Intrum);
  • Zorg en Zekerheid U.A. (hierna: Zorg en Zekerheid);
  • Splendid Computers, in behandeling bij Fiad B.V. Incasso (hierna: Splendid);
  • Hef Wonen;
  • Innova Energie, in behandeling bij Caminada & van Leeuwen Gerechtsdeurwaarders & Incasso B.V. (hierna: Innova);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Zorg en Zekerheid heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend.
Intrum heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 15 augustus 2025, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van Intrum wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
Splendid heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 21 augustus 2025, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van Splendid wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
Innova heeft voorafgaande aan de zitting, bij bericht van 21 augustus 2025, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van Innova wordt derhalve als ingetrokken beschouwd.
Ter zitting van 22 oktober 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw D. Ettalie, werkzaam bij Geldplein (hierna te noemen: schuldhulpverlening);
  • mevrouw J. Cok, werkzaam bij Ornithos.EU B.V. (hierna te noemen: beschermingsbewindvoerder)
  • [naam 1], werkzaam bij het Leger des Heils;
  • [naam 2] en [naam 3], beiden werkzaam bij Zorg en Zekerheid;
  • mevrouw mr. J. Roos, advocaat van Zorg en Zekerheid.
Hef Wonen is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vierentwintig schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en drieëntwintig concurrente schuldeisers met vierentwintig vorderingen. Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 47.752,13 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 9 januari 2025 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij geen uitdeling zal plaatsvinden aan de schuldeisers en de schuldeisers verzocht worden de betreffende schulden kwijt te schelden. Ten tijde van de brief van 9 januari 2025 betrof de schuldenlast € 48.037,90.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Volgens de brief van 9 januari 2025 heeft verzoeker een ontheffing van de sollicitatieplicht. Uit het bericht van 22 oktober 2025 en het verhandelde ter zitting volgt echter dat verzoeker niet is vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Hij heeft aan zijn verplichting voldaan door het nakomen van andere afspraken. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Tweeëntwintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Hef Wonen en Zorg en Zekerheid stemmen hier niet mee in. Hef Wonen heeft een vordering van
€ 5.964,65 op verzoeker. Zorg en Zekerheid heeft een vordering van € 9.184,64 op verzoeker.

3.Het verweer

Hef Wonen
In de contacten met schuldhulpverlening heeft Hef Wonen te kennen gegeven niet akkoord te gaan. Dit vanwege de kosten die gemoeid waren met een druggerelateerde ontruiming. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Hef Wonen geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.
Zorg en Zekerheid
Zorg en Zekerheid heeft het standpunt in genomen dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel moet worden afgewezen. Zij heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Zorg en Zekerheid heeft weliswaar het verzoekschrift dwangakkoord ontvangen, maar het verzoek om toepassing van de schuldsanering met bijlagen ontbrak. Voor zover het verzoek niet aan de formele eisen voldoet, dient het verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard. Verder geldt dat de weigering van Zorg en Zekerheid om in te stemmen, niet onredelijk is. Het aanbod is namelijk niet goed en betrouwbaar gedocumenteerd. Niet is gebleken dat schuldhulpverlening de vermogenspositie in kaart heeft gebracht. Zij hebben ook niet toegelicht dat verzoeker klaar was voor een nieuwe schuldregeling, terwijl Zorg en Zekerheid daar meermaals navraag over heeft gedaan. Eerder was verzoeker namelijk niet klaar voor een schuldregeling. Voorts is ook niet aangetoond dat het aanbod het maximaal haalbare is. Het is niet duidelijk dat de afloscapaciteit van verzoeker blijvend is. Aangezien er een 0%-aanbod is gedaan, heeft Zorg en Zekerheid (en ook de andere schuldeisers) er ook geen belang bij om in te stemmen. Zorg en Zekerheid hecht er voorts belang bij dat sprake is van een stabiele periode van 18 maanden. Een stabiele situatie zorgt er namelijk voor dat de kans op herhaling wordt geminimaliseerd. Daarbij geldt dat de vordering van Zorg en Zekerheid al in 2006 is ontstaan en verder opliep. Een concrete toelichting op het ontstaan van de problemen en de onderliggende persoonlijke en financiële tegenslagen ontbreekt. Het blijft dan ook onduidelijk waarom verzoeker nu wel klaar zou zijn voor een schuldregeling.

4.De beoordeling

De rechtbank gaat voorbij aan het ontvankelijkheidsverweer ten aanzien van Zorg en Zekerheid, gelet op het verzoekschrift en de daarbij gevoegde stukken.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Hef Wonen en Zorg en Zekerheid in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Hef Wonen en Zorg en Zekerheid bij hun weigering vast.
Vooropgesteld wordt dat de vordering van Hef Wonen en Zorg en Zekerheid een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 31,7 % daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat Hef Wonen en Zorg en Zekerheid in redelijkheid niet kon weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. De ontheffing die is vermeld in de aanbodbrief, is niet bij het dossier gevoegd. En er zijn ook geen andere (medische) stukken waaruit kan worden afgeleid dat er belemmeringen zijn om te werken. Bovendien volgt uit het bericht van 22 oktober 2025 dat verzoeker geen ontheffing heeft van de sollicitatieplicht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoeker niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoeker blijvend is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Hef Wonen en Zorg en Zekerheid als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om Hef Wonen en Zorg en Zekerheid te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer van Zorg en Zekerheid geen nadere bespreking.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025.