In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) van verzoeker, die een voorlopige voorziening vroeg om ontruiming van zijn huurwoning te voorkomen. Verzoeker had eerder op 22 september 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin hij vroeg om een moratorium van zes maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in een bedreigende situatie verkeert, aangezien er een vonnis tot ontruiming was uitgesproken op 16 juli 2025. Verzoeker heeft zijn huurtermijnen voor september en oktober 2025 voldaan en heeft voldoende inkomsten uit loondienst om de huur te blijven betalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.