ECLI:NL:RBROT:2025:13992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
FT RK 25/1725 - FT RK 25/1726
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurwoning en schuldsanering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 287b van de Faillissementswet (Fw) van verzoeker, die een voorlopige voorziening vroeg om ontruiming van zijn huurwoning te voorkomen. Verzoeker had eerder op 22 september 2025 een verzoekschrift ingediend, waarin hij vroeg om een moratorium van zes maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in een bedreigende situatie verkeert, aangezien er een vonnis tot ontruiming was uitgesproken op 16 juli 2025. Verzoeker heeft zijn huurtermijnen voor september en oktober 2025 voldaan en heeft voldoende inkomsten uit loondienst om de huur te blijven betalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummers]
uitspraakdatum: 29 oktober 2025
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [plaatsnaam],
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 22 september 2025, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 22 september 2025 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 22 oktober 2025.
Ter zitting van 22 oktober 2025 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw mr. S.G.H. Langeweg, advocaat van verzoeker;
  • mevrouw C.M. Doorenweerd, werkzaam bij RA Bewindvoering Nederland B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • [naam 1] en [naam 2], beiden werkzaam bij de stichting Stichting Maasdelta Groep, gevestigd te Spijkenisse (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker wil graag een oplossing voor zijn schuldenproblematiek. Hij heeft zich daarom gemeld bij RA Bewindvoering Nederland B.V.. Verzoeker werkte eerst als ZZP’er en kwam toen zonder inkomen te zitten. Verzoeker heeft zijn werkzaamheden als ZZP’er inmiddels gestaakt en heeft inkomsten uit loondienst. Hij heeft daarmee voldoende inkomsten om de huur te voldoen. Dit volgt ook uit het budgetplan. Ook is inmiddels sprake van beschermingsbewind. Daarmee wordt gewaarborgd dat de vaste lasten, waaronder de huur, tijdig en volledig worden voldaan. De huur van de maanden september en oktober 205 is voldaan. Ook de huur van november kan worden voldaan, aldus de beschermingsbewindvoerder.
De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat verzoeker goed meewerkt. Ook heeft zij inmiddels een saldo opvraag gedaan bij de schuldeisers. Zij zal namelijk het schuldhulpverleningstraject op zich nemen. In reactie op verweerster heeft verzoeker nog verklaard dat die uren verspreid waren over meerdere maanden. Dat had ook betrekking op zijn werk in loondienst. Verder erkent hij te hebben meegedeeld aan verweerster dat de gehele achterstand in zou lopen, maar dit heeft hij gezegd omdat hij zijn huis niet uit wou. Omdat hij dan geld van vrienden moeten lenen en dan weer schulden bij hen zou hebben, is het hier niet van gekomen.

3.Het verweer

Verweerster heeft ter zitting verklaard, dat zij ook liever heeft dat verzoeker uit de problemen komt. Nadat verweerster is gaan dagvaarden en vonnis is gewezen, heeft zij echter niks meer vernomen van verzoeker, tot zij de ontruiming aanzegde. Verzoeker had bovendien verklaard dat hij 300 uur had gewerkt. Ook had hij toegezegd de gehele achterstand in te lopen, maar dat is niet gebeurd.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2025 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 8 september 2025 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 23 september 2025 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 16 juli 2025 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft inkomsten uit loondienst. Daarmee heeft hij voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. Daarnaast is sprake van beschermingsbewind. Op die manier wordt gewaarborgd dat de huur tijdig en volledig zal worden voldaan. Verzoeker heeft bovendien de huur van oktober 2025 en september 2025 voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 16 juli 2025 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
22 september 2025;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025.