In deze zaak vordert de eiser, een verhuurder, ontruiming van een huurwoning en betaling van huurachterstand van de gedaagden, die zonder recht in de woning verblijven na het beëindigen van de huurovereenkomst op 2 oktober 2025. De gedaagden, een gezin met acht minderjarige kinderen, weigeren de woning te verlaten en stellen dat hun belang bij behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van de eiser bij ontruiming. De voorzieningenrechter oordeelt dat de huurovereenkomst is geëindigd en dat de gedaagden de woning moeten verlaten. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, maar de gevorderde dwangsom wordt afgewezen omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De eiser heeft recht op betaling van de huurachterstand, die op het moment van de mondelinge behandeling € 14.369,32 bedraagt, en de gedaagden worden ook veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding vanaf 2 december 2025. De gedaagden worden in de proceskosten veroordeeld, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.