ECLI:NL:RBROT:2025:13998

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
C/10/710600 / HA RK 25-1153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele zaak betreffende uithuisplaatsing minderjarige

Op 28 november 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan over het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich tegen de rechters in de hoofdzaak had gekeerd. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van de afwijzing van een aanhoudingsverzoek in een civiele zaak, waarin een spoedverzoek tot uithuisplaatsing van de minderjarige zoon van verzoekster aan de orde was. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een procesbeslissing is en dat deze beslissing op zichzelf geen grond kan vormen voor wraking. De motivering van de procesbeslissing kan ook niet als grond voor wraking dienen, tenzij deze blijk geeft van vooringenomenheid, wat in dit geval niet aan de orde was. Verzoekster had twee redenen opgegeven voor haar aanhoudingsverzoek, maar de wrakingskamer concludeerde dat de rechters geen partijdigheid hadden getoond. Het wrakingsverzoek werd afgewezen, en de wrakingskamer bepaalde dat een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaak niet in behandeling zou worden genomen, omdat verzoekster het middel van wraking voor een ander doel had gebruikt.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingkamer
Zaak- en rekestnummer: C/10/710600 / HA RK 25-1153
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 28 november 2025
op het verzoek van
[verzoekster],
woonplaats: Geervliet,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mrs. A.J. van Dijk,
A. Verweijen
H. Biemond,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank, locatie Rotterdam.
Aanwezig zijn mr. J. van den Bos, voorzitter, en mrs. A. Buizer en M.G.L. de Vette, rechters, bijgestaan door mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • verzoekster, door middel van een digitale beeld- en geluidverbinding met gebruikmaking van Microsoft Teams; en
  • mr. A.J. van Dijk.
Mrs. A. Verweij en H. Biemond hadden voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te kunnen verschijnen.
In deze zaak heeft een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Aansluitend op de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer – na een onderbreking voor beraad – mondeling uitspraak gedaan, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt.

1.De beoordeling

1.1.
Verzoekster heeft op 24 november 2025 een verzoek tot wraking gedaan. Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de civiele zaak met zaak- en rekestnummer C/10/706532 / JE RK 25-1880 (‘de hoofdzaak’). De hoofdzaak betreft een spoedverzoek van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot een machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige zoon van verzoekster. Het dossier van de hoofdzaak is ter beschikking gesteld aan de wrakingskamer.
1.2.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of – kort gezegd – uit de afwijzing van het verzoek van verzoekster om de mondelinge behandeling in de hoofdzaak aan te houden voortvloeit dat de rechters partijdig zijn of de schijn van partijdigheid hebben gewekt. De wrakingskamer is van oordeel dat geen sprake was van partijdigheid of de schijn daarvan.
1.3.
De beslissing van de rechters om het aanhoudingsverzoek van verzoekster af te wijzen, is een procesbeslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke procesbeslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de procesbeslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in het geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de hoofdzaak.
1.4.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de procesbeslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering. Dit is alleen anders als de motivering van de procesbeslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte woorden – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechters die haar hebben gegeven.
1.5.
De beslissing van de rechters om het aanhoudingsverzoek van verzoekster af te wijzen, moet worden bekeken tegen de achtergrond van dat verzoek. Verzoekster noemt in haar aanhoudingsverzoek twee redenen om de mondelinge behandeling in de hoofdzaak aan te houden.
1.5.1.
De eerste reden is dat verzoekster allerlei stukken aan het dossier van de hoofdzaak wil toevoegen. De wrakingskamer constateert echter dat de rechters in hun beslissing om het aanhoudingsverzoek af te wijzen geen enkele beslissing hebben genomen over of verzoekster al dan niet stukken aan het dossier van de hoofdzaak mag toevoegen. Anders gezegd, de rechters hebben verzoekster niet verboden stukken aan dat dossier toe te voegen en zij hebben ook niet geweigerd door verzoekster toegestuurde stukken aan dat dossier toe te voegen. Daaruit kan dan ook geen partijdigheid van de rechters in het nadeel van verzoekster worden afgeleid.
1.5.2.
Verzoekster noemt verder dat zij nog geen advocaat heeft gevonden die haar in de hoofdzaak kan bijstaan. Echter, aangezien de hoofdzaak een spoedverzoek betreft, dat verzoek al enige tijd bij de rechters in behandeling is en verzoekster ook al een redelijke termijn heeft gehad om zelf een advocaat te zoeken, is de wrakingskamer van oordeel dat geen sprake is van een situatie waarin de beslissing van de rechters om het aanhoudingsverzoek van verzoekster af te wijzen niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechters.
1.6.
De conclusie is dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
1.7.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoekster het indienen van het wrakingsverzoek heeft gebruikt om aanhouding van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak te bewerkstelligen. Door indiening van het wrakingsverzoek en de daarmee gepaard gaande schorsing van de procedure heeft verzoekster echter bewerkstelligd dat de mondelinge behandeling alsnog is uitgesteld, ondanks de afwijzing van het aanhoudingsverzoek van de rechters. Daarmee heeft verzoekster het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is bedoeld, namelijk om (de schijn van) partijdigheid van de rechters die de hoofdzaak behandelen aan de orde te stellen. De wrakingskamer bepaalt om die reden dat een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaak niet meer in behandeling wordt genomen.

2.De beslissing

De wrakingskamer:
2.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
2.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen.
Waarvan proces-verbaal,
de voorzitter