ECLI:NL:RBROT:2025:14051

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
10/125542-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag in vereniging met bewezenverklaring van openlijke geweldpleging en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag in vereniging, openlijke geweldpleging en wapenbezit. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de poging tot doodslag, maar veroordeling voor de openlijke geweldpleging en wapenbezit, met een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de openlijke geweldpleging werd wel bewezen verklaard. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelen een dreigende situatie creëerde voor het slachtoffer, wat leidde tot een escalatie van geweld. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van een vuurwapen, een Uzi, en munitie, wat ernstige risico's voor de veiligheid met zich meebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de in beslag genomen wapens onttrokken worden aan het verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/125542-25
Datum uitspraak: 27 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1 primair (poging doodslag in vereniging)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 subsidiair (openlijke geweldpleging)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De verdachte heeft het slachtoffer (hierna: [slachtoffer]) niet geschopt. Hij heeft slechts een trappende beweging richting [slachtoffer] gemaakt om hem weg te jagen. In de woorden van de verdachte ter zitting: “Ik wilde de-escaleren.” Dat er vervolgens jongens achter [slachtoffer] aan zijn gerend, was niet de bedoeling van de verdachte. De verdachte is op zijn beurt achter die jongens aangerend, maar was geen onderdeel van de groep die [slachtoffer] achtervolgde. Er is dus ook geen sprake geweest van nauwe en bewuste samenwerking met die groep. Uiteindelijk heeft de verdachte de jongens alleen nog gemaand om het slachtoffer met rust te laten.
4.2.2.
Beoordeling
Op 2 april 2025 staat een groep jongens tegenover [slachtoffer] en om hem heen. Van geweld is op dat moment geen sprake. Dan komt de verdachte in een auto aangereden. De verdachte stapt uit de auto, houdt zijn hand ter hoogte van zijn broeksband en loopt op [slachtoffer] af, die daarop achteruit loopt. Vervolgens maakt de verdachte -met een groep jongeren om zich heen- een trappende beweging naar het hoofd van [slachtoffer], waarop [slachtoffer] begint te rennen en de groep jongens hem achtervolgt. De verdachte rent vervolgens achter de groep aan en trekt een sprintje, waardoor hij een aantal jongens inhaalt. Uiteindelijk vlucht [slachtoffer] een achtertuin in. [slachtoffer] ziet er angstig uit. Op het moment dat het slachtoffer in de tuin staat, bevindt de verdachte zich samen met drie andere jongens tegenover deze tuin.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verdachte door op [slachtoffer] af te lopen en vervolgens -met een groep jongeren om zich heen- een trappende beweging in de richting van die [slachtoffer] te maken niet de-escalerend heeft opgetreden, maar juist escalerend. Door op [slachtoffer] af te lopen ontstond een dreigende situatie voor [slachtoffer] die er daarvoor niet was en die werd versterkt door de trappende beweging die de verdachte daarna maakte terwijl anderen daar omheen stonden.
Het is dus het handelen van de verdachte geweest waarmee de openlijke geweldpleging is aangevangen. De verdachte heeft zich daar vervolgens niet aan onttrokken, maar is juist met de andere jongens mee gaan rennen. Daarmee maakte de verdachte onderdeel uit van de groep die achter [slachtoffer] is aangerend en hem achtervolgde.
[slachtoffer] is een tuin in gegaan die aan het water grenst en waar je alleen kunt komen door redelijk wat klimbewegingen te maken. De omstandigheid dat hij voor zichzelf deze moeilijke uitweg heeft gezocht, en zich daar kennelijk toe genoodzaakt voelde, maakt dat kan worden geconcludeerd dat [slachtoffer] door de groep ook is opgejaagd. De rechtbank acht de ten laste gelegde openlijke geweldpleging dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Niet kan worden vastgesteld dat met een vuurwapen een of meer kogels in de richting van [slachtoffer] zijn geschoten, dus van dat onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2 (wapenbezit)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1 subsidiair
hij op
of omstreeks2 april 2025 te Rotterdam
openlijk, te weten, op
/aande Schalmei en
/ofZevenkampse Ring,
in elk geval op of
aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer], door
-
met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/ of in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer] afte vuren en/ofte schieten en/of
-
naarop/tegenhet hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] te
schoppen
en/ oftrappen en
/of
-
(in een groep
) (achter
)die [slachtoffer] aan te rennen en/of te achtervolgen en/of
op te jagen en
/of
- onderdeel uit te maken van een grote(re) groep ten opzichte van die [slachtoffer];
2
hij op
of omstreeks23 april 2025 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet,
geschikt om automatisch te vuren, van het merk IMI, model Uzi, kaliber 9 mm en
/of
- 2 patroonmagazijnen, zijnde onderdelen en/ of hulpstukken die specifiek bestemd
zijn voor (een) vuurwapen(s) en van wezenlijke aard zijn en
/of
- ( voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 Wet wapens
en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de
Categorie III, te weten meerdere kogelpatronen, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
2.
de eendaadse samenloop van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º of onderdeel 7º
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij het handelen van de verdachte het startpunt van het openlijk geweld vormde. Hij maakte immers -met een groep jongeren om zich heen- een trappende beweging naar het slachtoffer, waarna de situatie is geëscaleerd. Het slachtoffer is door de groep achtervolgd en opgejaagd. Deze achtervolging is pas geëindigd op het moment dat het slachtoffer zich in een tuin schuilhield. De verdachte had op een eerder moment afstand kunnen nemen van deze situatie, maar heeft dat niet gedaan. Openlijke geweldpleging is een ernstig feit, dat onveilige gevoelens bij de direct betrokkene, maar ook in de maatschappij teweeg kan brengen, zoals ook is gebleken uit de verklaring van de eigenaar van de tuin.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Als gevolg van de verdenking van openlijke geweldpleging is een doorzoeking gedaan van de woning van de verdachte, waarbij in zijn slaapkamer een automatisch wapen, een Uzi, is aangetroffen met een geluidsdemper, patroonhouders en munitie. Het is zeer zorgelijk dat de verdachte, een jonge jongen, in het bezit was van een vuurwapen dat is gemaakt om snel en veel dodelijk letsel te veroorzaken. Het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich, en dat geldt te meer voor een automatisch wapen als een Uzi. Illegaal wapenbezit dient dan ook krachtig te worden bestreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen wapen, de geluidsdemper, twee patroonhouders en de munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de door de officier van justitie ingediende vordering ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Wapen (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 1] 9Xl9mm met geluiddemper, uzi);
  • 1 STK Geluidsdemper (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 2] gemonteerd op uiz MSO2071NL, onbekend uzi);
  • 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 3] Patroonmagazijn uit uzi (kort), uzi 9xl9 mm);
  • 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 4] Patroonmagazijn Uzi lang, Onbekend / Uzi);
  • 20 STK Munitie (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 5], kogelpatronen);
  • 2 STK Munitie (Omschrijving: [proces-verbaalnummer 6], Hollow point).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en L.F.M. Venderbos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 2 april 2025 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/of in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer] heeft afgevuurd en/of geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2025 te Rotterdam
openlijk, te weten, op/aan de Schalmei en/of Zevenkampse Ring, in elk geval op of
aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer], door
- met een vuurwapen meerdere, althans een, kogel(s) op en/ of in de richting van het
lichaam van die [slachtoffer] afte vuren en/ofte schieten en/of
- op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] te schoppen
en/ of trappen en/ of
- ( in een groep) (achter) die [slachtoffer] aan te rennen en/of te achtervolgen en/of
op te jagen en/of
- onderdeel uit te maken van een grote(re) groep ten opzichte van die [slachtoffer];
2
hij op of omstreeks 23 april 2025 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet,
geschikt om automatisch te vuren, van het merk IMI, model Uzi, kaliber 9 mm en/of
- 2 patroonmagazijnen, zijnde onderdelen en/ of hulpstukken die specifiek bestemd
zijn voor (een) vuurwapen(s) en van wezenlijke aard zijn en/of
- ( voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 Wet wapens
en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de
Categorie III, te weten meerdere kogelpatronen, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad.