ECLI:NL:RBROT:2025:14060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
C/10/709281 / JE RK 25-2225 & C/10/708726 / JE RK 25-2161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 17 november 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken in de zaken van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, betreffende een minderjarige. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over hun middelengebruik en de gevolgen daarvan voor de verzorging van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig bedreigd wordt door de omstandigheden waaronder zij ter wereld is gekomen, waaronder het gebruik van drugs door de moeder tijdens de zwangerschap. De minderjarige verblijft momenteel in een netwerkpleeggezin bij de grootouders van vaderszijde. De kinderrechter heeft besloten dat de ouders gedurende een jaar onder toezicht moeten staan en dat de minderjarige voor drie maanden in een pleegzorgvoorziening geplaatst moet worden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat er binnen drie maanden meer duidelijkheid moet zijn over het perspectief van de minderjarige en de mogelijkheden voor een thuisplaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummers: C/10/709281 / JE RK 25-2225 & C/10/708726 / JE RK 25-2161
datum uitspraak: 17 november 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. N. Roos te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. N. Roos te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 28 oktober 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 30 oktober 2025;
  • de raadsrapportage van 7 november 2025, ontvangen op 7 november 2025;
  • de briefrapportage van de GI van 11 november 2025, ontvangen op
  • het door mr. N. Roos ter zitting overgelegde stuk (inzake informatie over urinecontrole op drugs).
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 november 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders van vaderszijde.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 september 2025 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 19 december 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 oktober 2025 de (eerdere) machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het netwerk, te weten bij grootouders vaderszijde, verlengd tot 18 november 2025.

3.De (aangehouden) verzoeken

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in het netwerk te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren (
zaaknummer C/10/708726 / JE RK 25/2161).
3.2.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin te verlenen voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren (
zaaknummer C/10/709281 / JE RK 25-2225).

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. [minderjarige] is heel jong en volledig afhankelijk. Zij heeft een medisch kwetsbare start gemaakt, waardoor zij veel zorg nodig heeft. Er bestaan tot op heden zorgen over het middelengebruik. De Raad stelt zich op het standpunt dat middelengebruik en de zorg voor een klein, kwetsbaar kind niet samen gaan. Er is op 6 november jl. amfetamine aangetroffen bij een urinecontrole van de moeder. De resultaten van het second opinion-onderzoek zijn nog niet bekend. De uitkomst van de urinecontrole heeft gemaakt dat het contact tussen de moeder en [minderjarige] wordt begeleid door de GI. De Raad hoopt dat er snel meer duidelijkheid is en dat er mogelijkheden zijn om de bezoeken uit te breiden. Er zullen regelmatig urinecontroles moeten plaatsvinden en er dient zicht te komen op de interactie tussen [minderjarige] en de ouders. Aan de hand daarvan kunnen verdere stappen worden gezet. Binnen een periode van drie maanden dient er duidelijkheid te zijn over het perspectief van [minderjarige] , gezien haar jonge leeftijd.
4.2.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad en deelt mee dat de omgang is uitgebreid naar aanleiding van de vorige zitting (met een uur per omgangsmoment). Er is besloten om de omgangsmomenten te observeren. Het lukt de ouders niet altijd om op de afspraken voor de omgang te verschijnen. Ook was sprake van een positieve urinecontrole bij de moeder. Hoewel de kinderrechter de opdracht heeft gegeven om de omgang uit te breiden, blijkt dit in de praktijk lastig te realiseren. Nu de uitkomst van het second opinion-onderzoek nog niet bekend is, gaat de GI uit van de positieve urinecontrole. Er is daarom op dit moment twee keer per week een omgangsmoment, onder begeleiding van de GI. Er is met de vertrouwensarts van Veilig Thuis overlegd over het medicatiegebruik van de moeder. De vertrouwensarts geeft aan dat de moeder, met de medicatie die zij slikt, niet voor een baby kan zorgen. Er zal in samenspraak met de moeder en haar huisarts gekeken moeten worden hoe de medicatie kan worden afgebouwd. Er zijn vanuit de GI geen zorgen over de basale zorg en de interactie tussen de ouders en [minderjarige] . Gezien wordt dat er sprake is van liefdevolle ouders, die goed bij haar aansluiten. Een gezinsopname is daarom niet passend. De zorg is met name gelegen in de positieve urinecontrole van de moeder, de betrouwbaarheid van de moeder en het stellen van de juiste prioriteiten door de moeder. De GI onderschrijft het standpunt van de Raad dat er binnen drie maanden duidelijkheid moet zijn voor alle betrokkenen over het perspectief van [minderjarige] . Er is op korte termijn een vaste jeugdbeschermer beschikbaar. Ook pleegzorg zal betrokken worden.
4.3.
Door en namens de ouders wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling. De ouders zien dit als een kans om te laten zien dat zij in staat zijn om voor [minderjarige] te zorgen. De zorgen liggen met name in het middelengebruik. De vraag is of die zorgen een uithuisplaatsing, een verstrekkende maatregel, rechtvaardigen. Er zijn immers geen zorgen over de verzorging van [minderjarige] door de ouders en hun opvoedvaardigheden. De omgangsmomenten verlopen goed. De vertrouwensarts van Veilig Thuis kan zonder dossierkennis niet concluderen dat de moeder door haar medicatiegebruik niet voor een baby kan zorgen. De moeder is in overleg met de huisarts haar medicatie aan het afbouwen. De ouders vinden de huidige frequentie van de omgang te beperkt. De moeder is niet op de laatste omgangsafspraak verschenen, omdat zij kort daarvoor een afspraak had voor een urinecontrole. Die kon zij niet verzetten. Hierdoor was het niet haalbaar om op tijd op de afspraak voor de omgang te verschijnen. Zij is op alle overige afspraken verschenen. De zorgen die er zijn kunnen gemonitord worden in het kader van de ondertoezichtstelling en er kan desnoods intensievere hulpverlening worden ingezet. Er dient rekening te worden gehouden met de hechting van [minderjarige] . Namens de ouders wordt primair verzocht om het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om de duur van de machtiging te beperken tot een maand om een vinger aan de pols te houden.

5.De beoordeling

Inzake de zaak met nummer C/10/709281 / JE RK 25-2225
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De ontwikkeling van [minderjarige] wordt ernstig bedreigd. [minderjarige] is geboren met forse onttrekkingsverschijnselen als gevolg van medicatie- en drugsgebruik door de moeder gedurende de zwangerschap. Hierdoor heeft [minderjarige] medisch gezien een kwetsbare start gemaakt en heeft zij enkele weken in het ziekenhuis moeten verblijven. Beide ouders kennen een verleden van verslavingsproblematiek. Er is sprake geweest van een gedeeltelijk ongecontroleerde zwangerschap. Tijdens de zwangerschap, ook nadat de moeder daarmee bekend was, en na de bevalling is bij de moeder sprake geweest van een positieve urinecontroles, waarbij (onder meer) cocaïne is aangetroffen. Naast haar verslaving(sverleden) heeft de moeder een lang verleden met ernstige psychiatrische klachten, waarvoor zij nog medicatie slikt. Hierdoor zijn er zorgen over haar in relatie tot de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . In verband met deze zorgen verblijft [minderjarige] sinds
15 oktober 2025 in een netwerkpleeggezin, te weten bij haar grootouders aan vaderszijde.
5.2.
[minderjarige] is door de omstandigheden waaronder zij ter wereld is gekomen een extra kwetsbare baby, die volledig afhankelijk is van haar opvoeders. Zij is gebaat bij een veilige opvoedomgeving, met betrouwbare en stabiele opvoeders. In de afgelopen periode is gestart met het observeren van de interactie tussen de ouders en [minderjarige] in de thuissituatie bij de netwerkpleegouders, zowel gezamenlijk als individueel. Dit is bedoeld om meer zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de ouders en de interactie tussen [minderjarige] en de ouders. Daarnaast is de omgang met twee uur in de week uitgebreid. Tijdens de observatiemomenten wordt gezien dat er sprake is van liefdevolle ouders. Er zijn geen zorgen over de directe verzorging van [minderjarige] en dat is heel positief.
5.3.
De zorgen liggen met name in het middelengebruik van de ouders, waarbij het vooral de vraag is of dit middelengebruik bij de moeder tot het verleden behoort of nog steeds aanwezig is, en het forse medicatiegebruik van de moeder voor haar psychische problemen. Daarnaast zijn er zorgen over de invloed hiervan op de betrouwbaarheid en stabiliteit van de moeder als ouder. Het is zorgelijk dat er onlangs (opnieuw) sprake is geweest van een positieve urinecontrole bij de moeder. De uitkomst van de urinecontrole wordt door de moeder betwist en er heeft daarom een tweede onderzoek plaatsgevonden, waarvan de uitkomst nog niet bekend is ten tijde van de zitting.
5.4.
Gelet op het voorgaande is er nog veel onzekerheid over de vraag of de ouders [minderjarige] de zorg kunnen bieden die zij nodig heeft. Daarom acht de kinderrechter een thuisplaatsing van [minderjarige] op dit moment niet aan de orde. Om te kunnen spreken van een stabiele en veilige thuissituatie is het nodig dat beide ouders gedurende langere tijd kunnen laten zien dat zij geen drugs gebruiken. Ook dient de moeder de GI inzicht te geven in het afbouwen van haar medicatiegebruik. Door de GI zal kunnen moeten worden bezien wat deze afbouw van medicatie met de moeder doet in haar functie als opvoeder van [minderjarige] . In de komende periode is het belangrijk dat de omgangsmomenten tussen [minderjarige] en de ouders worden gecontinueerd en, indien mogelijk, verder worden uitgebreid, mede gelet op het onderhouden van de gehechtheidsrelatie tussen de ouders en [minderjarige] . Uitbreiding van de omgangsmomenten is ook van belang om te kunnen observeren hoe de ouders het doen als zij voor langere tijd voor [minderjarige] zorgen. Het is belangrijk dat de ouders goed blijven samenwerken met de GI en de afspraken nakomen. Gelet op de zeer jonge leeftijd van [minderjarige] dient er binnen drie maanden meer duidelijkheid te zijn over het perspectief van [minderjarige] en de (on)mogelijkheden om toe te werken naar een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouders.
5.5.
De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (netwerk) verlenen voor de duur van drie maanden.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Inzake de zaak met nummer C/10/708726 / JE RK 25/2161
5.7.
Nu de kinderrechter het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling en tot uithuisplaatsing van [minderjarige] zal toewijzen, heeft de GI geen belang meer bij een beoordeling van het resterende verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Daarom zal de kinderrechter dit afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 17 november 2025 tot 17 november 2026;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 17 november 2025 tot 17 februari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2025 door
mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R. Spaans als griffier, en op schrift gesteld op 25 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.