ECLI:NL:RBROT:2025:14062

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
C/10/708593 / JE RK 25-2140
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling minderjarige door kinderrechter

Op 17 november 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor een periode van negen maanden. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedsituatie, waaronder huiselijk geweld en een instabiele woonomgeving. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door de instabiele opvoedsituatie en het gebrek aan samenwerking van de ouders met de hulpverlening. De kinderrechter heeft besloten de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met ingang van 17 november 2025 tot 17 augustus 2026. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn opgeroepen om samen te werken met de hulpverlening om de situatie van de minderjarige te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/708593 / JE RK 25-2140
datum uitspraak: 17 november 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op 17 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 november 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont met de vader in het netwerk, te weten bij de oom aan vaderszijde.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 augustus 2025 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 22 november 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. De voornaamste zorg is dat er al langere tijd sprake is van een instabiele opvoedsituatie voor [minderjarige] . Het gezin is vaak verhuisd. Ook zijn er zorgen over het huiselijk geweld tussen de ouders, waarvan [minderjarige] getuige is geweest. Het is positief dat er inmiddels sprake is van meer stabiliteit, nu [minderjarige] met de vader bij een oom aan vaderszijde verblijft. De moeder kan op dit moment, onder de huidige omstandigheden, niet voldoende beschikbaar zijn voor [minderjarige] . Er is sprake van beperkt contact tussen [minderjarige] en de moeder. Het is belangrijk dat de ouders gaan samenwerken met de hulpverlening en dat het perspectief met betrekking tot het verblijf van [minderjarige] duidelijk wordt. Een ondertoezichtstelling is bedoeld als ondersteuning voor de ouders en [minderjarige] .
4.2.
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad. Er is sprake van een goede samenwerking met de vader. Hij geeft openheid van zaken en inzicht aan de GI. In de afgelopen periode is er geen samenwerking met de moeder tot stand gekomen. De moeder wil enkel hulp bij het vinden van een woning, maar wenst verder geen bemoeienis van de GI. Er zijn zorgen over de instabiliteit van de moeder. Voor de toekomst is er nog veel onduidelijk. Huisvesting en een stabiele plek voor [minderjarige] zijn belangrijk. Er is urgentie aangevraagd voor een woning. Er bestaat onduidelijkheid over de relatie tussen de ouders en of zij al dan niet bij elkaar blijven. De jeugdbeschermer die betrokken was in het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling zal de vaste jeugdbeschermer worden als er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken.
4.3.
De vader betwist de door de Raad beschreven zorgen. Er zijn conclusies getrokken op basis van rapportages van opvangplekken, die de ouders nooit hebben kunnen inzien. Er is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De vader stelt zich op het standpunt dat een ondertoezichtstelling niet nodig is.
4.4.
De moeder heeft aangevoerd dat huisvesting het belangrijkste is dat moet worden aangepakt. Zij vindt een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet nodig.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De ontwikkeling van [minderjarige] wordt ernstig bedreigd. Er is sprake van een instabiele opvoedsituatie, waarbij het gezin in de afgelopen jaren meerdere keren van woonplek is veranderd. Hierdoor heeft [minderjarige] ook meerdere keren van school moeten wisselen. In verband met schulden is het gezin uit huis gezet. Nadien zijn zij twee keer uit een opvanglocatie gezet, waardoor zij momenteel niet over een vaste woonplek beschikken. Er is een urgentieverklaring aangevraagd, maar het is tot op heden niet gelukt om een zelfstandige woonruimte te vinden. Een andere zorg is dat [minderjarige] getuige is geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. Het is verontrustend dat de ouders niet (h)erkennen dat de laatste jaren voor [minderjarige] zeer belastend zijn geweest. Beide ouders lijken de zorgen over wat dit alles met [minderjarige] doet niet te zien of deze te bagatelliseren. De ouders zijn daarnaast door hun eigen zorgen op dit moment onvoldoende emotioneel beschikbaar voor [minderjarige] .
5.2.
Het is positief dat [minderjarige] en de vader momenteel samen in het netwerk kunnen verblijven. Er is ambulante spoedhulp ingezet voor de vader en [minderjarige] . Het ontbreekt op dit moment aan een vaste omgangsregeling van [minderjarige] met de moeder. De moeder mijdt zorg en is wantrouwend. Zij staat niet open voor hulpverlening, waardoor het ontbreekt aan samenwerking tussen de moeder en de GI. In de komende periode is het belangrijk dat de moeder gaat samenwerken met de GI, zodat er afspraken gemaakt kunnen worden, onder meer met betrekking tot de omgang met [minderjarige] . Ook is het belangrijk dat de ouders worden ondersteund bij het vinden van passende woonruimte, mogelijk weer in een vorm van begeleid wonen. De kinderrechter acht de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk om de belangen van [minderjarige] voorop te laten stellen, de juiste hulp in te zetten en te monitoren in hoeverre het ouders in de komende periode lukt om [minderjarige] de veiligheid en stabiliteit te bieden die zij nodig heeft. De kinderrechter zal [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden.
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 17 november 2025 tot 17 augustus 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2025 door
mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R. Spaans als griffier, en op schrift gesteld op 25 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.