ECLI:NL:RBROT:2025:1416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
11366028 CV 24-4724
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en ontbinding van de koopovereenkomst wegens gebreken aan geleverde meubels

In deze zaak heeft eiser, een consument, meubels gekocht bij gedaagde, die handelt onder de naam '[naam winkel 1]'. Eiser heeft een dubbel bankstel, een salontafel en een eettafel met zes stoelen aangeschaft, maar de meubels vertoonden kort na de levering gebreken. Eiser heeft geprobeerd contact op te nemen met gedaagde om de gebreken te verhelpen, maar zonder succes. Gedaagde betwist dat hij de overeenkomst is aangegaan en stelt dat zijn broer de meubels heeft verkocht. Eiser heeft uiteindelijk de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en eist terugbetaling van de koopprijs, evenals buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde wel degelijk partij is bij de koopovereenkomst, aangezien hij de meubelwinkel dreef en de meubels onder zijn naam zijn verkocht. De rechter stelt vast dat de meubels niet aan de overeenkomst hebben beantwoord en dat gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen om de gebreken te herstellen of de meubels te vervangen. De ontbinding van de overeenkomst wordt bevestigd, en gedaagde wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs, inclusief rente en incassokosten. Tevens worden de proceskosten aan gedaagde opgelegd, omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiser direct recht heeft op de betaling, ook als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11366028 CV EXPL 24-4724
datum uitspraak: 30 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. C.L. Berkel,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [naam winkel 1] ,
vestigingsplaats [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 oktober 2024, met bijlagen 1-5;
  • de zittingsaantekeningen van de rolzitting van 31 oktober 2024 van het mondelinge verweer van [gedaagde] .
1.2.
Op 20 januari 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiser] en zijn vrouw, [naam 1] , met mr. C.L. Berkel;
  • [gedaagde] met zijn zoon, [naam 2] , die ook vertaalt.

2.De zaak in het kort

[eiser] heeft meubels gekocht bij [gedaagde] . [gedaagde] betwist tevergeefs dat hij de overeenkomst is aangegaan. [eiser] is consument. De meubels beantwoorden niet aan de overeenkomst. [gedaagde] had de meubels moeten herstellen of vervangen. Dat heeft hij niet gedaan. Daarom kan [eiser] de koopovereenkomst ontbinden. [gedaagde] moet de koopprijs terugbetalen.

3.De feiten

3.1.
Volgens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 14 december 2023 drijft [gedaagde] sinds 1 juli 2022 een meubelwinkel onder de naam “ [naam winkel 1] ”. De onderneming is ingeschreven onder KvK-nummer [KvK-nummer 1] . De onderneming is gevestigd te [vestigingsplaats] . Het bezoekadres is [adres 1] .
3.2.
[eiser] heeft met zijn echtgenote in augustus 2023 in een winkel in [plaatsnaam 1] een dubbel bankstel, een salontafel en een eettafel met 6 stoelen gekocht. Zij zijn daar te woord gestaan door een broer van [gedaagde] . [eiser] heeft in de winkel een bedrag van € 1.250,00 aanbetaald.
3.3.
De meubels zijn op of omstreeks 1 september 2023 geleverd. Bij levering heeft [eiser] in contanten nog eens een bedrag betaald van € 2.400,00. In totaal heeft [eiser] dus een koopprijs van € 3.650,00 betaald.
3.4.
Bij aflevering aan zijn huisadres heeft [eiser] een ongedateerde afleverbon gekregen, waarop is voorgedrukt:
“ [naam winkel 1]
[adres 1]
KvK nr. [KvK-nummer 1] ”
3.5.
Op de bon is een stempel gezet met de tekst:
“ [naam winkel 2]
KVK: [KvK-nummer 2]
(…)
[adres 2] ”
3.6.
De meubels vertoonden kort na de levering gebreken. Een bank is doorgezakt. Van een andere bank is een poot gebroken. De salontafel en de eettafel zijn versierd met beslag dat niet van messing bleek te zijn, maar van een ander metaal dat is verkleurd. De bekleding van de banken en van de eetkamerstoelen laat los.
3.7.
De echtgenote van [eiser] heeft binnen een week na de levering telefonisch over de gebreken geklaagd. Zij heeft toen gesproken met de broer van [gedaagde] . Dat gesprek heeft niet tot herstel van de gebreken geleid. Na dit eerste telefoongesprek is het [eiser] niet meer gelukt om contact te krijgen met [gedaagde] of met zijn broer.
3.8.
Bij brieven van 4 januari en 5 februari 2024 heeft mr. Berkel namens [eiser] geschreven dat de meubels niet aan de koopovereenkomst beantwoordden. Hij heeft [gedaagde] voorgehouden dat [eiser] de koopovereenkomst wenst te ontbinden als er geen oplossing wordt gevonden. [gedaagde] heeft niet op de brieven gereageerd. [gedaagde] heeft de koopprijs niet terugbetaald.
3.9.
Tijdens de rolzitting op 31 oktober 2024 heeft [gedaagde] verklaard dat hij heeft aangeboden om de meubels om te ruilen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] eist samengevat om [gedaagde] te veroordelen om aan hem te betalen:
  • € 3.650,00 met rente vanaf 1 september 2023;
  • € 490,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten met rente;
  • en om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. [eiser] is consument. Hij heeft meubels gekocht die niet aan de koopovereenkomst beantwoorden. De gebreken zijn niet hersteld en de meubels zijn niet vervangen. [eiser] heeft de koop buitengerechtelijk ontbonden en hij heeft recht op terugbetaling van de koopprijs.
4.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Niet [gedaagde] maar de broer van [gedaagde] heeft [eiser] de meubels verkocht. Als [eiser] zijn geld terug wil, moet hij niet bij [gedaagde] zijn. [gedaagde] is wel bereid om de meubels om te ruilen.

5.De beoordeling

[gedaagde] is partij bij de koopovereenkomst
5.1.
[gedaagde] betwist dat hij met [eiser] een koopovereenkomst heeft gesloten. De broer van [gedaagde] had een eigen meubelwinkel op hetzelfde adres. Mogelijk heeft zijn broer de overeenkomst gesloten. [gedaagde] betwist ook de koopprijs te hebben ontvangen.
5.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat [gedaagde] in augustus 2023 onder de naam “ [naam winkel 1] ” een meubelwinkel dreef op het adres [adres 1] en ook dat hij toen als eigenaar van [naam winkel 1] op dat adres in het handelsregister stond ingeschreven. Op de afleverbon die [eiser] bij aflevering van de meubels heeft gekregen, stonden de naam (“ [naam winkel 1] ”), het adres (“ [adres 1] ”) en het KvK-nummer ( [KvK-nummer 1] ) van de onderneming van [gedaagde] vermeld.
5.3.
[gedaagde] kan daarom niet aan [eiser] tegenwerpen dat hij bij het aangaan van de koopovereenkomst met [eiser] niet door zijn broer werd vertegenwoordigd, maar dat zijn broer onder de naam “ [naam winkel 1] ” voor zichzelf overeenkomsten aanging. Dat op de bon ook een stempel is gezet met een ander adres en een ander KvK-nummer maakt dit niet anders. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij ook een winkel in [plaatsnaam 2] had. [gedaagde] is partij bij de koopovereenkomst.
De meubels beantwoorden niet aan de koopovereenkomst
5.4.
[eiser] is een consument. Op grond van artikel 7:18 lid 2 BW wordt bij een consumentenkoop vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van wat is overeengekomen zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart. Dat vermoeden is weerlegbaar, maar [gedaagde] heeft niet betwist dat de meubels bij aflevering niet aan de overeenkomst hebben beantwoord. Daardoor staat vast dat de dat de meubels bij aflevering niet aan de overeenkomst hebben beantwoord.
De overeenkomst is op 15 oktober 2024 ontbonden
5.5.
[eiser] had recht op herstel of vervanging van de meubels binnen een redelijke termijn. [gedaagde] heeft weliswaar aangeboden om de meubels te ruilen, maar dat was meer dan een jaar na de levering en pas nadat de dagvaarding was uitgebracht. Dat is geen redelijke termijn. [gedaagde] is daarom tekortgekomen in zijn verplichting om de meubels te herstellen of te vervangen en in dat geval heeft [eiser] recht om de koopovereenkomst te ontbinden. Verzuim is daarvoor niet vereist. Mr. Berkel heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de verklaring in de dagvaarding op pagina 5 (“Door het uitblijven van enige reactie en gezien het verloop van de tijd heeft [eiser] inmiddels de bevoegdheid om de voorliggende overeenkomst te ontbinden (…)”) in samenhang met de vordering (terugbetaling van de koopprijs) begrepen moet worden als buitengerechtelijke ontbinding. De kantonrechter oordeelt dat de koopovereenkomst door die verklaring per 15 oktober 2024, de dag van de dagvaarding, buitengerechtelijk is ontbonden.
[gedaagde] moet de koopprijs terugbetalen
5.6.
De verbintenissen over en weer moeten ongedaan worden gemaakt. Dat betekent dat [gedaagde] de koopprijs moet terugbetalen en daartoe zal hij worden veroordeeld. [eiser] moet de meubels terugsturen aan [gedaagde] op kosten van [gedaagde] . Desgewenst kan [gedaagde] de meubels op afspraak bij [eiser] komen ophalen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 490,00 betalen
5.7.
De incassokosten van € 490,00 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
5.8.
De rente wordt toegewezen vanaf de datum van ontbinding, 15 oktober 2024, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat rente moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). [eiser] procedeert op basis van een toevoeging. De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 140,05 aan dagvaardingskosten, € 87,00 aan griffierecht, € 476,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 238,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 838,05. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
5.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 3.650,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 15 oktober 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 490,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 838,05, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.D. Olden en uitgesproken op de openbare terechtzitting door de rolrechter.
[3669]