In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], vertegenwoordigd door mr. S.A. Chedie, en Stichting Havensteder, vertegenwoordigd door mr. S.F. Dik. De eiseres huurt sinds 7 november 2023 een woning van Havensteder en heeft herhaaldelijk geklaagd over gebreken, waaronder problemen met de verwarming en het ontbreken van warm water. Ondanks eerdere communicatie en tijdelijke oplossingen van Havensteder, zoals het plaatsen van losse kachels en een tijdelijke boiler, zijn de problemen niet naar tevredenheid opgelost. Eiseres vorderde in kort geding een huurprijsvermindering vanwege het gederfde woongenot. Tijdens de zitting op 19 augustus 2025 zijn afspraken gemaakt over de noodzakelijke werkzaamheden, maar eiseres heeft haar vordering tot huurprijsvermindering gehandhaafd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor de vordering tot huurprijsvermindering, omdat Havensteder inmiddels de benodigde werkzaamheden heeft uitgevoerd. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is genomen met inachtneming van de omstandigheden en het feit dat beide partijen in het ongelijk zijn gesteld.