ECLI:NL:RBROT:2025:14176

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
CIV-710123_26112025
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 26 november 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de eerder verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, die op 14 november 2025 was gegeven, gehandhaafd tot 12 december 2025. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedsituatie. De kinderen verblijven momenteel in een crisisopvang en hebben eerder in een onveilige thuissituatie gewoond. Tijdens de zitting op 26 november 2025 zijn de ouders, hun advocaat en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de kinderen naar hun mening gevraagd, waarbij [minderjarige 2] een gesprek heeft gevoerd. Er zijn signalen van huiselijk geweld en de ouders ontkennen deze beschuldigingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er veel onduidelijkheid is over de opvoedsituatie en dat nader onderzoek noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk op 8 december 2025 te rapporteren over de stand van zaken en heeft een vervolgdatum voor de behandeling van het verzoek vastgesteld op 11 december 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/710123 / JE RK 25-2347
Datum uitspraak: 26 november 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder] en [naam vader],
hierna te noemen de ouders,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Kara, kantoorhoudende in Rotterdam,

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de (spoed)beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van
14 november 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 november 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 1] en [naam 2] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 2] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 2] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [minderjarige 1] heeft vlak voor aanvang van de zitting aan de vertegenwoordiger van de GI een berichtje gestuurd, waarin zij haar mening heeft gegeven dat door de GI ter zitting is doorgegeven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op een groep in de crisisopvang. Hiervoor woonden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouders.
2.3.
Bij beschikking van 10 juni 2025 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
verlengd tot 15 juni 2026.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 november 2025 een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 14 november 2025 voor de duur van vier weken, te weten tot 12 december 2025. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De GI verzoekt aansluitend op de verleende spoedbeslissing van
14 november 2025 een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting haar verzoek gehandhaafd. Er zijn zorgelijke signalen over de opvoedsituatie bij de ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen niet thuis blijven wonen. De GI ziet een patroon ontstaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vertellen dat er zorgelijke dingen in de thuissituatie plaatsvinden, waarop zij uit huis worden geplaatst. Op de opvanglocatie geven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan dat zij een sterke wens hebben om weer naar huis terug te keren. Zij lopen weg of worden weer thuis geplaatst. Deze vicieuze cirkel kan vanuit de thuissituatie niet worden doorbroken. Bovendien zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wisselend in hun verlangens. De GI doet niet aan waarheidsvinding, maar zelfs als de dingen die de kinderen benoemen verzonnen zijn, is de situatie ernstig. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uiten wel degelijk dat er sprake is van huiselijk geweld. Zij vertellen dat de vader hen in het gezicht heeft geslagen en hebben een foto getoond waarop letsel is te zien. Ook was er eerder een contactverbod met de vader. Daarbij komt dat de ouders ook wisselend reageren of de kinderen wel of niet welkom zijn thuis. Een hulpverlener met zowel een Nederlandse als Afghaanse achtergrond was gestart. Vanwege een dreigende houding van de vader durfde deze persoon echter niet meer op huisbezoek als de vader aanwezig was. De hulpverlening is dus gestopt. Wel is het Expertisecentrum Seksualiteit, Sekswerk en Mensenhandel (ESSM) betrokken.
Er zijn veel wisselingen in verblijfplaats en school geweest. Dit is schadelijk voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het doel is dat zij in een rustige, stabiele situatie kunnen verblijven. Vanuit deze plek kunnen zij een behandeling starten en zich op een gezonde manier ontwikkelen. Daarbij is het belangrijk dat er aandacht is voor een goed contact met de ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen (wettelijk gezien) achtentwintig dagen op de crisisplek verblijven. Daarna moet er een vervolgplek zijn. Met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is besproken dat een kamertraining op dit moment niet passend is. Dit wordt lastig als zij iedere keer weglopen. Na dit gesprek hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich beter aan de regels gehouden. Morgen vindt een gesprek met de zorgverleners van regio Rotterdam plaats over een verder plan van aanpak en een vervolgplaatsing. Misschien is een traject voor begeleid wonen een goede tussenstap.
Namens en door de ouders is verweer gevoerd tegen het verzoek. Een uithuisplaatsing heeft geen meerwaarde. Er is geen discussie over het patroon dat in de afgelopen drie jaar is ontstaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn verschillende keren uit huis geplaatst geweest, waarbij zij zowel op open als op gesloten groepen verbleven. De focus ligt nu op het huiselijk geweld en de dreiging vanuit de vader. De vader ontkent dat hij de kinderen heeft geslagen. Ook zegt hij dat hij niet naar de school van de kinderen is gegaan. Er wordt naar een foto verwezen waarop letsel is te zien. Dit roept verschillende vragen op. Waarom is bijvoorbeeld niet onderzocht of de foto wel echt is en waarom is het niet met de ouders besproken? Het contactverbod had alleen betrekking op het contact tussen de vader en de moeder. De ouders erkennen dat zij ruzies hebben. Ondanks hun onderlinge dynamiek zijn zij in staat hun verantwoordelijkheden als ouders op zich te nemen. Met de twee jongere kinderen gaat het goed. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben erkend dat zij hebben verzonnen dat de vader hen heeft geslagen. Wat is er aan de hand dat de kinderen zo ver gaan? [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben lak aan regels en lopen regelmatig weg, ook vanuit een gesloten setting. Op de crisisopvang zijn ze al twaalf keer als vermist opgegeven. Ze komen nog steeds (te) laat terug op de groep. De ouders maken zich echt zorgen. Een uithuisplaatsing in een open setting gaat niets veranderen. De ouders willen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer thuis komen wonen, zodat er meer toezicht is. In de afgelopen periode is hulp onvoldoende van de grond gekomen. Er dient een concreet plan van aanpak te zijn. De ouders hebben - buiten de zittingen om - nauwelijks contact gehad met de GI, terwijl een nauwe samenwerking nodig is.
Ook moet worden onderzocht hoe het komt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] structureel weglopen, liegen en hoe zij over geld beschikken, terwijl ze niet werken. Dit is zorgelijk.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er veel onduidelijkheid is over de opvoedsituatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouders. De kinderen en de ouders hebben tegenstrijdige visies. Wel staat vast dat de politie ten tijde van het spoedverzoek de situatie als onveilig beschouwde, waarbij er sprake was van onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Op dit moment zijn er nog ernstige zorgen.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de verleende spoedmachtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpverlener, tot
12 december 2025, gehandhaafd dient te blijven.
5.2.
De kinderrechter acht zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen nemen op het verzoek om - aansluitend op de verleende spoedmachtiging - een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van zes maanden. Daarom zal de kinderrechter het verzoek aanhouden tot hierna genoemde zittingsdatum.
Naast de ernstige zorgen over de opvoedsituatie bij de ouders roept de melding bij de politie van 13 november 2025 verschillende vragen op. De kinderrechter constateert dat de informatie van de politie erg summier is en dat het dossier onvolledig lijkt.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld dat er sprake zou zijn van huiselijk geweld maar zij zijn wisselend in hun wens om al dan niet terug naar huis te gaan. De ouders daarentegen zijn van mening dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dingen hebben verzonnen. De vader zegt dat hij de kinderen niet heeft geslagen. Uit het gezinsplan komt verder naar voren dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] - zowel bij de ouders thuis als op de diverse opvanglocaties - hun eigen gang gaan en zich niet aan de regels houden. De vraag is waar het zorgelijke gedrag van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vandaan komt. Nader onderzoek is noodzakelijk.
Daarnaast is het van belang dat wordt bekeken welke vorm van hulpverlening op korte termijn kan worden ingezet. Het is positief dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] vanaf volgende week weer naar school gaan en zij dus weer een dagbesteding hebben. Nu de crisisplek binnenkort komt te vervallen en een kamertrainingscentrum (KTC) niet geschikt lijkt te zijn voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zal er snel meer duidelijkheid moeten komen over een passende vervolgplek. Is dat met (veel) hulpverlening in de thuissituatie, in een pleeggezin of op een plek in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder? Op 27 november 2025 zal de GI met de zorgverleners uit de regio in gesprek gaan over een verder plan van aanpak en een (eventuele) vervolgplaatsing. Het is zeer noodzakelijk dat er stabiliteit en rust in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komt.
De GI wordt verzocht om uiterlijk op
8 december 2025 vóór 12.00 uurte rapporteren over de stand van zaken van dat moment, met afschrift aan de ouders en hun advocaat, en aan te geven of het resterende verzoek wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de spoedbeslissing van 14 november 2025, waarbij een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot
12 december 2025 is verleend, in stand;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de ouders en de advocaat op te verschijnen tijdens de zitting van mr. A. Verweij van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam,
in het gerechtsgebouw aan Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam, op
11 december 2025 te 15:45 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
6.3.
verzoekt de GI om uiterlijk op 8 december 2025 vóór 12.00 uur te rapporteren over de stand van zaken van dat moment, met afschrift aan de ouders en hun advocaat, en aan te geven of het resterende verzoek wordt gehandhaafd;
6.4.
bepaalt dat deze beschikking geldt als oproep voor de zitting;
6.5.
vraagt de griffier [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te roepen voor een gesprek met de kinderrechter.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025 door
mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van E.N. Laurensse als griffier, en op schrift gesteld op 4 december 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.